ECLI:NL:GHAMS:2019:1428
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Internationaal privaatrechtelijke geschillen over kinderalimentatie en verdeling van huwelijksgoederengemeenschap
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 23 april 2019, zijn de partijen, een man en een vrouw, betrokken in een hoger beroep over de gevolgen van hun echtscheiding, met name met betrekking tot kinderalimentatie en de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap. De man, appellant in principaal hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 26 april 2017 en 25 april 2018 aangevochten, waarin onder andere de echtscheiding werd uitgesproken en de verdeling van de gemeenschappelijke bezittingen werd geregeld. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt om aanpassing van de eerdere beslissingen.
De man en vrouw zijn in 2001 getrouwd en hebben twee minderjarige kinderen. Hun huwelijk is ontbonden op 11 oktober 2017. De man heeft in zijn hoger beroep onder andere verzocht om een herziening van de vastgestelde kinderbijdrage en de verdeling van de gemeenschappelijke bezittingen, waaronder onroerend goed en aandelen. De vrouw heeft in haar incidenteel hoger beroep verzocht om de onroerende zaken en de aandelen in de verdeling te betrekken.
Het hof heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en dat de onderhoudsbijdragen naar Engels recht moeten worden beoordeeld, terwijl de verdeling van het huwelijkse vermogen naar Nederlands recht moet plaatsvinden. Het hof heeft de eerdere beslissingen van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap opnieuw vastgesteld, waarbij het hof de man heeft gelast om bepaalde bedragen aan de vrouw te betalen en de verdeling van onroerend goed en aandelen heeft geregeld. De vrouw heeft recht op een deel van de onroerende zaken en de aandelen, en het hof heeft de man verplicht om mee te werken aan de eigendomsoverdracht.