Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
,
1.[X] ,
2. [geïntimeerde sub 2] ,
3. [geïntimeerde sub 3] ,
1.Verder verloop van het geding in hoger beroep
- memorie van grieven van [appellant] , met producties;
- memorie van antwoord in principaal appel, tevens van grieven in incidenteel appel van [geïntimeerde sub 3] ;
- memorie van antwoord in principaal appel, tevens van grieven in incidenteel appel van [geïntimeerde sub 2] ;
- memorie van antwoord in principaal appel, tevens van grieven in incidenteel appel van [X] ;
- memorie van antwoord in incidenteel appel van [appellant] .
2.Verdere beoordeling
. Aangezien [appellant] geen hoofdelijke veroordeling van Domesticare c.s. heeft gevorderd, zal de veroordeling niet hoofdelijk worden uitgesproken”.
eerste grief in incidenteel appeldat de rechtbank hen ten onrechte (in conventie) heeft veroordeeld tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 120.410,=, met rente. Zij betogen hiertoe ( [geïntimeerde sub 2] : allereerst), kort gezegd, dat [appellant] in eerste aanleg slechts de veroordeling van de v.o.f. heeft gevorderd en dat de rechtbank buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden door niet alleen de v.o.f. maar ook hen op grond van het bepaalde in art. 18 WvK te veroordelen tot betaling van dit bedrag.
gedaagden sub 1 tot en met 4(cursivering van het hof) niet ontvankelijk te verklaren, althans deze af te wijzen”. Ook uit al hun andere stukken van de eerste aanleg kan niet anders worden afgeleid dan dat [X] c.s. ervan uitgingen dat de vorderingen van [appellant] ook tegen hen persoonlijk waren ingesteld. Bij wijze van voorbeeld wijst het hof hier op de §§ 13 tot en met 16 van de antwoordconclusie na aanvullend deskundigenbericht van de v.o.f. en [X] c.s. van 18 januari 2017, waarin consequent wordt gesproken van de tegen “Domesticare c.s.” (dus niet alleen tegen de v.o.f.) ingestelde vorderingen. Hiermee strookt, ten slotte, dat (niet alleen de v.o.f. maar) de v.o.f. en [X] c.s. in eerste aanleg gezamenlijk tegenvorderingen tegen [appellant] hebben ingesteld.
hoofdelijkheeft veroordeeld tot betaling van het door haar toewijsbaar geachte bedrag van € 120.410,=, met rente. Hoewel de grief strikt genomen faalt ( [appellant] had immers in eerste aanleg geen hoofdelijke veroordeling van [X] c.s. gevorderd en een hoofdelijke veroordeling kan door de rechter niet ambtshalve worden uitgesproken), vordert [appellant] dit in appel wel. Gelet op het bepaalde in art. 18 WvK is deze (vermeerderde) vordering toewijsbaar. Niets van wat [X] c.s. daartegen (ieder voor zich) hebben aangevoerd, noopt tot een ander oordeel.
grief 2 in principaal appelen
de andere incidentele grieven van [X] en [geïntimeerde sub 2]te bespreken overweegt het hof ambtshalve het volgende. In eerste aanleg zijn zowel de v.o.f. als haar vennoten [X] c.s. gedagvaard. Bij het eindvonnis is voor recht verklaard dat de v.o.f. toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen [appellant] en haar en aansprakelijk is voor de (gevolg)schade die [appellant] dientengevolge lijdt en heeft geleden, en zijn de v.o.f. en [X] c.s. (gezamenlijk) veroordeeld tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 120.410,=, met rente. Kennelijk gaan partijen ervan uit dat de v.o.f. (per 31 januari 2013) is ontbonden en door [X] als eenmanszaak is voortgezet. Echter, ook door of tegen een ontbonden vennootschap onder firma kan worden geprocedeerd. Vaststaat dat de (ontbonden) v.o.f. niet door [appellant] in het appel is betrokken en evenmin zelf hoger beroep heeft ingesteld. Dit wordt niet anders doordat [X] in zijn in appel ingediende memories zegt mede namens haar te concluderen. In het bestreden eindvonnis is de veroordeling van [X] c.s. (uitsluitend) gebaseerd op het bepaalde in art. 18 WvK, dat inhoudt dat de vennoten hoofdelijk verbonden zijn voor de verbintenissen van de vennootschap (onder firma). Het betreft hier dus een aansprakelijkheid die een afgeleide is van die van de v.o.f., waarvan [X] c.s. vennoten zijn geweest.