ECLI:NL:GHAMS:2019:1453

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
24 april 2019
Zaaknummer
200.213.186/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoedingsvordering wegens wanprestatie en onrechtmatige daad in het kader van Confidentiality & Non-Circumvention Agreement

In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 17 oktober 2017, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een schadevergoedingsvordering van Brooklawn Capital LLC tegen Amvest Management B.V. De vordering is gebaseerd op wanprestatie en onrechtmatige daad in het kader van een Confidentiality & Non-Circumvention Agreement. Het hof heeft vastgesteld dat Brooklawn niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade heeft geleden als gevolg van de gedragingen van Amvest. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de vorderingen van Brooklawn niet-ontvankelijk waren, omdat het causaal verband tussen de gestelde schade en de aan Amvest verweten gedragingen ontbrak. Het hof heeft deze beslissing bekrachtigd en geoordeeld dat Brooklawn onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen. De rechtbank had ook geoordeeld dat de conservatoire bewijsbeslagen die door Brooklawn waren gelegd onrechtmatig waren, en het hof heeft deze conclusie bevestigd. Brooklawn is veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, en het hof heeft de vorderingen van Brooklawn in het incident afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van het aannemelijk maken van schade en causaal verband in civiele procedures.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.213.186/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/597782/HA ZA 15-1063
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 april 2019
inzake
de vennootschap naar buitenlands recht
BROOKLAWN CAPITAL LLC,
gevestigd te George Town, Kaaiman Eilanden,
appellante in de hoofdzaak,
tevens eiseres in het incident,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
AMVEST MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Zeist,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
tevens verweerster in het incident,
advocaat: mr. T.R.B. de Greve te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom Brooklawn en Amvest genoemd.
Voor het verloop van de procedure tot het arrest in het incident tot zekerheidsstelling voor de proceskosten ex art. 244 Rv van 17 oktober 2017 wordt verwezen naar dat arrest. Amvest heeft daarna een memorie van antwoord in de hoofdzaak, tevens memorie van antwoord in het incident ex art. 843a Rv, met producties, genomen.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 31 oktober 2018 doen bepleiten, Brooklawn door mr. Lauxtermann, advocaat te Amsterdam, en Amvest door mrs. D.C. Orobio de Castro en I.A.F. Hendriksen, beiden advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Brooklawn heeft nog de producties 113 en 114 en Amvest productie 46 in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Brooklawn heeft in het incident ex art. 843a Rv gevorderd om Amvest op te dragen om aan Brooklawn af te geven:
( i) de complete e-mailbestanden, zoals in beslag genomen en gefilterd in het kader van het bewijsbeslag in september 2015 en (ii) de in punt 61 van de memorie van grieven bedoelde schriftelijke mededeling uit november 2014, en wel binnen twee dagen na het in dit incident te wijzen arrest en op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 25.000,- voor iedere dag dat Amvest hiermee in gebreke blijft, met veroordeling van Amvest in de kosten van het incident.
Brooklawn heeft in de hoofdzaak geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van Brooklawn zal toewijzen met dien verstande dat het hof Amvest tevens zal veroordelen tot schadevergoeding nader op te maken bij staat, met veroordeling van Amvest in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en rente.
Amvest heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen in het incident ex art. 843a Rv en in de hoofdzaak tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met
- uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Brooklawn in de kosten van het geding in hoger beroep, met rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis van 21 december 2016 onder 2 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.
Brooklawn kwam eind 2013 in beeld als mogelijke koper van een door twee eigenaren (hierna: de Verkopers), op instigatie van hun banken (hierna: de Banken), te koop aangeboden – uiterlijk op 23 december 2014 over te dragen en te betalen – vastgoedportefeuille (hierna: de WDF-portefeuille). Deze (voorgenomen) transactie zal hierna ook de WDF-transactie worden genoemd.
2.2.
Brooklawn had ter financiering van deze (mogelijke) aankoop een of meer mede-investeerders nodig. Daarnaast had zij een
asset managernodig, een na de (mogelijke) overdracht aantredende beheerder van het betrokken vastgoed die tevens mede zou investeren.
2.3.
Brooklawn vond als mede-investerende
asset managerin beginsel bereid Amvest. Aegon Levensverzekering N.V. (hierna: Aegon) is voor 50% (indirect) aandeelhouder van Amvest.
