ECLI:NL:GHAMS:2019:1747

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
27 mei 2019
Zaaknummer
23-002222-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake voorbereidingshandelingen voor invoer van cocaïne met zeilschip

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van bepaalde tenlasteleggingen, maar het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. De zaak betreft voorbereidingshandelingen voor de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne met een zeilschip, genaamd Andromeda. De verdachte heeft samen met medeverdachten afspraken gemaakt en ontmoetingen gehad om de cocaïne te kopen en te vervoeren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het voorbereiden van de invoer van cocaïne, het witwassen van geld en het vervalsen van reisdocumenten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden. Het hof heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en de ernst van de feiten. De verdachte heeft zich gedurende een lange periode beziggehouden met criminele activiteiten in georganiseerd verband, wat heeft geleid tot een aanzienlijke straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002222-16
datum uitspraak: 21 mei 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 31 mei 2016 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
15-973023-12 (hierna: zaak A) en 15-973003-16 (hierna: zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
[adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 juni 2017, 18 juli 2017, 12, 13, 14, 21 en 22 maart 2019 en 7 mei 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak A onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Zaak A
feit 1hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 april 2012 tot en met 14 januari 2014 te Almere en/of Hippolytushoef en/of Velsen-Zuid en/of Hoorn en/of Den Oever en/of Amsterdam, althans in Nederland en/of Denemarken en/of Spanje en/of Venezuela en/of Curacao, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, om een feit, als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen;
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn, en/of
- zich en/ of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/is hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen:
- afspraken gemaakt en/of ontmoetingen gehad en/of (al dan niet in versluierd taalgebruik) telefoongesprekken en/of besprekingen en/of onderhandelingen gevoerd met en/of inlichtingen en/of aanwijzingen en/of opdrachten gegeven aan zijn mededader(s) en/of een of meer anderen, om die cocaïne te kopen en/of in ontvangst te nemen en/of betreffende de wijze waarop die cocaïne, althans die verdovende middelen, zou(den) worden gekocht en/of geleverd en/of afgenomen en/of (naar Nederland) zou(den) worden vervoerd en/of verder vervoerd en/of
- tijdens dat/die bespreking(en) als tolk gefungeerd en/of gesprekken en/of berichten vertaald en/of
- een (zeil)boot, genaamd Andromeda, aangeschaft, en/of
- een (zeil)boot, genaamd Andromeda, geprepareerd en/of klaar (laten) maken/gemaakt voor een transport, en/of
- een of meer bemanningsleden voor die (zeil)boot aangedragen en/of
- een (grote) hoeveelheid geld voorhanden gehad en/of uitgegeven om het transport te financieren en/of bemanning te betalen en/of
- een of meer mededader(s) en/of anderen benaderd en/of betaald en/of van geld en/of
-andere- middelen voorzien om die (zeil)boot genaamd Andromeda te bemannen en/of te besturen en/of om die cocaïne, althans die verdovende middelen, in ontvangst te nemen en/of te vervoeren en/of
- die (zeil)boot genaamd Andromeda voorbereid en/of gevaren en/of laten repareren en/of
- die (zeil)boot genaamd Andromeda (de Atlantische Oceaan over en/of richting /naar Venezuela) gevaren en/of
- die/een (zeil)boot genaamd Andromeda naar Curaçao gevaren en daar in de haven gelegd en/of
- afgereisd naar Venezuela en/of de Canarische eilanden en/of Spanje en/of Curaçao om besprekingen te voeren over de levering en/of koop en/of mogelijkheden met betrekking tot die hoeveelheid cocaïne en/of
- onderhandelingen gevoerd over de aankoop en/of mogelijkheden van een (ander) (zeil)schip en/of bezichtigingen verricht en/of
- ( andere) hand- en spandiensten verricht;
feit 2
hij, op of omstreeks 14 januari 2014 te Velsen-Zuid, althans in Nederland van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 4970 euro, althans een (groot) geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd geldbedrag was en/of bovenomschreven geldbedrag, heeft verworden en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat voornoemd geldbedrag – middellijk of onmiddellijk – afkomstig was uit enig misdrijf;
feit 3
hij, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 04 november 2012 tot en met 14 januari 2014 te Almere, althans in Nederland en/of te Denemarken, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een voorwerp, te weten
