ECLI:NL:GHAMS:2019:1612
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van het gezag van ouders over minderjarige kinderen na ernstige ontwikkelingsbedreiging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de ouders over hun minderjarige kinderen, [kind A] en [kind B]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder in maart 2018 hoger beroep aangetekend tegen een beschikking van de kinderrechter van 13 december 2017, waarin het ouderlijk gezag was beëindigd. De Raad voor de Kinderbescherming, verweerder in hoger beroep, had verzocht om deze beëindiging vanwege de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen. De kinderen waren onder toezicht gesteld en uithuisgeplaatst, waarbij de GI (William Schrikker Stichting) belast was met de voogdij.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 april 2019 was de moeder niet verschenen, terwijl de pleegouders en vertegenwoordigers van de GI en de Raad wel aanwezig waren. De moeder betoogde dat zij, ondanks haar beperkingen, in staat was om de kinderen op te voeden na intensieve begeleiding. De Raad stelde echter dat de ouders niet in staat waren om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De kinderen hadden specifieke zorg nodig die door hun pleegouders werd geboden.
Het hof overwoog dat de ouders, gezien hun problemen en de ontwikkelingsachterstand van de kinderen, niet in staat waren om de benodigde zorg te bieden. De moeder had geen contact meer met de uitvoerend voogd en was onbetrouwbaar in het maken van afspraken. Het hof concludeerde dat de voorwaarden voor beëindiging van het gezag waren vervuld en bekrachtigde de eerdere beschikking van de kinderrechter. De kinderen waren veilig gehecht aan hun pleegouders en hun ontwikkeling was positief.