2.4.
Brooklawn vond als mede-investeerder in beginsel bereid Mount Kellett Capital Management (UK) LLP (hierna: Mount Kellett).
2.5.
Brooklawn en Amvest zijn op 17 januari 2014 een schriftelijke overeenkomst met elkaar aangegaan (hierna: de
Confidentiality & Non-Circumvention Agreement). Artikel 6 van deze overeenkomst bepaalt:

Governing Law: This Agreement, and all claims or causes of action (whether in contract or tort) that may be based upon, arise out of or relate to this Agreement, or the negotiation, execution or performance of this Agreement shall be governed by, and construed in accordance with the laws of the State of New York without regard to the principles of conflicts of laws in any jurisdiction”.
2.6.
Op 13 augustus 2014 zijn Brooklawn en de Verkopers een schriftelijke overeenkomst met elkaar aangegaan. Die overeenkomst (hierna: de
Exclusivity Letter) hield in dat Brooklawn tot 28 oktober 2014 het exclusieve recht had om met de Verkopers te onderhandelen over de (voorwaarden van de) WDF-transactie. De datum 28 oktober 2014 is later met wederzijds goedvinden gewijzigd in 14 november 2014.
2.7.
Bij e-mailbericht van 8 november 2014 hebben de Banken, voor zover hier van belang, aan Brooklawn en Mount Kellett geschreven:

The exclusivity letter is clear:
a. no re-negotiation of the purchase price.
b. financing of the transaction is not fixed to certain parties or to specific combination of debt/equity.
We kindly ask Brooklawn to confirm ultimately by 9 November 2014 (…) that they will complete the transaction as agreed in the Exclusivity Letter, including the purchase price agreed, failing which we are forced to conclude that there is a breach of the Exclusivity Letter for which we hold the relevant parties involved liable
.
Op diezelfde dag heeft Mount Kellet zich teruggetrokken.
2.8.
Bij e-mailbericht van 10 november 2014 hebben de Banken, voor zover hier van belang, aan Brooklawn geschreven:
“In vervolg op jouw e-mail, hierbij de instemming van de verkoper en de banken voor BLW(Brooklawn; hof)
om met [A] ([A]) en met [B] te gaan spreken. We merken daarbij op dat in eerder stadium [B] is aangedragen als potentiële partij voor de WDF portefeuille door een derde”.
De Banken hebben Brooklawn vervolgens de contactgegevens van [B] (dat wil zeggen Quantum Strategic Partners Ltd., hierna: Quantum) verschaft.
2.9.
Op 14 november 2014 was tussen Brooklawn en de Verkopers geen koopovereenkomst betreffende de WDF-portefeuille tot stand gekomen. De Verkopers waren niet bereid de exclusiviteitstermijn te verlengen, waarop Brooklawn de
Exclusivity Letterheeft beëindigd op basis van het financieringsvoorbehoud dat als ontbindende voorwaarde in de overeenkomst is opgenomen.
2.10.
Op 14 en 15 november 2014 heeft Quantum de Banken schriftelijk van haar interesse in de WDF-portefeuille doen blijken.
2.11.
Bij e-mailbericht van 18 november 2014 heeft de advocaat van de Verkopers en de Banken, voor zover hier van belang, aan Brooklawn geschreven:
“On behalf of my clients (…), I herewith respond to your email dated 14 November 2014 (…).
I herewith inform you that after due consideration the Seller (de Verkopers; hof
) is not willing to renew or extend any exclusivity of Brooklawn (…) in relation to the Transaction (de WDF-transactie; hof
). Both the Seller and the Banks (de Banken; hof)
reserve all rights for claiming any damages, including costs, they have suffered as a consequence of the behavior and acts of Brooklawn and Mound Kellett (…) in the transaction process”.
2.12.
Bij e-mailbericht van 23 november 2014 heeft de advocaat van de Verkopers en de Banken, voor zover hier van belang, aan Brooklawn geschreven:
“In previous conversations my clients already expressed their discontent with Brooklawn’s conduct in connection with the WDF-housing portfolio transaction. My clients are of the opinion that, amongst others, Brooklawn did not properly manage relationships with Mount Kellett.