-een (zeil)boot, genaamd Andromeda en/of
-een geldbedrag van 139.960 euro, althans een groot geldbedrag,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemde boot en/of voornoemd geldbedrag was en/of bovenomschreven voorwerp(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en/althans zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat voornoemde boot en/of voornoemd geldbedrag
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
feit 4
hij op of omstreeks 14 januari 2014 te Velzen-Zuid, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 9,5 liter amfetamine olie, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Zaak B
feit 1ZD 8
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 maart 2011 tot en met 14 januari 2014 te Almere en/of Beverwijk en/of Hippolytushoef en/of Heemstede en/of Julianadorp en/of Hoofddorp en/of Rotterdam en/of Amsterdam, althans in Nederland en/of België en/of Venezuela en/of Frankrijk en/of Spanje en/of Curacao heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit (onder meer) hem zelf, verdachte, en/of [J.W.] en/of [J.A.] en/of één of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A en/of onder B en/of onder C van de Opiumwet gegeven verbod, en/of
- opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder A en/of onder B en/of onder C van de Opiumwet gegeven verbod
- opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 231 en 225 van het wetboek van strafrecht gegeven verbod en/of
- opzettelijke voorbereiding van en/of uitlokking van en/of poging tot en/of medeplichtigheid aan en/of tot eerdergenoemde misdrijven;
feit 2hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 april 2013 tot en met 14 januari 2014 te De Meern en/of Rotterdam en/of Delft en/of Julianadorp, en/of Almere, althans (elders) in Nederland en/of Spanje en/of Colombia en/of Venezuela en/of Curacao, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, twee althans één reisdocument(en), te weten,
- een (nationaal) paspoort van België (voorzien van het nummer [...] en op naam gesteld van [...] , geboren op [1963] ) en/of
- een (nationaal) paspoort van België (voorzien van het nummer [...] en op naam gesteld van [...] geboren op [1970] )
althans één of meerdere reisdocumenten,(telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om dat/die paspoort(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken als ware het aan hem verstrekt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of een van zijn mededader(s),tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
- een nieuwe personaliabladzijde aangebracht over de resten van de originele personaliabladzijde en/of
- een nieuwe controlebladzijde 3 aangebracht en/of
- de geïntegreerde chip in voornoemd(e) paspoort(en) onklaar gemaakt en/of
- andere vervalsing(en) aangebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Partiële vrijspraak van het in de zaak A onder 3 ten laste gelegde geldbedrag

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken nu, kort samengevat, het betreffende geldbedrag door [J.W.] van [V.] was geleend en het de verdachte nimmer heeft toebehoord. Ook heeft de verdachte het nimmer (al dan niet samen met en ander) voorhanden gehad. Bovendien blijkt uit het dossier niet dat dit geldbedrag daadwerkelijk van enig misdrijf afkomstig was. Voor zover het hof hieraan voorbij zou gaan, blijkt niet uit het dossier dat er door de organisatie in Zuid-Amerika in de betreffende periode daadwerkelijk geld aan [J.W.] is verstrekt en voor zover dit wel het geval zou zijn, dan was de verdachte daarvan niet op de hoogte, nu hij door de organisatie op een zijspoor was gezet, aldus de verdediging.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heef zich op het standpunt gesteld dat dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het oordeel van het hof
Uit het dossier blijkt dat op 14 januari 2014 in de woning van medeverdachte [J.W.] een groot contant geldbedrag is aangetroffen, waaronder 68 briefjes van 500 euro. Gelet op deze omstandigheid, in combinatie met de andere onderzoeksbevindingen uit het dossier met betrekking tot de betrokkenheid van [J.W.] bij drugsfeiten, is er een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen jegens [J.W.] ontstaan. Nu het geld bij [J.W.] is aangetroffen, lag het op zijn weg om met een verklaring over de herkomst van het geld te komen. [J.W.] heeft verklaard dat het geld afkomstig is van een door [V.] aan hem verstrekte lening. [V.] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij het geld aan [J.W.] heeft geleend en dat hij dit contant heeft verstrekt. [J.W.] noch [V.] beschikken over bewijsstukken van deze lening, terwijl zij ook niet eenduidig hebben verklaard over het doel van de lening. Bovendien heeft [J.W.] wisselend verklaard over de hoogte van het contante bedrag dat hij feitelijk in handen kreeg.
