ECLI:NL:GHAMS:2019:160

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2019
Publicatiedatum
25 januari 2019
Zaaknummer
23-001700-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake negeren van gebiedsverbod met oplegging van gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 25 april 2018 was gewezen. De verdachte was eerder veroordeeld voor het negeren van een gebiedsverbod, uitgevaardigd door de burgemeester van Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter gedeeltelijk vernietigd, met uitzondering van de bevestiging van de bewezenverklaring. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, maar het hof heeft besloten om de straf te matigen. De advocaat-generaal had dezelfde straf geëist, maar de raadsvrouw pleitte voor een taakstraf en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag, verwijzend naar de positieve ontwikkeling van de verdachte. Het hof heeft de straffen uiteindelijk vastgesteld op één dag gevangenisstraf en een taakstraf van zeventig uren, met inachtneming van de omstandigheden van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling op het gebied van werk en scholing. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf omgezet in een taakstraf van achtentwintig uren. De beslissing is genomen met het oog op de effectiviteit van de voorwaardelijke straf en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001700-18
datum uitspraak: 23 januari 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 april 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-052100-18 en 13-000123-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof de door de politierechter gebezigde bewijsvoering als volgt aanpast:
● de in de aanhef van bewijsmiddel 1 genoemde datum van 20 maart 2018 wordt vervangen door de datum 28 december 2018;
● bewijsmiddel 3 wordt vervangen door de verklaring van de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep van 9 januari 2019, voor zover inhoudende en zakelijk weergegeven:
Ik was in het gebied. Ik wist dat ik een verbod had om in dat gebied te komen.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf.
De raadsvrouw heeft voorgesteld de verdachte een taakstraf op te leggen en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 dag, gelet op artikel 22b, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte op de goede weg is: hij zoekt de oorzaak van zijn gedrag niet meer bij anderen, hij heeft een certificaat behaald en is gemotiveerd om te gaan werken. Verder kan hij op korte termijn bij de gemeente aan de slag als ICT-medewerker, aldus de raadsvrouw.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het negeren van een gebiedsverbod, uitgevaardigd namens de burgemeester van Amsterdam. Dergelijke verboden zijn gericht op de handhaving van de openbare orde in het betreffende gebied. Door het negeren daarvan heeft de verdachte het gevoerde beleid doorkruist en er blijk van gegeven lak te hebben aan de bevelen van gezagsdragers.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 december 2018 is hij eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld, waaronder tot een taakstraf die tenuitvoergelegd is. Gelet daarop en gezien de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd is het hof met de politierechter van oordeel dat oplegging van een vrijheidsstraf van enkele weken in beginsel gerechtvaardigd is. Toch zal het hof daarvan afwijken om de navolgende redenen.
Het hof weegt in het voordeel van de verdachte mee dat hij, door het ten laste gelegde feit ter terechtzitting in hoger beroep te bekennen, eindelijk de verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag. Het hof spreekt de hoop uit dat de verdachte de positieve ontwikkeling voortzet die hij momenteel op het gebied van scholing en werk heeft ingezet en acht het niet in belang van de verdachte of die van de samenleving dat die ontwikkeling in de kiem wordt gesmoord door een vrijheidsbenemende straf met een duur zoals die in eerste aanleg is opgelegd en thans is geëist.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 februari 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De raadsvrouw heeft zich, zo begrijpt het hof, op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende algemene (en bijzondere) voorwaarden, is essentieel dat overtreding van deze voorwaarden niet vrijblijvend is en dat daaraan consequenties worden verbonden. Dat dient ook in deze zaak te gebeuren. In de actuele persoonlijke situatie van de verdachte, zoals hierboven beschreven, ziet het hof evenwel aanleiding om, in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, de tenuitvoerlegging te gelasten van een taakstraf van hierna te melden duur.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) dag.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
70 (zeventig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
35 (vijfendertig) dagen hechtenis.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 februari 2018 met parketnummer 13-000123-18, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van 2 jaren, een
taakstrafvoor de duur van
28 (achtentwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het voorgaande.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. J.J.I. de Jong en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 januari 2019.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001700-18
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 23 januari 2019.
Tegenwoordig zijn:
mr. W.M.C. Tilleman, raadsheer,
mr. M.C.W. van der Voort, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. M.D.J. Teengs Gerritsen, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft de verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
De verdachte heeft
wel / geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
(indien VTE is gedetineerd)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.