I note that any exclusivity on the part of Brooklawn to negotiate the acquisition of the portfolio terminated on 14 November 2014, the date on which Brooklawn rescinded (ontbond) the exclusivity letter by way of notice regarding the condition subsequent (ontbindende voorwaarde). A request from you to extend such exclusivity period was explicitly rejected. I refer to my e-mail of 18 November 2014. Hence, as from 14 November 2014, Brooklawn has no rights whatsoever to negotiate the acquisition, leave alone to acquire, the portfolio. My clients are free to offer the portfolio to whom they deem fit”.
2.13.
De Verkopers hebben de WDF-portefeuille in december 2014 overgedragen aan Aegon.
2.14.
Aegon heeft het
asset managementvan de WDF-portefeuille opgedragen aan Amvest Investment Management B.V., een zustervennootschap van Amvest.

3.Beoordeling

3.1.
Brooklawn heeft in eerste aanleg, na wijziging van eis, in conventie gevorderd dat de rechtbank bij – zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaard – vonnis:
primair naar het recht van de staat New York, subsidiair naar Nederlands recht:
( i) voor recht verklaart dat Amvest jegens Brooklawn toerekenbaar is tekort geschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld door haar verplichtingen uit hoofde van de
Confidentiality & Non-Circumvention Agreementte schenden;
(ii) voor recht verklaart dat Amvest jegens Brooklawn toerekenbaar is tekort geschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met het verbod dat is neergelegd in de
Confidentiality & Non-Circumvention Agreementin nauw overleg en samenwerking met Aegon de WDF-portefeuille te kopen, althans deel te nemen aan een transactie gericht op de koop daarvan, al dan niet door met het oog op die transactie direct of indirect als
asset managervan de WDF-portefeuille te gaan optreden;
(iii) voor recht verklaart dat Amvest jegens Brooklawn toerekenbaar is tekort geschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met het verbod dat is neergelegd in de
Confidentiality & Non-Circumvention Agreementcontact te leggen met de Verkopers en/of de Banken over participatie in de WDF-transactie dan wel koop van de WDF-portefeuille door haar, door een aan haar verbonden partij, dan wel door enige andere partij;
(iv) voor recht verklaart dat Amvest jegens Brooklawn toerekenbaar is tekort geschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met het verbod dat is neergelegd in de
Confidentiality & Non-Circumvention Agreementcontact te leggen met Aegon, andere vennootschappen in de Aegon Groep of enig andere mogelijke koper over de mogelijke koop van de WDF-portefeuille en/of enig andere vorm van participatie in de WDF-transactie;
( v) voor recht verklaart dat Amvest jegens Brooklawn toerekenbaar is tekort geschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met het verbod dat is neergelegd in de
Confidentiality & Non-Circumvention Agreementcontact te leggen met andere vennootschappen in de Amvest Groep over participatie in de WDF-transactie;
(vi) voor recht verklaart dat Amvest jegens Brooklawn toerekenbaar is tekort geschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met het verbod dat is neergelegd in de
Confidentiality & Non-Circumvention Agreementderde partijen te informeren over het feit dat Brooklawn betrokken is geweest bij de koop van de WDF-portefeuille;
(vii) voor recht verklaart dat Amvest jegens Brooklawn toerekenbaar is tekort geschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met het verbod dat is neergelegd in de
Confidentiality & Non-Circumvention Agreementvertrouwelijke informatie over de WDF-portefeuille en WDF-transactie te delen met derden;
(viii) voor recht verklaart dat Amvest jegens Brooklawn onrechtmatig heeft gehandeld door opzettelijk in samenspraak met de Verkopers en/of de Banken de leverdatum van de WDF-portefeuille naar voren te halen, in de wetenschap dat jegens Amvest een verbod om te participeren in de WDF-transactie in een spoed kort geding was gevorderd;
(ix) Amvest veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2.
