ECLI:NL:GHAMS:2019:1505

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
23-003978-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en strafbepaling in diefstalzaak met betrekking tot Volkswagen Transporter

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 november 2017. De verdachte was vrijgesproken van een aantal ten laste gelegde feiten, maar was wel veroordeeld voor andere feiten. Het hoger beroep was beperkt ingesteld, waarbij de verdachte enkel in beroep ging tegen de beslissing van de rechtbank met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde feit, namelijk diefstal van een Volkswagen Transporter. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van de diefstal, maar het hof kwam tot een andere bewijsbeslissing. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de diefstal, omdat het DNA van de verdachte op de versnellingspook van de gestolen auto niet dwingend bewijs opleverde dat hij de diefstal had gepleegd. Het hof sprak de verdachte vrij van het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Daarnaast bepaalde het hof de straf voor de bewezen verklaarde feiten onder 1 en 3 op 35 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf werd afgewezen. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed in zoverre opnieuw recht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003978-17
Datum uitspraak: 15 april 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 november 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13-680185-15 en 13-123930-13 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
1 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

De rechtbank heeft de verdachte bij voormeld vonnis vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd en hem veroordeeld voor hetgeen onder 1, 3 en 4 is ten laste gelegd.
Op 9 november 2017 is tegen voormeld vonnis namens de verdachte onbeperkt hoger beroep ingesteld. Blijkens de akte “partieel akte intrekking rechtsmiddel” van 11 maart 2019 is het onbeperkt ingestelde hoger beroep partieel ingetrokken en wel voor zover het betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, derhalve ook de bijbehorende beslagbeslissingen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde] is in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard en de benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd, zodat deze vordering in hoger beroep evenmin aan de orde is.
Het hoger beroep is aldus slechts gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissing ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde en de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 2 december 2013, met parketnummer 13-123930-13, voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 40 uren.
Met betrekking tot de straf ten aanzien van het door de rechtbank onder 1 en 3 bewezenverklaarde zal het hof toepassing gegeven aan artikel 423, lid 4, van het Wetboek van Strafvordering.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – onder 4 ten laste gelegd dat:
primairhij op of omstreeks 4 september 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (bestel)auto (merk/type Volkswagen Transporter, gekentekend [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel te weten door gebruik te maken van een (reserve)sleutel welke op of omstreeks 02 september 2014 wederrechtelijk was weggenomen uit een woning (perceel [adres 2] te Amsterdam);
subsidiairhij op of omstreeks 4 september 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een (bestel)auto (merk/type Volkswagen Transporter, gekentekend [kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde (bestel)auto wist en/of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte voor de onder 4 primair ten laste gelegde diefstal zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 114 dagen met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van de feiten 1 en 3 heeft zij gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 1026 dagen met aftrek van voorarrest te bepalen.
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat de verdachte van de ten laste gelegde diefstal moet worden vrijgesproken op de grond dat de aanwezigheid van zijn celmateriaal op de versnellingspook van de gestolen auto niet dwingend tot de conclusie leidt dat hij op enig moment met deze versnellingspook in contact is geweest nu het procesdossier ruimte laat voor de mogelijkheid van secundaire of tertiaire overdracht.
Het hof overweegt als volgt.
Vast staat dat op 2 september 2014 een inbraak is gepleegd in een woning aan de [adres 2] in Amsterdam waarbij de reservesleutels van een Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken] zijn weggenomen. Uit de
track-and-trace-gegevens volgt dat het voertuig op 4 september 2014 om 05.09 uur vanaf de [adres 2] is gaan rijden en om 05.24 uur is geparkeerd ter hoogte van perceel [adres 3] in Amsterdam. Op laatstgenoemd adres woonde de vriendin van de medeverdachte [medeverdachte]. Op de versnellingspook in de Volkswagen Transporter is een DNA-mengprofiel aangetroffen met onder meer DNA van de verdachte.
Het hof is van oordeel dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat het DNA van de verdachte op de versnellingspook is terechtgekomen door het plegen van de ten laste gelegde diefstal (of heling), nu in de onderhavige situatie een (reële) mogelijkheid bestaat dat een derde het delict heeft gepleegd en het DNA van de verdachte op de versnellingspook is terechtgekomen op een wijze die niet aan het delict gerelateerd is, dan wel daar is terecht gekomen door middel van secundaire overdracht.
Er zijn geen andere bewijsmiddelen die wijzen in de richting van de verdachte als dader (of een van de daders). Aan de aangifte van de diefstal van de sleutels door [benadeelde] kan geen belastende betekenis voor de verdachte worden toegekend, en datzelfde geldt voor de route die de Volkswagen Transporter heeft afgelegd en de plaats waar de Volkswagen is geparkeerd.
Naar het oordeel van het hof kan in de gegeven omstandigheden niet worden vastgesteld dat de verdachte de Volkswagen Transporter heeft gestolen of voorhanden heeft gehad terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit voertuig door een misdrijf verkregen was. Het hof acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 4 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Toepassing van artikel 423, vierde lid, Wetboek van Strafvordering

Het hof zal overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van artikel 423 van het Wetboek van Strafvordering de straf ten aanzien van de in eerste aanleg onder 1 en 3 bewezen verklaarde misdrijven bepalen.
Het onder 1 bewezenverklaarde is gekwalificeerd als diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd door twee of meer verenigde personen. Het onder 3 bewezenverklaarde is gekwalificeerd als medeplegen van het handelen in strijd met artikel 3 onder B van de Opiumwet.
Door de rechtbank is ter zake van deze feiten, samen met het door de rechtbank onder 4 bewezenverklaarde (gekwalificeerd als diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels) een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden met aftrek van voorarrest opgelegd. Het hof zal de straf ter zake van het door de rechtbank onder 1 en 3 bewezenverklaarde bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van 35 maanden met aftrek.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 december 2013, met parketnummer 13-123930-13, opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat deze vordering in hoger beroep opnieuw aan de orde is. Met de advocaat-generaal en overeenkomstig het subsidiaire standpunt van de raadsman acht het hof toewijzing van deze vordering niet langer opportuun, zodat de vordering tot tenuitvoerlegging zal worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het onder 1 en 3 bewezenverklaarde op een
gevangenisstrafvoor de duur van
35 (vijfendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 17 augustus 2015, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 december 2013 onder parketnummer 13-123930-13, voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. A.M. van Woensel en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 april 2019.
mr. Van Woensel is buiten staat dit arrest te ondertekenen
=========================================================================
[…]