ECLI:NL:GHAMS:2019:1693

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2019
Publicatiedatum
17 mei 2019
Zaaknummer
23-003491-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake overtreding gebiedsverbod in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het niet naleven van een gebiedsverbod dat was opgelegd door de burgemeester van Amsterdam. Het gebiedsverbod, dat gold van 21 juli 2018 tot en met 20 oktober 2018, verbood de verdachte zich te bevinden in het Dealeroverlastgebied DOG 2.0. De verdachte heeft op 21 augustus 2018 dit verbod overtreden door zich in de Reguliersdwarsstraat te bevinden.

De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat het voor de verdachte onvoldoende duidelijk was welke straten onder het gebiedsverbod vielen, omdat de bijgevoegde plattegrond onleesbaar was. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de plattegrond voldoende duidelijkheid bood over de grenzen van het verbod. Het hof concludeerde dat de verdachte bewust de kans had aanvaard dat hij het gebiedsverbod zou overtreden.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan het niet voldoen aan het bevel van de burgemeester. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de overtreding en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003491-18
datum uitspraak: 10 mei 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-165085-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 april 2019.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 augustus 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 18/00852 krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172/172a van de gemeentewet en/of artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening, gedaan door of namens de burgemeester van gemeente Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen vanaf 21 juli 2018 tot en met 20 oktober 2018 niet mocht bevinden in/op Dealeroverlastgebied DOG 2.0, door, zich op voornoemde datum om 07.20 uur in/op Reguliersdwarsstraat, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking van in hoger beroep gevoerde verweren

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat het voor de verdachte onvoldoende duidelijk was welke straten onder het verbod vielen. In de eerste plaats omdat in de aan de verdachte gerichte brief, bevattende het besluit, geen opsomming is gegeven van de straten die het verboden gebied omsluiten en in de tweede plaats omdat het bijbehorende kaartje, waarop het gebied is weergegeven, onleesbaar is.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw. Bij het besluit van de burgemeester van Amsterdam van 17 juli 2018 inhoudende het bevel zich uit het dealeroverlastgebied DOG 2.0 (hierna: gebiedsverbod) te verwijderen en zich gedurende drie maanden niet op te houden, is als bijlage een plattegrond gevoegd. Die plattegrond geeft duidelijk aan voor welk gebied het gebiedsverbod geldt. Nu zowel in het besluit als in de begeleidende brief van de burgemeester uitdrukkelijk naar deze plattegrond wordt verwezen was het voor de verdachte voldoende duidelijk dat de Reguliersdwarsstraat in dit voor hem verboden gebied valt. Niet is vereist dat in het besluit of begeleidende brief zelf nog een omschrijving van de grenzen van het verboden gebied wordt gegeven.
Daarbij komt dat, zo de plattegrond voor de verdachte onvoldoende leesbaar was en om die reden de precieze afgrenzing van het gebiedsverbod voor de verdachte niet duidelijk was, het naar het oordeel van het hof op de weg van de verdachte had gelegen om ter zake nadere informatie in te winnen bij de betreffende instanties. Nu de verdachte dit heeft nagelaten en ondanks die gestelde onduidelijkheid toch het betreffende gebied is ingegaan, concludeert het hof dat de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij hierdoor het gebiedsverbod zou overtreden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 augustus 2018 te Amsterdam, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172a van de Gemeentewet en/of artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening, gedaan door de burgemeester van de gemeente Amsterdam, inhoudende dat hij, verdachte, zich in de periode gelegen vanaf 21 juli 2018 tot en met 20 oktober 2018 niet mocht bevinden in Dealeroverlastgebied DOG 2.0, door zich op voornoemde datum in de Reguliersdwarsstraat te bevinden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep onder verwijzing naar een door haar ingebrachte brief van HVO-Querido van 25 april 2019 betoogd dat de verbetering in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte er toe moet leiden dat aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het negeren van een gebiedsverbod, uitgevaardigd door de burgemeester van Amsterdam. Door zo te handelen heeft hij er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten aan een besluit van het bevoegde gezag, dat is genomen met het oog op handhaving van de openbare orde in het betreffende gebied.
Bij het bepalen van de straf is acht geslagen op een de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 april 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld onder meer ter zake van het niet voldoen aan een ambtelijk bevel. Het hof is daarom van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf.
Het hof acht hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte van onvoldoende gewicht om af te zien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Uit voornoemd uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijkt dat de verdachte nog recentelijk meermalen met justitie in aanraking is gekomen, zodat eraan getwijfeld moet worden dat de verdachte daadwerkelijk een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. H.A. van Eijk en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van
S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 mei 2019.
[......]