Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.Verschenen zijn:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de onderbewindstelling van [betrokkene]. De kantonrechter had op 24 juli 2018 op verzoek van [betrokkene] een bewind ingesteld wegens verkwisting en problematische schulden. [betrokkene] heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank, met het argument dat zij niet op de juiste manier was opgeroepen en niet goed begreep wat bewindvoering inhield. De bewindvoerder heeft verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de beschikking.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 maart 2019 heeft [betrokkene] haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat haar schuldenlast te overzien was en dat zij in staat was om haar vermogensrechtelijke belangen zelf waar te nemen. De bewindvoerder heeft echter betoogd dat de schuldenlast aanzienlijk hoger was dan [betrokkene] aangaf en dat zij momenteel niet in staat was om haar financiële situatie te verbeteren. Het hof heeft overwogen dat [betrokkene] voldoende was geïnformeerd over de gevolgen van de onderbewindstelling en dat er geen sprake was van dwaling.
Het hof heeft geconcludeerd dat de gronden voor de onderbewindstelling nog steeds aanwezig zijn, gezien de problematische schulden en het onvoldoende inkomen van [betrokkene]. De beschikking van de kantonrechter is daarom bekrachtigd, en het verzoek van [betrokkene] om de zaak terug te verwijzen is afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken door de voorzitter en de overige rechters in aanwezigheid van de griffier.