ECLI:NL:GHAMS:2019:1427
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake gezag over minderjarige na beëindiging van de relatie tussen ouders
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van de minderjarige [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder alleen het gezag over [de minderjarige] uitgeoefend, maar de vader had [de minderjarige] erkend en had het eenhoofdig gezag gekregen na een beschikking van de rechtbank Noord-Holland op 9 mei 2018. De moeder verzocht het hof om gezamenlijk gezag te verkrijgen, terwijl de vader het verzoek van de moeder afwees en de eerdere beschikking wilde laten bekrachtigen.
De moeder voerde aan dat gezamenlijk gezag in het belang van [de minderjarige] zou zijn en dat dit de communicatie tussen haar en [de minderjarige] zou verbeteren. De vader daarentegen stelde dat er al jaren geen communicatie tussen de ouders mogelijk was en dat de moeder door haar verstandelijke beperking niet in staat was om de belangen van [de minderjarige] goed te behartigen. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om de eerdere beschikking te bekrachtigen, gezien de kwetsbaarheid van [de minderjarige] en de problemen in de samenwerking tussen de ouders.
Het hof overwoog dat de moeder niet had aangetoond dat zij in staat was om haar gezag uit te oefenen in het belang van [de minderjarige]. De vader had feitelijk de beslissingen genomen en er was geen goede samenwerkingsrelatie tussen de ouders. Het hof concludeerde dat het verzoek van de vader om alleen met het gezag te worden belast terecht was toegewezen en bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank.