Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Overeenkomst van geldlening
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin [geïntimeerde] als eiseres was opgetreden. [Appellante] is in hoger beroep gekomen van een vonnis van 29 november 2017, waarbij zij werd veroordeeld tot betaling van een geldlening van € 46.320,- aan [geïntimeerde]. De lening was verstrekt voor de aankoop van een kappersalon, maar [appellante] betwist de hoogte van het geleende bedrag en de ondertekening van de overeenkomst. Tijdens de zitting op 22 maart 2019 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij [appellante] door mr. P. Salim en [geïntimeerde] door mr. J. du Bois werd bijgestaan. Het hof heeft geluidsfragmenten beluisterd die betrekking hebben op de zaak en heeft besloten dat [geïntimeerde] het origineel van de geldleningsovereenkomst moet deponeren ter griffie van het hof. [Appellante] krijgt de gelegenheid om het document in te zien en zich daarover uit te laten. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot het moment dat het originele document is ingediend.