Gelet op dit alles acht het hof, met de advocaat-generaal, de verklaring van [J.W.] over de herkomst van het geld niet geloofwaardig. Bij gebreke van enige andere de redengevendheid ontzenuwende verklaring voor de herkomst van dit geld, kan het niet anders zijn dan dat het geldbedrag een criminele herkomst heeft. De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is, wat de rol van de verdachte in deze constellatie is geweest. De advocaat-generaal heeft dienaangaande het volgende aangevoerd. De verdachte en [J.W.] hebben, nadat de door hen op verzoek van de organisatie ten behoeve van een drugstransport aangekochte boot, de Andromeda, ongeschikt bleek te zijn, gesprekken gevoerd over de aanschaf van een nieuwe boot. Hierbij is ook gesproken over de betaling van de boot vanuit de organisatie. Deze gesprekken tussen de verdachte en [J.W.] hebben nog kort voor het aantreffen van het geldbedrag bij [J.W.] plaatsgevonden. In deze fase is kennelijk een bod op een boot gedaan en spreken de verdachte en [J.W.] er onder meer over dat het geld bij elkaar moet worden gesprokkeld en dat dit (zo begrijpt het hof) in grote coupures (“grote papiertjes”) moet komen. Aldus dient er, volgens de advocaat-generaal, vanuit te worden gegaan dat het aangetroffen geldbedrag afkomstig was van de organisatie in verband met de aankoop van een nieuwe boot, alsmede dat de verdachte, gelet op zijn betrokkenheid bij deze aanschaf, ook op de hoogte was van de aanwezigheid van dit geldbedrag.
Het hof is van oordeel dat aan de bewuste gesprekken zeker het vermoeden kan worden ontleend dat het aangetroffen geld de door de advocaat-generaal geduide herkomst had en dat de verdachte derhalve van de aanwezigheid van dit geldbedrag wist en dit (met [J.W.] ) voorhanden heeft gehad. Evenwel kan dit niet met een voor een bewezenverklaring voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld. Niet kan immers worden vastgesteld dat door de organisatie daadwerkelijk contant geld aan [J.W.] is overhandigd voor een nieuwe boot. Weliswaar is uit de handgeschreven kasadministratie van [J.W.] gebleken dat er op 1 december 2013 een bedrag van € 200.000,00 zou zijn binnengekomen van ene “Spike”, echter heeft de verdachte het er in een gesprek met [J.W.] van 3 december 2013 over dat [J.W.] moet zorgen dat hij het aanschafgeld contant in handen krijgt, in grote papiertjes. Dit is een contra indicatie dat er al geld van de organisatie is ontvangen. Het hof kan ook niet vaststellen dat er op een later moment geld aan de verdachte en/of aan [J.W.] is gegeven. De enkele aanwezigheid van het geld bij [J.W.] thuis, in combinatie met de door de verdachte en [J.W.] gevoerde gesprekken, is daartoe onvoldoende. In dit verband neemt het hof in aanmerking dat [J.W.] zich niet alleen samen met de verdachte bezighield met de voorbereiding van cocaïnetransporten, maar in diezelfde periode ook met andere medeverdachten gesprekken voerde over diverse andere drugstrajecten en over betalingen. Het aangetroffen geld kan derhalve ook daarmee in verband staan. Nu niet kan worden vastgesteld dat het aangetroffen geldbedrag een bedrag is dat door de organisatie is verstrekt voor de aankoop van een boot, kan ook niet worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van dit bedrag bij [J.W.] of dit (samen met [J.W.] ) voorhanden heeft gehad.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat het medeplegen van het witwassen van het tenlastegelegde geldbedrag niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.