Amvest heeft in eerste aanleg in reconventie samengevat gevorderd om – zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – voor recht te verklaren dat door Brooklawn gelegde conservatoire bewijsbeslagen onrechtmatig zijn, zijn vervallen althans deze beslagen op te heffen, de gerechtelijke bewaring van de in beslag genomen bescheiden te beëindigen en de in beslag genomen bescheiden te laten vernietigen op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.3.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis in conventie kort gezegd geoordeeld dat de toelaatbaarheid van de vorderingen van Brooklawn dient te worden beoordeeld naar het toepasselijke Nederlandse procesrecht en dat Brooklawn naar Nederlands recht slechts belang bij haar vorderingen heeft indien de mogelijkheid van schade aannemelijk is. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het de Verkopers en de Banken na afloop van de exclusiviteitsperiode vrijstond om Brooklawn als gegadigde te laten vallen, dat het zowel naar Nederlands recht als naar het recht van de staat New York vereiste causaal verband tussen de door Brooklawn gestelde schade en de aan Amvest verweten gedragingen ontbreekt en dat Brooklawn om die reden in haar vorderingen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
In reconventie heeft de rechtbank geoordeeld dat het door Brooklawn op grond van het verlof van 18 maart 2015 gelegde conservatoire bewijsbeslag onrechtmatig is en Brooklawn veroordeeld de dientengevolge door Amvest geleden schade, op te maken bij staat, te vergoeden. Voorts heeft de rechtbank het op grond van het verlof van 11 september 2015 door Brooklawn gelegde bewijsbeslag opgeheven, de gerechtelijke bewaring van de in beslag genomen bescheiden beëindigd en de vernietiging van deze bescheiden bevolen.
Brooklawn is in de hoofdzaak met vier grieven opgekomen tegen de afwijzing van haar vorderingen en de toewijzing van de vorderingen van Amvest en de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Thans vordert zij niet slechts voormelde verklaringen voor recht, maar ook schadevergoeding en verwijzing naar de schadestaat.
3.4.
Grief 1 beoogt, naar het hof begrijpt, het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen. Deze grief mist zelfstandige betekenis en behoeft geen verdere bespreking.
3.5.
Grieven 2 en 3 komen samengevat op tegen het oordeel van de rechtbank dat het vereiste causaal verband tussen de door Brooklawn aan Amvest verweten gedragingen en de door Brooklawn gestelde schade (naar Nederlands recht en naar het recht van de staat New York) ontbreekt en dat Brooklawn om die reden (naar Nederlands procesrecht) niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorderingen. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.6.
De verwijten van Brooklawn aan het adres van Amvest komen er, onder verwijzing naar de
legal opinionvan [C] van 25 mei 2016, in de kern op neer dat Amvest op vier manieren de
Confidentiality & Non-Circumvention Agreementheeft geschonden.
Zowel naar Nederlands recht als naar het recht van de staat New York komt een vordering tot schadevergoeding wegens contractbreuk of onrechtmatige daad slechts voor toewijzing in aanmerking indien er causaal verband bestaat tussen de verweten gedragingen en het schadeveroorzakende feit. Het ligt op de weg van Brooklawn om voldoende aannemelijk te maken dat zij door de gewraakte schendingen de WDF-transactie is misgelopen. In het kader van de onderhavige procedure – waarin zij verklaringen voor recht en verwijzing naar de schadestaat vordert – behoeft die causaliteit niet onomstotelijk vast te staan. Wel dient Brooklawn de mogelijkheid van schade ten gevolge van de gestelde schendingen aannemelijk te maken.
3.7.
Die mogelijkheid heeft Brooklawn onvoldoende aannemelijk gemaakt. Daarvoor is het volgende redengevend.
3.8.
Niet in geschil is dat Brooklawn om de aankoop van de WDF-portefeuille te kunnen financieren (met betrekking tot een zeer substantieel deel van de koopprijs) een mede-investeerder nodig had. Daartoe was de
Exclusivity Letterovereengekomen. Nadat Brooklawn er niet in was geslaagd om binnen de aanvankelijk overeengekomen exclusiviteitsperiode vóór 28 oktober 2014 voldoende mede-investeerders te interesseren, was deze periode verlengd tot 14 november 2014. Kort voor het verstrijken van de verlengde periode – op 8 november 2014 – trok de door haar bereid gevonden investeerder Mount Kellet zich terug.
