ECLI:NL:GHAMS:2019:1427

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
24 april 2019
Zaaknummer
200.244.262/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag over minderjarige na beëindiging van de relatie tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van de minderjarige [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder alleen het gezag over [de minderjarige] uitgeoefend, maar de vader had [de minderjarige] erkend en had het eenhoofdig gezag gekregen na een beschikking van de rechtbank Noord-Holland op 9 mei 2018. De moeder verzocht het hof om gezamenlijk gezag te verkrijgen, terwijl de vader het verzoek van de moeder afwees en de eerdere beschikking wilde laten bekrachtigen.

De moeder voerde aan dat gezamenlijk gezag in het belang van [de minderjarige] zou zijn en dat dit de communicatie tussen haar en [de minderjarige] zou verbeteren. De vader daarentegen stelde dat er al jaren geen communicatie tussen de ouders mogelijk was en dat de moeder door haar verstandelijke beperking niet in staat was om de belangen van [de minderjarige] goed te behartigen. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om de eerdere beschikking te bekrachtigen, gezien de kwetsbaarheid van [de minderjarige] en de problemen in de samenwerking tussen de ouders.

Het hof overwoog dat de moeder niet had aangetoond dat zij in staat was om haar gezag uit te oefenen in het belang van [de minderjarige]. De vader had feitelijk de beslissingen genomen en er was geen goede samenwerkingsrelatie tussen de ouders. Het hof concludeerde dat het verzoek van de vader om alleen met het gezag te worden belast terecht was toegewezen en bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie -en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.244.262/01
zaaknummer rechtbank: C15/266793/ FA RK 17-6756
beschikking van de meervoudige kamer van 23 april 2019 inzake
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. D.E.M. Boukens te Purmerend,
en
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.J.C. Silven te Volendam.
Als belanghebbende(n) is aangemerkt:
- [de minderjarige] , (hierna te noemen: [de minderjarige] ).
Als informant is opgeroepen:
- de gecertificeerde instelling De Jeugd-Gezinsbeschermers te Alkmaar, (hierna te noemen: de GI).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 9 mei 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 3 augustus 2018 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 9 mei 2018.
2.2
De vader heeft op 12 oktober 2019 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een brief van de zijde van de GI van 11 maart 2019 met bijlagen, ingekomen op 14 maart 2019. De gezinsmanager heeft laten weten niet te verschijnen en door middel van de stukken, waaronder het gezinsplan, het hof te informeren.
2.4.
De oudste raadsheer heeft voorafgaand aan de zitting met de minderjarige gesproken.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 25 maart 2019 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Voor de moeder is mevrouw M. Verhoof opgetreden als tolk in de Thaise taal;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw D.M. van Dijk.
2.6
Ter zitting hebben de ouders en de raadsvertegenwoordigster de stukken genoemd onder 2.3 ontvangen en hiervan tijdens een schorsing kennis genomen.

3.De feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader is geboren:
- [de minderjarige] , [in] 2003, te [geboorteplaats] ;
De moeder heeft tot de bestreden beschikking alleen het gezag uitgeoefend over [de minderjarige] . De vader heeft [de minderjarige] erkend.
[de minderjarige] woont sinds oktober 2013 bij haar vader.
3.2
[de minderjarige] staat sinds 19 september 2017 onder toezicht van de GI en deze maatregel is verlengd tot 19 september 2019. Bij beschikking van 15 januari 2019 van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, is een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder tot uiterlijk 19 september 2019.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, het gezag van de moeder over [de minderjarige] beëindigd en is bepaald dat de vader het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] toekomt. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de vader en de moeder gezamenlijk worden belast met het gezag over [de minderjarige] .
4.3
De vader verzoekt primair het beroep van de moeder af te wijzen en de beschikking van 9 mei 2018 te bekrachtigen. Subsidiair verzoekt hij om de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten over [de minderjarige] .

