ECLI:NL:GHAMS:2019:1694

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2019
Publicatiedatum
17 mei 2019
Zaaknummer
23-000014-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inbraak en pogingen tot inbraak in vereniging bij bedrijfspand met aandacht voor persoonlijke omstandigheden van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar heeft in hoger beroep de beslissing tot vrijspraak niet kunnen aanvechten. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dat gericht was tegen de vrijspraak.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, maar het hof heeft de straffen herzien. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 160 dagen geëist, waarvan 159 dagen voorwaardelijk, en daarnaast een taakstraf van 200 uren. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 100 dagen, met een voorwaardelijk deel van 97 dagen en een proeftijd van twee jaar.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling in de afgelopen periode. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een inbraak en twee pogingen tot inbraak, wat aanzienlijke schade heeft veroorzaakt aan het bedrijf. Ondanks zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten, heeft het hof besloten om de gevangenisstraf grotendeels voorwaardelijk op te leggen, om de positieve ontwikkeling van de verdachte niet te verstoren. De taakstraf is ook opgelegd als onderdeel van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000014-18
datum uitspraak: 10 mei 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-198458-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Omvang van het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van het onder 3 aan hem ten laste gelegde. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging, de motivering dienaangaande en de toepasselijke wettelijke voorschriften. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor de in eerste aanleg bewezen verklaarde feiten 1, 2 en 4 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 160 dagen, waarvan 159 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte een taakstraf zal worden opgelegd voor de duur van 200 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tezamen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een inbraak en twee pogingen tot inbraak bij [bedrijf] Daarbij hebben zij het bedrijf behoorlijk wat schade toegebracht en zijn meerdere goederen ontvreemd. Dit zijn ernstige en hinderlijke feiten, die niet alleen voor overlast en materiele schade voor het gedupeerde bedrijf hebben gezorgd, maar ook kunnen bijdragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 april 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor vermogensdelicten. Het hof weegt dit in het nadeel van de verdachte, zodat in beginsel een gevangenisstraf als opgelegd door de politierechter is gerechtvaardigd.
Het hof houdt in het voordeel van de verdachte rekening met zijn persoonlijke omstandigheden, zoals deze ter terechtzitting door de verdachte en diens raadsman naar voren zijn gebracht en zoals die mede in de door de raadsman bij e-mailbericht van 24 juli 2019 toegezonden brieven zijn beschreven. Daaruit volgt dat de verdachte thans een positieve ontwikkeling doormaakt, in die zin dat sprake is van een gezinsleven met woning en werk.
Het hof acht het van belang dat deze positieve ontwikkeling niet wordt doorkruist door een straf die meebrengt dat de verdachte opnieuw gedetineerd raakt. Het hof zal daarom de op te leggen gevangenisstraf grotendeels in voorwaardelijke vorm opleggen. Het hof acht daarnaast een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
100 (honderd) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
97 (zevenennegentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. H.A. van Eijk en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van
S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 mei 2019.