Dat Brooklawn een geïnteresseerde (mede-)investeerder had gevonden in Quantum en dat de Verkopers en de Banken akkoord waren dat gesprekken met Quantum als mogelijke
equity providerwerden gevoerd, maakt de mogelijkheid dat Brooklawn de WDF-transactie met Quantum als investeerder had kunnen sluiten nog niet aannemelijk. Uit het door Brooklawn overgelegde transcript van een telefoongesprek van 12 november 2014 tussen Quantum, Brooklawn en ING (in de persoon van [D]) blijkt namelijk, anders dan Brooklawn lijkt te suggereren, bepaald niet dat het sluiten van de WDF-transactie binnen handbereik lag. [D] heeft niet meer gezegd dan dat de Banken de deal wilden sluiten op de eerder geformuleerde voorwaarden en dat zij niet bereid waren om opnieuw te onderhandelen over een exclusiviteitstermijn. Hij heeft het telefoongesprek tussentijds verlaten omdat “
I don’t think I should be there in your conversations between the two buyers”. Quantum heeft weliswaar in algemene zin haar interesse getoond, maar heeft tijdens dat telefoongesprek geen enkele toezegging gedaan; anders dan een afsluitende mededeling “
We’ll be back shortly” zijn tijdens dit gesprek geen vervolgafspraken gemaakt.
Brooklawn heeft vervolgens, bij gebreke van een voldoende zekere
(mede-)investeerder, met een beroep op het als ontbindende voorwaarde opgenomen financieringsvoorbehoud op 14 november 2014
zelfde
Exclusivity Letterbeëindigd. Vanaf dat moment stond het de Verkopers en de Banken vrij om de WDF-portefeuille aan een andere partij te verkopen. Dat Brooklawn na afloop van de exclusiviteitsperiode alsnog op enigerlei wijze had kunnen participeren in de verkrijging van de WDF-portefeuille is geenszins aannemelijk geworden. De Verkopers en de Banken waren blijkens de e-mailberichten van 18 november 2014 en 23 november 2014 ontevreden over de prestaties van Brooklawn en hebben benadrukt dat Brooklawn, nu de eerder al verlengde exclusiviteitsperiode was afgelopen, geen enkele aanspraak op (het verkrijgen van) de WDF-portefeuille kon maken. Een en ander wordt bevestigd in de verklaring van de betrokken medewerkers van de Banken van 16 december 2014.
Brooklawn heeft niet gesteld dat zij met Quantum na het telefoongesprek van 12 november 2014 nadere afspraken heeft gemaakt over deelneming van Quantum als investeerder in de WDF-transactie. In dat telefoongesprek was aan Quantum meegedeeld dat de exclusiviteitsperiode op 14 november 2014 zou verlopen. Bij brieven van 14 en 15 november 2014 heeft Quantum vervolgens (één of meer van) de Banken rechtstreeks benaderd en aldus Brooklawn gepasseerd. Tegen deze achtergrond en gelet op de vrijblijvende inhoud van die brieven, is de mogelijkheid dat Brooklawn de WDF-transactie alsnog met Quantum zou kunnen sluiten binnen de door de Verkoper en de Banken gestelde termijn (verkoop en levering voor 23 december 2014) of in 2015 (indien met Brooklawn zou moeten worden aangenomen dat de Verkoper en de Banken de WDF-transactie ook nog wel over de jaarwisseling heen wilden tillen) te minder aannemelijk. De mogelijkheid dat Quantum enkel is afgehaakt omdat (op 19 november 2014) bleek dat er een Nederlandse gegadigde was om de WDF-portefeuille te verwerven, is gezien de gemotiveerde betwisting door Amvest evenmin aannemelijk geworden. Dit volgt ook niet uit de als productie 96 door Brooklawn overlegde e-mailcorrespondentie.
Brooklawn heeft verder nog betoogd dat Aegon de transactie nooit op eigen kracht voor het einde van 2014 had kunnen afronden en dat Aegon dus wel gebruik gemaakt moet hebben van door Amvest verstrekte vertrouwelijke informatie. In het licht van het gemotiveerde verweer van Amvest inhoudende dat Aegon informatie heeft gekregen van de voormalige advocaat van Mount Kellet, Clifford Chance, en van de Banken, heeft Brooklawn deze stelling onvoldoende onderbouwd.
Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat ook indien zou komen vast te staan dat Amvest in strijd met de Confidentiality & Non-Circumvention Agreement vertrouwelijke informatie aan Aegon heeft verstrekt, de mogelijkheid dat Brooklawn dientengevolge de WDF-transactie is misgelopen niet aannemelijk is geworden.
3.9.
