ECLI:NL:GHAMS:2019:176
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, [de minderjarige], geboren in 2010, uit de relatie van de moeder en de vader. De vader, die in hoger beroep is gekomen tegen de beschikking van de kinderrechter van 20 juni 2018, verzoekt om vernietiging van de ondertoezichtstelling die door de Raad voor de Kinderbescherming was verzocht. De moeder en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam zijn ook betrokken in deze procedure.
Het hof heeft vastgesteld dat de vader en de moeder gezamenlijk het gezag uitoefenen over [de minderjarige], die bij de vader woont. De vader heeft in hoger beroep aangevoerd dat er geen sprake is van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [de minderjarige] en dat de zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming niet voldoende onderbouwd zijn. De Raad heeft zich zorgen gemaakt over de alcoholproblematiek van de moeder en de conflictueuze relatie tussen de ouders, die mogelijk een negatieve invloed op [de minderjarige] zou kunnen hebben.
Na het horen van de betrokken partijen en het bestuderen van de stukken, concludeert het hof dat er onvoldoende bewijs is dat [de minderjarige] op dit moment of ten tijde van de bestreden beschikking in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Het hof oordeelt dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet aanwezig zijn en vernietigt de beschikking van de kinderrechter. Het verzoek van de Raad om [de minderjarige] onder toezicht te stellen wordt afgewezen.