Partiële vrijspraak van het in de zaak A onder 4 ten laste gelegde medeplegen

Zoals (naar het hof begrijpt) gevorderd door de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat het tenlastegelegde medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A onder 1, 3 en 4 en in de zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A
feit 1hij in de periode van 12 april 2012 tot en met 14 januari 2014 in Nederland en Denemarken en Spanje en Venezuela en Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, als bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- zich en anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en
- voorwerpen, een vervoermiddel en gelden voorhanden heeft gehad waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft/is hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen:
- afspraken gemaakt en ontmoetingen gehad en (al dan niet in versluierd taalgebruik) telefoongesprekken en besprekingen en/of onderhandelingen gevoerd met en/of inlichtingen en/of aanwijzingen en/of opdrachten gegeven aan zijn mededaders, om die cocaïne in ontvangst te nemen en/of betreffende de wijze waarop die cocaïne naar Nederland zou worden vervoerd en
- tijdens besprekingen als tolk gefungeerd en
- een zeilboot, genaamd Andromeda, aangeschaft, en
- bemanningsleden voor die zeilboot aangedragen en
- een grote hoeveelheid geld voorhanden gehad en uitgegeven om het transport te financieren en/of bemanning te betalen en
- mededaders betaald en/of van middelen voorzien om die zeilboot genaamd Andromeda te bemannen en te besturen en om die cocaïne in ontvangst te nemen en
- die (zeil)boot genaamd Andromeda voorbereid en gevaren en
- die (zeil)boot genaamd Andromeda de Atlantische Oceaan over en richting Venezuela gevaren en
- afgereisd naar Venezuela om besprekingen te voeren over de levering en/of mogelijkheden met betrekking tot die cocaïne;
feit 3
hij, op meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 04 november 2012 tot en met 14 januari 2014 in Nederland en Denemarken, tezamen en in vereniging met anderen een zeilboot, genaamd Andromeda heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat voornoemde boot onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
feit 4
hij op 14 januari 2014 te Velzen-Zuid opzettelijk aanwezig heeft gehad 9,5 liter van een materiaal bevattende amfetamine;
Zaak B
feit 1hij in de periode van 1 april 2012 tot en met 14 januari 2014 in Nederland en Venezuela heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte, en [J.W.] en andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A en/of onder B en/of onder C van de
Opiumwet gegeven verbod, en
- opzettelijke voorbereiding van eerdergenoemde misdrijven;
feit 2hij in de periode van 9 april 2013 tot en met 14 januari 2014 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen twee reisdocumenten, te weten,
- een nationaal paspoort van België (voorzien van het nummer [...] en op naam gesteld van
[...] , geboren op [1963] ) en
- een (nationaal) paspoort van België (voorzien van het nummer [...] en op naam gesteld van [...] , geboren op [1970] )
heeft vervalst, met het oogmerk om die paspoorten als echt en onvervalst door anderen te doen gebruiken als ware het aan hen verstrekt, immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders
- een nieuwe personaliabladzijde aangebracht over de resten van de originele personaliabladzijde en
- een nieuwe controlebladzijde 3 aangebracht en
- de geïntegreerde chip in voornoemd(e) paspoort(en) onklaar gemaakt.
Hetgeen in de zaak A onder 1, 3 en 4 en in de zaak B onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals opgenomen in de aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak A onder 1, 3 en 4 en in de zaak B onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen en voorwerpen, een vervoermiddel en gelden voorhanden te hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Het in de zaak A onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van witwassen.