Voorzover Brooklawn voorts nog heeft betoogd dat een schending van de Confidentiality & Non-Circumvention Agreement naar het recht van de staat New York op zichzelf genomen reeds tot een verplichting tot betaling van schadevergoeding van Amvest kan leiden, moet dit betoog als onvoldoende onderbouwd worden verworpen. Brooklawn beroept zich daartoe op een opinie van [C] van 14 december 2014 die berust op het uitgangspunt dat “
Amvest had admitted that it has breached the Confidentiality Agreement” en dat
“Amvest has admitted that it intends to further breach the Confidentiality Agreement” (p. 2). Van dergelijke erkenningen is evenwel geen sprake, zodat ook op basis van deze opinie de mogelijkheid van schade en causaal verband niet aannemelijk is geworden. Ook overigens heeft Brooklawn daartoe onvoldoende aangevoerd.
3.10.
Het betoog van Brooklawn dat zij hoe dan ook aanspraak kan maken op
disgorgement damages(naar het recht van de staat New York) en/of winstafdracht (naar Nederlands recht, ex art. 6:104 BW) stuit, nu de winst niet is genoten door Amvest maar door Amvest Investment Management B.V., reeds af op de omstandigheid dat Brooklawn onvoldoende heeft gesteld om te kunnen oordelen dat Amvest met Amvest Investment Management B.V. dient te worden vereenzelvigd. Het hof onderschrijft hetgeen de rechtbank in r.o. 6.10 van het bestreden vonnis hieromtrent heeft overwogen. De aannemelijkheid van de mogelijkheid dat Amvest Investment Management B.V. door Amvest opzettelijk naar voren is geschoven om aansprakelijkheid wegens schending van de
Confidentiality & Non-Circumvention Agreementte omzeilen, is, al aangenomen dat deze enkele omstandigheid naar het recht van de staat New York reeds tot schadeplichtigheid kan leiden, door Brooklawn onvoldoende feitelijk onderbouwd.
3.11.
Brooklawn heeft in hoger beroep als grondslag voor haar vordering nog een beroep gedaan op het bepaalde in art. 6:170 BW. Gelet op het vorenoverwogene is de mogelijkheid van schade ook op deze grondslag onvoldoende aannemelijk gemaakt. Daar komt bij dat hetgeen Brooklawn daartoe heeft aangevoerd (de bestuurders van Amvest hebben de vruchten van de schending van een door hen getekende overeenkomst bij een zustervennootschap laten vallen) onvoldoende is om aansprakelijkheid van Amvest op deze grond aan te nemen.
3.12.
De slotsom luidt dat de grieven 2 en 3 falen. De rechtbank heeft de vordering van Brooklawn op juiste gronden afgewezen nu de mogelijkheid van schade ten gevolge van de door Brooklawn gestelde omstandigheden, afzonderlijk en in onderlinge samenhang bezien, niet aannemelijk is geworden.
3.13.
Grief 4 komt op tegen de gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen van Amvest met betrekking tot de door Brooklawn gelegde beslagen. Ook deze grief faalt. De rechtbank heeft op juiste gronden beslist dat, nu de vordering van Brooklawn in de hoofdzaak niet toewijsbaar is, het op grond van het beslagverlof van 18 maart 2015 gelegde bewijsbeslag onrechtmatig is en dat Brooklawn aansprakelijk is voor de dientengevolge door Amvest geleden schade. Het tweede conservatoire bewijsbeslag (gelegd op basis van het beslagverlof van 11 september 2015) heeft de rechtbank om dezelfde reden (de vordering in de hoofdzaak is niet toewijsbaar) terecht opgeheven.
3.14.
De incidentele vordering van Brooklawn ex art. 843a Rv moet worden afgewezen nu de bescheiden en bestanden waarvan afgifte of inzage wordt gevorderd dienen om aan te tonen dat Amvest in strijd met de
Confidentiality & Non-Circumvention Agreementheeft gehandeld, waarbij gelet op hetgeen bij de bespreking van grief 2 en 3 is overwogen, geen belang meer bestaat.
3.15.
Brooklawn heeft geen (voldoende concrete) stellingen ingenomen die tot een ander oordeel kunnen leiden. Haar bewijsaanbod zal om die reden worden gepasseerd. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Brooklawn zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep, waaronder de kosten van het incident tot zekerheidstelling voor de proceskosten.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Brooklawn in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Amvest begroot op € 716,- aan verschotten en € 3.222,- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het gevorderde in het incident ex art. 843a Rv alsmede het door Brooklawn anders of meer dan in eerste aanleg gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.A.H. Melissen, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en J.M. de Jongh en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 april 2019.