Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief 1bestrijdt [appellant] onder meer het slot van feit 1.5. Gelet op de toelichting daarop betreft het echter niet zozeer een betwisting van dat onderdeel, maar een betwisting van de relevantie daarvan. Dit komt aan de orde bij de bespreking van de inhoudelijke overwegingen van de kantonrechter. De vastgestelde feiten zijn voor het overige niet in geschil en dienen derhalve ook het hof tot uitgangspunt. Waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2. Huurder zal het gehuurde gedurende de huurtijd zelf bewonen en er zijn hoofdverblijf hebben.
3. Huurder zal ervoor zorgdragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt. Huurder is aansprakelijk voor alle gedragingen van anderen die zich met zijn goedvinden in de directe omgeving van het gehuurde bevinden.
(…)
6. Het is huurder verboden het gehuurde - al dan niet tijdelijk - in zijn geheel onder te verhuren of aan derden ter voortdurende bewoning af te staan. Bij overtreding van dat verbod, zal de huurder de verhuurder een boete verschuldigd zijn van € 4500,-, onverminderd het recht van de verhuurder in plaats van de boete de volledige schadevergoeding te vorderen en naast de boete dan wel naast de boete of schadevergoeding de ontbinding van de huurovereenkomst te vorderen.
7. Het is huurder verboden om een gedeelte van het gehuurde onder te verhuren of in gebruik te geven aan derden tenzij schriftelijke toestemming door de verhuurder hiervoor is gegeven. (…)”
1. [B]
2. [C]
3. [D]
3.Beoordeling
grieven 2 en 3lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Deze grieven betreffen het oordeel van de kantonrechter dat Eigen Haard haar stellingen voorshands had bewezen en dat [appellant] deze onvoldoende had ontzenuwd.
grieven 1 en 4, die de bewijswaardering betreffen, lenen zich eveneens voor gezamenlijke bespreking.
grieven 5 en 6worden eveneens gezamenlijk besproken. Zij houden in dat de kantonrechter ten onrechte heeft aangenomen dat sprake was van dusdanig ernstige tekortkomingen dat een ontbinding en ontruiming gerechtvaardigd was (grief 5) en geen rekening heeft gehouden met de belangen van [appellant] bij behoud van woning en aldus tot een onjuiste belangenafweging is gekomen (grief 6).
grief 7komt [appellant] op tegen de toewijzing van de gevorderde boete. Volgens [appellant] is geen sprake geweest van onderverhuur of het afstaan van de woning aan derden, zodat de contractuele boete niet van toepassing is. Als boeteoplegging wel op zijn plaats is dan moet deze gematigd worden nu de billijkheid dat klaarblijkelijk eist of op grond van maatstaven van redelijkheid en billijkheid.