ECLI:NL:GHAMS:2019:14
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Matiging van een contractuele boete in het kader van een concurrentiebeding bij de overname van een restaurant
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een appellant en een geïntimeerde met betrekking tot een overeenkomst tot overname van een restaurant. De appellant had een beroep gedaan op een concurrentiebeding en een boetebeding, waarbij hij een boete van € 187.500,= vorderde. Het hof heeft in een eerder tussenarrest op 12 juni 2018 reeds een oordeel gegeven over de zaak en de partijen de gelegenheid geboden om hun standpunten verder toe te lichten.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de appellant onvoldoende had onderbouwd waarom de boete ook voor de periode na 12 september 2015 verschuldigd zou zijn, aangezien het concurrentiebeding slechts gold voor een periode van twee jaar na de ondertekening van de koopovereenkomst. Het hof heeft de vordering van de appellant in zoverre afgewezen en heeft de boete gematigd tot een bedrag van € 50.000,=, rekening houdend met de omstandigheden van het geval, waaronder de afstand tussen de concurrerende restaurants en de hoogte van de koopprijs.
De uitspraak van het hof houdt in dat de geïntimeerde wordt bevolen de naam van de brasserie in Amsterdam-Oost te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom. Tevens is de geïntimeerde veroordeeld tot betaling van € 50.000,= wegens inbreuk op het concurrentiebeding, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het hof heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.