ECLI:NL:GHAMS:2019:1436
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ondertoezichtstelling van minderjarigen met betrekking tot de kinderen van de moeder en de vader
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij de kinderen van de moeder onder toezicht zijn gesteld. De moeder, die in hoger beroep is gekomen, betwist de noodzaak van deze ondertoezichtstelling. De kinderen, [kind A], [kind B], [kind C] en [kind D], verblijven bij de moeder, terwijl de vader, die tien kinderen uit eerdere huwelijken heeft, ook betrokken is. De moeder voert aan dat er geen bedreiging is voor de ontwikkeling van de kinderen en dat zij in een veilige omgeving opgroeien. De Raad voor de Kinderbescherming heeft echter zorgen geuit over de situatie, onder andere vanwege de voorgeschiedenis van de vader en meldingen van seksueel misbruik en mishandeling. Tijdens de zitting zijn de kinderen gehoord, en zij gaven aan dat alles goed gaat thuis en op school. Het hof heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en concludeert dat er onvoldoende gronden zijn voor een ondertoezichtstelling van [kind A], [kind B] en [kind D]. De beschikking van de kinderrechter wordt vernietigd voor deze kinderen. Voor [kind C] zijn er echter wel zorgen geuit, en het hof oordeelt dat de ondertoezichtstelling voor hem noodzakelijk is. De beschikking wordt in die zin bekrachtigd.