ECLI:NL:GHAMS:2019:1638

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 mei 2019
Publicatiedatum
14 mei 2019
Zaaknummer
23-003820-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in een winkeldiefstalzaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 19 oktober 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1967 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld voor winkeldiefstal. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 25 april 2019, waarbij zowel de vordering van de advocaat-generaal als de verdediging van de raadsman aan bod zijn gekomen. De tenlastelegging omvatte twee diefstallen: de eerste betrof het wegnemen van drank en etenswaren uit twee verschillende winkels in Amsterdam op 7 oktober 2018, en de tweede betrof een poging tot diefstal van goederen uit de tas van een onbekende vrouw.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de poging tot diefstal van de tas, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, het hof heeft wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de drank en etenswaren uit de winkels, en heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarbij rekening is gehouden met zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de samenleving in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003820-18
datum uitspraak: 9 mei 2019
TEGENSPRAAK (raadsman gemachtigd)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 oktober 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-702587-18 tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
adres: [adres]),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 07 oktober 2018 te Amsterdam (meermalen) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen: - een of meer flessen drank, toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf ] en/of - etenswaren en drank, toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 2], in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2. hij op of omstreeks 07 oktober 2018 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld of goederen van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan een onbekend gebleven vrouw met een witte schoudertas, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar een vrouw met de grote witte schoudertas, welek niet gesloten en ver open stond is/zijn gelopen en vervolgens een hand in de richting van de geopende schoudertas heeft/hebben gestoken, waarbij onnodig dicht achter de vrouw werd gelopen en haar looppas en snelheid werd over genomen en in de tas werd gekeken waarbij de ene dader vlak achter de andere dader heeft gelopen en toe heeft gekeken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd. Met de raadsman en anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat sprake was van een begin van uitvoering van de ten laste gelegde diefstal, zodat de verdachte van de poging tot die diefstal moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft bepleit de verdachte (ook) van het onder 1 ten laste gelegde vrij te spreken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van de diefstallen bij [bedrijf ], omdat hij niet wist van het plan van medeverdachte [medeverdachte], en bij [bedrijf 2], omdat hij niet in die winkel is geweest.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en acht medeplegen van beide onder 1 ten laste gelegde diefstallen bewezen. Uit de waarnemingen van verbalisant [verbalisant] – zowel voorafgaand aan als tijdens het wegnemen van de waren, als bij het veiligstellen daarvan – bij [bedrijf ] én bij de [bedrijf 2], volgt dat sprake was een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte] dat kan worden vastgesteld dat sprake was van het plegen van diefstal in vereniging, zoals hierna in de bewezenverklaring is opgenomen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 oktober 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een fles drank toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf ] en
- etenswaren en drank toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf 2].
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan winkeldiefstallen. Bij [bedrijf ] heeft één van hen de verkoopster afgeleid, zodat de ander een fles drank kon pakken en meenemen, bij [bedrijf 2] zijn etenswaren en drank uit de winkel meegenomen. Dit soort feiten leidt niet alleen tot benadeling van de winkeliers, maar versterkt ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 april 2019 is hij eerder voor het plegen van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld. Oplegging van een vrijheidsbenemende straf is daarom gerechtvaardigd.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. P.F.E. Geerlings en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van
mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 mei 2019.
Mr. Quaedvlieg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]

[…]

[…]

[…]

[…]