ECLI:NL:GHAMS:2019:1691

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2019
Publicatiedatum
17 mei 2019
Zaaknummer
23-001672-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal in vereniging bij IKEA met camerabeelden en vrijspraakverweer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1980, was beschuldigd van diefstal in vereniging van beddengoed bij IKEA op 11 april 2017. De politierechter had eerder een strafbeschikking opgelegd, maar deze werd door het hof vernietigd. Tijdens de zitting in hoger beroep op 26 april 2019 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de verdachte vrijgesproken moest worden, omdat haar aanwezigheid bij de diefstal niet voldoende bewijs voor opzet op een gezamenlijke diefstal opleverde. Het hof heeft echter geconcludeerd dat uit de camerabeelden en de verklaringen van de medeverdachten blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachten samenhandelden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van de goederen. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen en heeft haar veroordeeld tot een geldboete van € 600, subsidiair 12 dagen hechtenis. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, waarbij het hof ook rekening heeft gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld was.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001672-18
datum uitspraak: 10 mei 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-204012-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 11 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen beddengoed, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededaders;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bespreking van in hoger beroep gevoerde verweren

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde diefstal in vereniging. Uit de beelden blijkt volgens de raadsman enkel dat de verdachte in het gezelschap van de twee medeverdachten was toen de diefstal plaatsvond. De enkele aanwezigheid van de verdachte toen en daar levert evenwel geen opzet op een gezamenlijke diefstal op. Van een nauwe en bewuste samenwerking is geen sprake geweest.
Het hof is van oordeel dat uit de stukken in het dossier, meer in het bijzonder de door opsporingsambtenaar [naam] in zijn proces-verbaal van bevindingen gegeven beschrijving van de camerabeelden, volgt dat sprake is van een gezamenlijke uitvoering van de diefstal.
De verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], bekenden van elkaar, liepen direct voorafgaande aan de diefstal gedrieën, dicht bij elkaar, in het magazijn van [bedrijf]. [medeverdachte 1] duwde een winkelwagen, die volgens de verklaring van de verdachte goederen van zowel [medeverdachte 1] als de verdachte zelf bevatte. De verdachte duwde de platte kar van [medeverdachte 2], op welke kar een doos lag. Vervolgens zijn door [medeverdachte 2] goederen uit de winkelwagen van [medeverdachte 1] overgeheveld naar en in de doos op de platte kar van [medeverdachte 2], welke kar op dat moment nog steeds door de verdachte werd vastgehouden. De verdachte had op dat moment zicht op de handelingen van [medeverdachte 2]. De doos is daarna door [medeverdachte 2] met tape dichtgeplakt, hetgeen de verdachte volgens haar eigen verklaring bij de politie ook heeft waargenomen. De verdachte en haar medeverdachten zijn naar de kassa gelopen, waar enkel de (dicht getapete) doos ter betaling is aangeboden en niet de daarin overgehevelde goederen.
Het hof leidt uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen tussen de verdachte en de medeverdachten af dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op de wederrechtelijke toe-eigening van de naar en in de doos overgehevelde goederen. De bijdrage van de verdachte was daarbij van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 11 april 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen beddengoed, toebehorende aan [bedrijf].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd en de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 600 subsidiair 12 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft een geheel voorwaardelijke straf bepleit.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met twee anderen op geraffineerde wijze schuldig gemaakt aan het plegen van een winkeldiefstal. Dit is een ergerlijk feit dat voor het gedupeerde bedrijf, naast schade, ook overlast en hinder teweegbrengt. Een geheel voorwaardelijke straf, zoals bepleit door de raadsman, acht het hof geen recht doen aan de ernst van het feit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 april 2019 is zij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 23 november 2017.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 600,00 (zeshonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
12 (twaalf) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. H.A. van Eijk en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 mei 2019.
[.....]
.