5.De motivering van de beslissing

5.1
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting, - kort samengevat - aan dat het in het belang van [de minderjarige] is, dat beide ouders met het gezag worden belast. Dit kan een positief effect hebben op het contact tussen haar en [de minderjarige] . De moeder is bang dat de vader haar als moeder volledig buiten beeld zal zetten, indien hij alleen het gezag heeft. Het contact met [de minderjarige] is de laatste tijd gelukkig weer op gang gekomen. De moeder kan niet ontkennen dat de ouders niet met elkaar kunnen overleggen over [de minderjarige] . Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder aangegeven dat zij niet in staat is om met de vader daarvoor een hulptraject aan te gaan. In de praktijk zal gezamenlijk ouderlijk gezag volgens de moeder geen problemen opleveren. Zij heeft altijd overal toestemming voor gegeven. Slechts eenmaal heeft zij een voorwaarde gesteld, namelijk bij het aanvragen van een paspoort. De moeder wilde toen dat [de minderjarige] háár geslachtsnaam zou dragen. Tenslotte kan de maatregel van de ondertoezichtstelling bevorderen dat de verstandhouding tussen de ouders zal verbeteren.
5.2
De vader voert in het verweerschrift, zoals aangevuld ter zitting, - kort samengevat - aan dat al vijf jaar geen communicatie tussen de ouders mogelijk is en dat de moeder dit bemoeilijkt. Door haar verstandelijke beperking kan zij de belangen van [de minderjarige] niet goed beoordelen. Hoewel er inmiddels weer contact is tussen [de minderjarige] en haar moeder, lijkt het alsof zij [de minderjarige's] liefde wil kopen door haar veel geld te lenen. Ook heeft de moeder niet doorgegeven dat [de minderjarige] bij haar bleef overnachten, waardoor de vader heel ongerust was en haar moest zoeken. De ontwikkeling van [de minderjarige] verloopt wisselend. Dat de vader alleen het gezag uitoefent, heeft veel rust opgeleverd voor iedereen en maakt het mogelijk dat voortvarend beslissingen genomen kunnen worden.
5.3
De raad stelt zich op het standpunt dat de bestreden beschikking bekrachtigd zou moeten worden, omdat [de minderjarige] een kwetsbaar meisje is dat veel behandeling nodig heeft en een appèl doet op haar opvoeder(s). Het gaat niet goed als de ouders samen beslissingen over haar moeten nemen. Een hulptraject hiervoor is ook niet van de grond gekomen en lijkt verder ook niet haalbaar.
5.4
[de minderjarige] heeft aangegeven dat zij tot nu toe bij haar vader woont, maar dat zij in afwachting is van een behandelplek bij Triversum. Zij heeft last van depressies en op school gaat het ook niet goed. Zij zou het mooi vinden als beide ouders zeggenschap over haar hebben, maar haar vader het meest.
5.5
Het hof overweegt het volgende. Op grond van artikel 1:253c, eerst lid, Burgerlijk Wetboek, voor zover hier van belang, kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken om hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Ingevolge het derde lid van datzelfde artikel wordt het verzoek slechts ingewilligd, indien de rechtbank dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt.
5.6
Uit het door de GI toegezonden actuele gezinsplan blijkt dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige] . Zij heeft een zeer disharmonisch intelligentieprofiel en er is sprake van een reactieve hechtingsstoornis. Zij doet sombere uitlatingen en voelt zich leeg en verdrietig. Er is sprake van schoolverzuim. [de minderjarige] zal binnenkort een behandeltraject bij Triversum starten. Voor de rust en duidelijkheid voor [de minderjarige] , haar ouders en hulpverleners is het van groot belang dat geen ruis zal optreden met betrekking tot de beslissingen die genomen moeten worden over de zorg en opvoeding van [de minderjarige] . Ook is het in haar belang wenselijk dat deze beslissingen voortvarend genomen kunnen worden. De moeder heeft de laatste jaren niet laten zien dat zij in staat is om haar gezag uit te oefenen in het belang van [de minderjarige] . De vader heeft feitelijk de beslissingen genomen en er is niet altijd contact geweest tussen [de minderjarige] en haar moeder. Betwijfeld kan worden of de moeder voldoende in staat is de belangen van [de minderjarige] op goede wijze te behartigen, omdat zij - mede door haar jeugdervaring in Thailand - zich onvoldoende heeft kunnen ontwikkelen. Uit enkele voorbeelden blijkt dat de moeder pedagogisch niet sterk handelt, wanneer zij [de minderjarige] een grote som geld leent voor uitgaansactiviteiten. Ook realiseert de moeder zich niet dat het van belang is de andere ouder te informeren over een onverwacht verblijf van [de minderjarige] bij haar.
Het onvermogen van de moeder wordt niet gecompenseerd door een goede samenwerkingsrelatie met de vader van [de minderjarige] . Het tegendeel blijkt, namelijk dat de ouders al jaren niet kunnen overleggen over de zorg en opvoeding van [de minderjarige] . Ter zitting in hoger beroep is door de moeder ook stellig naar voren gebracht dat zij niet in aanwezigheid van de vader met de GI wil praten over [de minderjarige] . Het lijkt daarom niet realistisch te verwachten dat met hulp van de GI de ouders binnen een afzienbare termijn wel in staat zullen zijn om gezamenlijk te overleggen en beslissingen te nemen.
Dit alles leidt tot de conclusie dat het primaire verzoek van de vader om hem alleen met het ouderlijk gezag te belasten door de kinderrechter terecht is toegewezen. Het hof komt dan niet meer toe aan het subsidiaire verzoek, dat wel de instemming van de moeder heeft, om de ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag te belasten.
5.7
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen en beslissen als volgt.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 9 mei 2018;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze beschikking toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, team familie- en jeugdrecht (locatie Alkmaar), ter attentie van het openbaar register.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, mr. A.N. van de Beek en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 23 april 2019 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.