Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
.
.[kind B] en [de minderjarige] hebben dezelfde vader.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige], en de verzoeken van de moeder om de omgangsregeling met haar dochter uit te breiden. De moeder, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam, verzocht om een opbouwende omgangsregeling van twee keer per maand gedurende een hele dag voor de duur van zes maanden. De GI, de gecertificeerde instelling die verantwoordelijk is voor de jeugdzorg, verzocht het hof om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep of haar verzoek af te wijzen en de eerdere beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft vastgesteld dat [de minderjarige] sinds haar geboorte in 2013 onder toezicht staat van de GI en uithuisgeplaatst is. De huidige omgangsregeling tussen de moeder en [de minderjarige] is beperkt tot zes keer per jaar, wat volgens de moeder niet in het belang van de ontwikkeling van [de minderjarige] is. De GI en de Raad voor de Kinderbescherming hebben echter geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen, omdat uitbreiding van de omgangsregeling niet in het belang van [de minderjarige] zou zijn. Het hof heeft in zijn overwegingen de emotionele en gedragsproblemen van [de minderjarige] meegewogen, evenals de noodzaak voor een veilige en stabiele omgeving.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de huidige omgangsregeling het maximaal haalbare is voor [de minderjarige] en dat uitbreiding van de omgang niet in haar belang is. De bestreden beschikking is dan ook bekrachtigd, met de opmerking dat het in het belang van [de minderjarige] is om te onderzoeken of de omgangsmomenten met de moeder één op één kunnen plaatsvinden. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer van het hof, met de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken.