ECLI:NL:GHAMS:2019:1543

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2019
Publicatiedatum
2 mei 2019
Zaaknummer
23-003514-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor witwassen na onvoldoende bewijs van misdrijf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor witwassen, maar heeft hoger beroep ingesteld. De tenlastelegging betrof het verwerven en voorhanden hebben van een geldbedrag van € 19.230 en een Rolex horloge, waarvan werd aangenomen dat deze afkomstig waren uit een misdrijf. Tijdens de zitting in hoger beroep op 4 februari 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die dezelfde straf als door de rechtbank had opgelegd, maar het hof kwam tot een andere conclusie.

Het hof oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen. De verdachte had verklaard dat hij het geld had geleend van een vriend om cadeaus te kopen voor de bruiloft van zijn zoon in Duitsland. Deze verklaring werd ondersteund door een schriftelijke verklaring van de vriend, die ook verklaarde dat het geld afkomstig was van de verkoop van een woning in Turkije. Het hof concludeerde dat het openbaar ministerie had nagelaten om deze verklaringen te verifiëren, waardoor niet bewezen kon worden dat het geld van misdrijf afkomstig was.

Wat betreft het horloge, dat de verdachte 10 tot 15 jaar geleden cadeau had gekregen, oordeelde het hof dat de verklaring van de verdachte niet onaannemelijk was. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. De in beslag genomen voorwerpen werden aan de verdachte teruggegeven. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak voor het openbaar ministerie om verklaringen van verdachten en getuigen te toetsen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003514-17
datum uitspraak: 18 februari 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-698792-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 oktober 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een (groot) geldbedrag van 19.230 euro en/of een horloge van het merk Rolex (waarde: 11.000 euro), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van bovenomschreven voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof – anders dan de rechtbank – komt tot een vrijspraak.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van 4 februari 2019 gevorderd dat het hof dezelfde straf zal opleggen als door de rechtbank is opgelegd.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof als volgt.
De verdachte is op 6 oktober 2016 voor de ingang van horecagelegenheid [bedrijf] in Amsterdam aangehouden op verdenking van witwassen. De opsporingsambtenaren die de aanhouding verrichtten, waren ter plaatse om bij genoemde horecagelegenheid een controle uit te voeren, nu deze bekend stond als een ontmoetingsplaats voor personen die bekend zijn vanuit het criminele circuit. De verdachte is bij zijn aanhouding gefouilleerd en in zijn kleding werden op verschillende plekken geldbedragen aangetroffen met een totaalbedrag van € 19.230. Een gedeelte van het geld bestond uit – in het normale betaalverkeer ongebruikelijke – coupures van € 500. Ook droeg de verdachte een duur horloge van het merk Rolex om zijn pols en werden bij hem vier mobiele telefoons aangetroffen, waaronder een BlackBerry PGP waarmee versleutelde berichten kunnen worden verstuurd. Bij onderzoek naar de verdachte werd vastgesteld dat hij een alias heeft ([alias]) onder welke naam 30 verdachte transacties zijn vastgelegd.
Uit het voorgaande mocht het openbaar ministerie een vermoeden van witwassen afleiden. Van de verdachte wordt in een dergelijk geval verlangd dat hij omtrent de herkomst van de aangetroffen goederen een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst waarschijnlijke verklaring aflegt. Naar het oordeel van het hof is daarvan in het onderhavige geval sprake. De verdachte heeft (ook reeds bij de politie) verklaard het geld te hebben geleend van een vriend om cadeaus te kunnen kopen voor de bruiloft van zijn zoon in Duitsland en heeft die verklaring ter terechtzitting in eerste aanleg onderbouwd met een schriftelijke verklaring van die vriend (naar later bleek tevens zwager van de verdachte), [naam 1]. Op 25 oktober 2018 heeft deze [naam 1] een verklaring afgelegd bij de raadsheer-commissaris waarin hij de verklaring van de verdachte (wederom) heeft bevestigd. [naam 1] heeft verklaard dat hij het geld heeft gekregen doordat hij een woning in Turkije heeft verkocht en hij heeft informatie gegeven over de plek waar hij het geld in euro’s heeft gewisseld. Voorts bevat het dossier aanwijzingen dat de zoon van de verdachte op 15 oktober 2016 inderdaad in Duitsland in het huwelijk is getreden.
Gelet hierop had het op de weg van het openbaar ministerie gelegen om de verklaring van de verdachte en van [naam 1] – die zich op bepaalde punten daarvoor zeker leende – te toetsen. Zo had het openbaar ministerie onderzoek kunnen, en in het gegeven geval moeten, doen naar de stelling van [naam 1] dat het geld afkomstig was van een onroerend goed-transactie in Turkije en dat hij het geld had gewisseld bij juwelier [naam 2] in de wijk [naam 3]. Nu het openbaar ministerie dit heeft nagelaten is niet bewezen dat het aangetroffen geld van misdrijf afkomstig is, zodat de verdachte op dat punt dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het horloge heeft de verdachte verklaard dat hij het 10 tot 15 jaar geleden cadeau heeft gekregen van een vriend, wiens naam hij niet heeft willen noemen om het recht op privacy van die vriend te beschermen. Door de verdediging is gewezen op een eerdere inbeslagname van hetzelfde horloge, waarvan toen is gebleken dat het niet afkomstig was van witwassen waarna het is teruggegeven aan de verdachte. Het hof acht de verklaring van de verdachte niet op voorhand onaannemelijk, zodat de verdachte ook op dit punt van het aan hem tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 x100, 16x50, 6x20, 1x10 euro (waarde € 1.030);
- 1 x500, 1x100, 62x50 euro (waarde € 3.700);
- 25 x500, 4x100, 22x50 euro (waarde € 14.500);
- 1.00 STK Horloge Kl: goud, ROLEX Daytona 5265194, goudkl. sluiting, wijzerpl. met 8 stenen.
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 februari 2019.
mr. R.P. den Otter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]