Het in de zaak A onder 4 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in de zaak B onder 1 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het in de zaak B onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van een reisdocument vervalsen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak A onder 1, 3 en 4 en in de zaak B onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 3, 4 (zaak A) 5 en 6 (de feiten 1 en 2 van zaak B) bewezen verklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is een beslissing genomen omtrent de in beslag genomen jerrycan.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van gelijke duur als door de rechtbank opgelegd. Daarnaast heeft hij gevorderd dat het hof de beslissing van de rechtbank met betrekking tot het beslag zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Verder heeft het hof gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, gedurende ruim anderhalf jaar, schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen ten behoeve van de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. Hierbij hebben de verdachte en zijn medeverdachten planmatig gehandeld. Met een door de opdrachtgevers van de organisatie in Venezuela verstrekt aanzienlijk geldbedrag, hebben zij een zeilschip aangeschaft, teneinde de cocaïne in Zuid-Amerika op te halen. De verdachte heeft samen met de medeverdachte [J.W.] de bemanning voor dit zeilschip geregeld. Voorts heeft de verdachte, samen met [J.W.] , contact gelegd en onderhouden met een andere medeverdachte, die de cocaïne vanuit het zeilschip zou overladen op zijn boot, teneinde deze binnen het grondgebied van Nederland te brengen. Verder heeft de verdachte, samen met medeverdachte [J.W.] , contact onderhouden met leden van de opdrachtgevende organisatie in Venezuela, tot het moment dat de organisatie te kennen gaf dat men het contact via medeverdachte [J.W.] wilde laten verlopen, kennelijk omdat men niet langer vertrouwen in de verdachte had. Evenwel bleef de verdachte voor het overige betrokken bij de voorbereidingshandelingen en bleef hij samenwerken met medeverdachte [J.W.] , terwijl hij ook mee zou delen in de winst. Er is dus geen sprake van dat de verdachte op enig moment afstand heeft genomen van het hele traject. Het hof ziet de rol van de verdachte dan ook niet als een mindere dan die van [J.W.] , maar als een min of meer gelijke.
De verdachte handelde bij dit alles in georganiseerd crimineel verband. Binnen deze organisatie, die de invoer van cocaïne tot doel had, nam de verdachte, samen met medeverdachte [J.W.] , een coördinerende positie in. De verdachte was vanaf het begin betrokken bij het organiseren van de reis met het zeilschip naar Venezuela. Hij stond gedurende de reis voortdurend in contact met de bemanning van het schip en met medeverdachte [J.W.] , met wie hij soms hele dagen doorbracht. Toen er voor de bemanning van het zeilschip valse paspoorten dienden te komen, speelde hij bij het laten vervaardigen daarvan een cruciale coördinerende rol. De verdachte heeft, kortom, een wezenlijke bijdrage geleverd aan de voorbereiding van invoer van (een grote hoeveelheid) cocaïne in Nederland. Het hof rekent dit de verdachte aan.
De wetgever heeft hoge strafmaxima verbonden aan de opzettelijke invoer van verdovende middelen als bedoeld op lijst I bij de Opiumwet, juist om de Nederlandse samenleving zoveel mogelijk hiervan te vrijwaren en ter voorkoming van het ontstaan van een grootschalige binnenlandse markt. Om dezelfde reden staan er ook aanzienlijke straffen op handelingen die zijn gericht op de voorbereiding of bevordering van de invoer van dergelijke verdovende middelen. Cocaïne is immers een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Door de verspreiding van cocaïne en het gebruik daarvan wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit vaak gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, variërend van lichte verwervingscriminaliteit tot zware criminaliteit, zoals geweldsmisdrijven en misdrijven die de integriteit van het financiële en economische verkeer schaden. Aan dit laatste heeft ook verdachte zich schuldig gemaakt. Hij heeft met zijn medeverdachten een zeilschip aangeschaft met geld, afkomstig van de organisatie in Venezuela, derhalve met geld met een criminele herkomst. Hiermee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Tevens heeft de verdachte zich in dit kader, met zijn medeverdachten, schuldig gemaakt aan het (laten) vervalsen van identiteitsdocumenten. Hierdoor heeft de verdachte het vertrouwen geschaad dat in het internationale personenverkeer in reisdocumenten en identiteitspapieren dient te kunnen worden gesteld.
De verdachte heeft zich bij dit alles kennelijk alleen laten leiden door het oogmerk van financieel gewin. Dit oogmerk kan ook blijken uit de grote hoeveelheid van 9,5 liter van een materiaal bevattende amfetamine, die de verdachte voorhanden heeft gehad en die gelet op die hoeveelheid kennelijk voor de handel bestemd was.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde komt slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur als passende sanctie in aanmerking.
