ECLI:NL:GHAMS:2019:1715

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
23-000700-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging na onvoldoende betrouwbare herkenningen door verbalisanten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van openlijke geweldpleging op 6 november 2013 te Amsterdam, waarbij hij samen met anderen geweld zou hebben gepleegd tegen Celtic supporters. De tenlastelegging omvatte onder andere het schoppen, trappen, stompen en slaan van deze personen, evenals het gooien van voorwerpen zoals glas en een paraplu. De verdachte ontkende de beschuldigingen en zijn raadsvrouw betoogde dat de herkenningen door de verbalisanten onvoldoende betrouwbaar waren om als bewijs te dienen.

Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de getuigenverklaringen en de processen-verbaal van de verbalisanten. De herkenningen waren gebaseerd op camerabeelden van de ongeregeldheden, maar het hof concludeerde dat de beelden niet meer beschikbaar waren en de stills die in het dossier waren opgenomen, bijzonder onscherp waren. De verbalisanten konden niet duidelijk uitleggen op basis waarvan zij de verdachte hadden herkend. Het hof benadrukte dat voorzichtigheid geboden is bij het gebruik van herkenningen als bewijs, vooral wanneer deze het enige bewijs zijn voor de betrokkenheid van de verdachte.

Uiteindelijk oordeelde het hof dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Het vonnis waarvan beroep werd vernietigd en de verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Deze uitspraak benadrukt het belang van objectieve en betrouwbare bewijsvoering in strafzaken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000700-17
Datum uitspraak: 5 april 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 mei 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13‑158810-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 mei 2018 en 22 maart 2019.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 november 2013 te Amsterdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Warmoesstraat en/of de Nieuwebrugsteeg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meer personen (Celtic supporters), welk geweld bestond uit het meermalen althans éénmaal schoppen en/of trappen en/of stompen en/of slaan op/tegen het lichaam en/of op/tegen het gezicht/hoofd van die personen en/of in de richting van die personen en/of het gooien en/of smijten met glas (met inhoud) en/of een paraplu en/of één of meer (andere) voorwerpen in de richting van die personen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan in gevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.

Vrijspraak

De verdachte heeft stellig ontkend het hem ten laste gelegde feit te hebben begaan. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de herkenningen door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de verdachte als degene die het ten laste gelegde geweld heeft gepleegd, gelet op de totstandkoming daarvan, onvoldoende betrouwbaar zijn en derhalve niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd. Bij gebrek aan ander wettig bewijs dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Het hof stelt voorop dat behoedzaam dient te worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit geldt te meer indien deze herkenningen het enige bewijsmiddel zijn die de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde feit kunnen aantonen. Bij de beoordeling van het bewijs komt het erop aan dat kan worden getoetst of de herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
De verbalisanten [verbalisant 1] (naar later bleek: [verbalisant 1]) en [verbalisant 2] (naar later kennelijk bleek: [verbalisant 2]) hebben op 25 november 2013 camerabeelden uitgekeken van ongeregeldheden tussen voetbalsupporters op 6 november 2013 in de Warmoesstraat in Amsterdam. Uit de processen-verbaal van bevindingen die zij dienaangaande hebben opgemaakt, blijkt dat zij op deze camerabeelden onder anderen de verdachte hebben herkend als een van de personen die zich schuldig hebben gemaakt aan de ten laste gelegde openlijke geweldpleging. Op basis waarvan [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de verdachte hebben herkend, blijkt echter niet uit die processen-verbaal. Op 26 november 2018, daarnaar gevraagd door de raadsheer‑commissaris, hebben zij hieromtrent evenmin opheldering kunnen verschaffen, anders dan dat zij – kort gezegd – hebben verklaard de verdachte ambtshalve te kennen vanuit hun werk als supportersbegeleiders.
Het hof stelt vast dat de desbetreffende camerabeelden niet (langer) beschikbaar zijn. De voor de beoordeling relevante stills van de camerabeelden die zich in het dossier bevinden zijn bijzonder onscherp.
Gelet op een en ander is het hof van oordeel dat – zonder de oprechtheid van deze verbalisanten in twijfel te trekken – niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van objectieve en betrouwbare herkenningen van de verdachte door [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. De processen-verbaal van bevindingen van 25 november 2013 kunnen dan ook niet voor het bewijs worden gebezigd. Nu overig bewijs ontbreekt, dient de verdachte te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 april 2019.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]