In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar heeft in hoger beroep de beslissing tot vrijspraak niet kunnen aanvechten. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dat gericht was tegen de vrijspraak.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, maar het hof heeft de straffen herzien. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 160 dagen geëist, waarvan 159 dagen voorwaardelijk, en daarnaast een taakstraf van 200 uren. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 100 dagen, met een voorwaardelijk deel van 97 dagen en een proeftijd van twee jaar.
Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling in de afgelopen periode. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een inbraak en twee pogingen tot inbraak, wat aanzienlijke schade heeft veroorzaakt aan het bedrijf. Ondanks zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten, heeft het hof besloten om de gevangenisstraf grotendeels voorwaardelijk op te leggen, om de positieve ontwikkeling van de verdachte niet te verstoren. De taakstraf is ook opgelegd als onderdeel van de straf.