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft het hof tevens acht geslagen op de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hierin staat onder meer als uitgangspunt voor straftoemeting voor de invoer van meer dan 20 kilo harddrugs in georganiseerd verband, een gevangenisstraf van (meer dan) 72 maanden. Het hof heeft in dit verband uiteraard in aanmerking genomen dat het bij de verdachte bij voorbereidingshandelingen is gebleven, en dat het strafmaximum in de Opiumwet bij voorbereidingshandelingen de helft bedraagt van het strafmaximum dat staat op de daadwerkelijke invoer van harddrugs. Evenwel heeft de verdachte zich niet alleen schuldig gemaakt aan voornoemde voorbereidingshandelingen, maar ook een zeilschip voorhanden heeft gehad dat met van misdrijf afkomstig geld was gefinancierd, alsmede aan het medeplegen van het vervalsen van twee paspoorten, en heeft hij deelgenomen aan een criminele organisatie. Tenslotte heeft hij een hoeveelheid amfetamineolie voorhanden gehad, welke geschikt was voor het uiteindelijk produceren ongeveer twee maal zoveel droge stof amfetamine (ZD13: Amfetamine, pagina 18). Het hof heeft voor wat betreft al deze feiten tezamen, behalve naar genoemde oriëntatiepunten voor zover aanwezig, tevens gekeken naar de hoogte van de gevangenisstraffen die in vergelijkbare gevallen voor dergelijke feiten door het hof plegen te worden opgelegd.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie betreffende de verdachte, gedateerd 25 februari 2019. Daaruit blijkt dat de verdachte tweemaal eerder onherroepelijk tot gevangenisstraffen is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet, laatstelijk door de politierechter te Haarlem op 5 maart 2012, waarbij de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen. Ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten liep de verdachte hiervan in een proeftijd, welke proeftijd nog maar net was ingegaan toen hij zich ging bezighouden met de voorbereiding van het cocaïnetransport. Deze veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich nogmaals schuldig te maken aan Opiumwetfeiten, alsmede aan hiermee in verband staande andere strafbare feiten. Het hof weegt dit in het nadeel van de verdachte mee.
Het hof heeft kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 12 juli 2018. Ook heeft het hof kennis genomen van de mededeling van de verdachte dat hij thans, als nasleep van de mislukking van het hele traject met betrekking tot de invoer van de cocaïne, wordt bedreigd en dat hij om deze reden zich genoodzaakt heeft gezien Nederland te verlaten. Het hof ziet hierin, anders dan de verdediging, geen grond voor strafmatiging. Het betreft hier een gevolg van door de verdachte zelf, in het verleden gemaakte keuzes om zich met bepaalde personen in te laten en zich in een bepaald circuit te begeven.
Gelet op al het voorgaande is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde straf van 42 maanden onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd.
Een gevangenisstraf van 60 maanden vormt gezien het vorenstaande een passende straf.
Overschrijding redelijke termijn
De verdachte is aangehouden op 14 januari 2014 en heeft vanaf die datum tot 17 januari 2014 in verzekering en vanaf 17 januari 2014 tot 17 juli 2014 in voorlopige hechtenis verbleven. Nadien is hij voor deze zaak niet meer gedetineerd geweest. Dat betekent dat de maatstaf voor de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn vierentwintig maanden per feitelijke instantie bedraagt. Het vonnis in eerste aanleg is op 31 mei 2016 gewezen. In eerste aanleg was er derhalve sprake van een overschrijding van de redelijke termijn voor de duur van ruim 4,5 maand . In hoger beroep stelt het hof vast dat de redelijke termijn is overschreden met bijna twaalf maanden. Het hof ziet hierin aanleiding een strafvermindering toe te passen voor de duur van zes maanden.
Onttrekking aan het verkeer
Het hof zal, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, de onder de verdachte in beslag genomen jerrycan onttrekken aan het verkeer. Het betreft hier verpakkingsmateriaal, met behulp waarvan het in feit A onder feit 4 bewezenverklaarde is begaan en dat van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan is met de wet of met het algemeen belang.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 36b, 36c, 47, 57, 63, 140, 231 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak A onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak A onder 1, 3 en 4 en in de zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak A onder 1, 3 en 4 en in de zaak B onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
54 (vierenvijftig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een jerrycan, kleur wit (volgnummer 1).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. M.L. Leenaers en mr. C. Fetter, in tegenwoordigheid van mr. T. Kaandorp, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 mei 2019.
Mr. Kaandorp is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.