In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 26 april 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in Marokko in 1989, had een dealerverblijfsverbod overtreden dat was opgelegd door de waarnemend burgemeester van Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging en de motivering daarvan. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken en een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. De advocaat-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van 60 uren gevorderd, ook subsidiair 30 dagen hechtenis.
Het hof heeft de straffen heroverwogen en geconcludeerd dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte, een gevangenisstraf en taakstraf rechtvaardigen. Het hof heeft de gevangenisstraf gematigd tot twee weken, maar heeft de taakstraf van 60 uren gehandhaafd. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte gaven geen aanleiding om de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Het hof heeft de beslissing genomen met inachtneming van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, dat de mogelijkheid biedt om straffen te combineren.
De uitspraak van het hof is gedaan door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is openbaar gedaan en de griffier was aanwezig. Het hof heeft de beslissing genomen op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de eerdere zittingen in eerste aanleg.