3.1.In deze zaak gaat het om het volgende.
( a) De Alliantie is in 2012 gestart met het nieuwbouwproject [het project] (verder: het project), bestaande uit een appartementencomplex aan de [adres] . De Alliantie en [appellanten] hebben in de periode van eind 2012 tot medio 2013 koopovereenkomsten gesloten met betrekking tot verschillende appartementen binnen het project, dat wil zeggen dat [appellante sub 1] en [appellante sub 2] gezamenlijk en de overige appellanten ieder voor zich één appartement hebben gekocht. Voor De Alliantie trad als makelaar op Hallie & Van Klooster Makelaardij (verder: de makelaar), dit in de persoon van [A] en/of [B] . De appartementen zijn in april 2014 opgeleverd.
( b) De Alliantie heeft ervoor gekozen het appartementencomplex niet te voorzien van een inpandige garage.
( c) In de verkoopbrochure met betrekking tot de onderhavige appartementen is onder meer vermeld:
“Het is mogelijk om een eigen parkeerplaats te huren op vijf minuten loopafstand van jouw woning.”
( d) De op het project betrekking hebbende “Wegwijzer bij aankoop” luidt onder meer:
“Of de wijk goed bereikbaar is? (...) En kunt u de auto niet missen? Op vijf minuten lopen is eventueel de mogelijkheid om een parkeerplaats te huren”.
Krachtens artikel 9 van de gemeentelijke Parkeerverordening 2013 van de gemeente Amsterdam (verder: de Parkeerverordening) kan het College van B&W een bewonersvergunning verlenen aan de houder van een motorvoertuig die bewoner is van een zelfstandige woning, gelegen in een vergunning gebied, en een bewoner van die zelfstandige woning niet beschikt of kan beschikken over een stallingsplaats en/of een belanghebbendenparkeerplaats binnen de gemeente.
( e) Voor bewoners van de adressen van [appellanten] geldt op grond van de Parkeerverordening en het bijbehorende uitwerkingsbesluit een vergunningenplafond van nul. Dit betekent dat [appellanten] als bewoners geen aanspraak kunnen maken op een parkeervergunning. Het vergunningenplafond is voor de adressen van het project voor het eerst opgenomen in de op 2 november 2015 in werking getreden wijziging van het uitwerkingsbesluit parkeren stadsdeel Zuid 2014. Aanvankelijk werd aan enkele bewoners wel een parkeervergunning verleend (bijvoorbeeld omdat deze in een ander stadsdeel was verkregen en meegenomen kon worden), maar inmiddels zijn alle parkeervergunningen ingetrokken, met dien verstande dat [appellante sub 5] deze na een uitspraak van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State heeft teruggekregen, omdat haar eerdere parkeervergunning onrechtmatig was ingetrokken.
( f) De Alliantie was ten tijde van het sluiten van de onderhavige koopovereenkomsten ervan op de hoogte dat [appellanten] na invoering van voormeld gemeentelijk beleid als bewoners geen aanspraak zouden kunnen maken op een parkeervergunning.
( g) Bij brief van hun toenmalige advocaat aan De Alliantie van 11 april 2016 hebben [appellanten] zich beroepen op non-conformiteit van de appartementen vanwege de onmogelijkheid een parkeervergunning te verkrijgen en De Alliantie aansprakelijk gesteld voor de door hen als gevolg daarvan geleden en te lijden schade. De Alliantie heeft zich bij brief van 4 mei 2016 onder verwijzing naar het bepaalde in art. 7:23 BW op het standpunt gesteld dat [appellanten] te laat over de door hen gestelde non-conformiteit hebben geklaagd. Hierna heeft verdere correspondentie plaatsgevonden.
( h) In eerste aanleg vorderden [appellanten] een verklaring voor recht, primair, dat De Alliantie tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomsten ten aanzien van de appartementsrechten, subsidiair, dat De Alliantie onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld, in beide gevallen met veroordeling van De Alliantie tot betaling van de door hen geleden schade, waaronder die wegens “de buitengerechtelijke kosten en de werkelijk gemaakte kosten voor juridische bijstand”, op te maken bij staat en met rente. Meer subsidiair vorderden [appellanten] een verklaring voor recht dat de koopovereenkomsten onder invloed van dwaling tot stand zijn gekomen, alsmede, in plaats van de vernietiging van de koopovereenkomsten, wijziging van de gevolgen door vermindering van de koopsom met een bedrag gelijk aan de waardevermindering ten gevolge van de dwaling, met veroordeling van De Alliantie tot betaling van dat bedrag, met rente. Ten slotte vorderden [appellanten] veroordeling van De Alliantie in de proceskosten, met rente. Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen van [appellanten] afgewezen en hen in de proceskosten verwezen.