ECLI:NL:GHAMS:2019:1394

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
24 april 2019
Zaaknummer
200.242.121/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de geldigheid van een energiecontract en de gevolgen van bedrog bij volmachtverlening

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Essent Energie Verkoop Nederland B.V. en een vennootschap onder firma, hierna aangeduid als [naam VOF]. Essent had in eerste aanleg betaling gevorderd voor geleverde energie, maar de gedaagden stelden dat de overeenkomsten niet rechtsgeldig tot stand waren gekomen, omdat de volmacht was verkregen door bedrog. Het hof oordeelde dat Essent niet op de hoogte was van het gestelde bedrog en dat de volmacht geldig was. De gedaagden waren hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de openstaande bedragen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Het hof vernietigde de eerdere vonnissen van de kantonrechter en wees de vorderingen van Essent grotendeels toe, waarbij het hof de gedaagden ook aansprakelijk stelde voor de proceskosten. De uitspraak benadrukt de rechtsgeldigheid van overeenkomsten en de gevolgen van bedrog in de context van volmachtverlening.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.242.121/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 5599798/CV EXPL 16-36669
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 april 2019
inzake
ESSENT ENERGIE VERKOOP NEDERLAND B.V.,
gevestigd te ‘s-Hertogenbosch,
appellante,
advocaat: mr. M.M.H. de Ruijter-van den Brand te Veghel,
tegen

1.de vennootschap onder firma [naam VOF] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[vennoot 1],
wonend te [woonplaats 1] ,
3.
[vennoot 2],
wonend te [woonplaats 1] ,
4.
[vennoot 3],
wonend te [woonplaats 2] ,
geïntimeerden,
niet verschenen.

1.Het geding in hoger beroep

De partijen worden hierna Essent en [naam VOF] c.s. genoemd.
Essent is bij dagvaarding van 2 mei 2018 in hoger beroep gekomen van vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 18 augustus 2017 (het tussenvonnis) en 2 februari 2018 (het eindvonnis), gewezen tussen Essent als eiseres en [naam VOF] c.s. als gedaagden.
Ter rolle van 31 juli 2018 is tegen [naam VOF] c.s. verstek verleend.
Essent heeft een memorie van grieven, met producties, genomen en bewijs van haar stellingen aangeboden. Zij heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en alsnog bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, [naam VOF] c.s. hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan Essent van € 14.877,49, vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover met ingang van 14 dagen na de respectieve factuurdata tot de voldoening en met de contractuele incassokosten ten bedrage van € 2.231,62, met beslissing over de proceskosten, inclusief de nakosten en met rente.
Ten slotte heeft Essent arrest gevraagd.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het tussenvonnis onder 1.1 tot en met 1.3 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil, dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt en luiden als volgt.
2.1
Essent verkoopt gas en elektriciteit aan zakelijke afnemers.
2.2
[vennoot 1] , [vennoot 2] en [vennoot 3] zijn de vennoten van bakkerij [naam VOF] . [naam VOF] heeft vestigingen aan het [adres 1] en aan de [adres 2] .
2.3
Op 30 oktober 2014 heeft [vennoot 3] een deelnameformulier ondertekend, waarin onder meer het volgende is vermeld:
Deelnemer machtigt Kosten Transparant tot het uitvoeren van de facilitaire besparingen en het aangaan van nieuwe overeenkomsten met een maximum van 5 jaar indien de garanties zoals vermeld in dit document aantoonbaar worden behaald.

3.Beoordeling

3.1
Bij de inleidende dagvaarding van 13 december 2016 heeft Essent betaling gevorderd van een bedrag van € 7.302,29, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en met de contractuele incassokosten ten bedrage van € 1.095,34. Zij heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat [naam VOF] , daarbij vertegenwoordigd door Kosten Transparant, leveringsovereenkomsten voor gas en elektriciteit is aangegaan met ingang van 1 februari 2015, op grond waarvan Essent gas en elektriciteit heeft geleverd aan de vestigingen van [naam VOF] aan het [adres 1] en de [adres 2] . De daarop betrekking hebbende facturen vanaf 2 maart 2016 zijn tot het gevorderde bedrag onbetaald gebleven.
[naam VOF] c.s. hebben de vorderingen van Essent bestreden met het volgende, kort samengevatte, betoog. De leveringsovereenkomsten zijn niet rechtsgeldig tot stand gekomen, want [vennoot 3] is door bedrog ertoe gebracht de volmacht te ondertekenen. Het bedrog werd gepleegd door ene [X] , die zich voordeed als vertegenwoordiger van Essent. [vennoot 3] wilde geen overeenkomsten voor vijf jaar afsluiten, maar slechts korting ontvangen. Als [vennoot 3] juist was voorgelicht zou hij de volmacht nooit hebben ondertekend. Essent mag zich niet op de volmacht beroepen, omdat zij van de omstandigheden van het geval op de hoogte was. Bovendien was [vennoot 3] ten tijde van de ondertekening van het formulier niet bevoegd [naam VOF] zelfstandig te vertegenwoordigen, zoals bleek uit het handelsregister. Dat betaling wordt gevorderd over de periode na 1 december 2015 is volgens [naam VOF] c.s. onbegrijpelijk, want per die datum is [naam VOF] overgestapt naar energieleverancier Sepa Green.
3.2
Bij het tussenvonnis heeft de kantonrechter als volgt overwogen. Essent vordert alleen betaling voor verbruikte gas en elektriciteit na 25 januari 2016. [naam VOF] c.s. hebben de door Essent gestelde hoeveelheden niet betwist, zodat die tussen partijen vast staan. [naam VOF] moet voor de gebruikte energie betalen, omdat zij anders ongerechtvaardigd zou zijn verrijkt. Haar vennoten zijn voor die schuld hoofdelijk aansprakelijk. De kantonrechter is niet uitgegaan van de door Essent gevorderde hoofdsom, omdat daarvan ook deel uitmaakten twee opzegvergoedingen van respectievelijk € 3.553,89 en € 461,84, terwijl de vordering volgens Essent zelf zag op betaling voor geleverde gas en elektriciteit. Essent diende zich bij akte uit te laten over de kosten van de geleverde hoeveelheden gas en elektriciteit en over de reeds verrichte betalingen. Voor de gevorderde wettelijke handelsrente en contractuele buitengerechtelijke incassokosten kan, aldus de kantonrechter, alleen [vennoot 3] worden aangesproken, omdat die vanaf 25 januari 2016 niet meer bevoegd was [naam VOF] te binden en de leveringsovereenkomsten tot stand moeten zijn gekomen na 15 februari 2016 respectievelijk 17 mei 2016, toen Essent na een tussentijdse overstap per 1 december 2015 naar Sepa Green, aan [naam VOF] weer gas en elektriciteit is gaan leveren.
3.3
In haar op het tussenvonnis gevolgde akte heeft Essent haar vordering vermeerderd tot de bedragen die ook thans in hoger beroep worden gevorderd. Zij heeft aangevoerd dat in de periode van 1 juli 2017 tot 25 augustus 2017, dus na de inleidende dagvaarding, aan [naam VOF] ook gas en elektriciteit is geleverd op het adres Elementenstraat 14A in Amsterdam, waarvoor facturen zijn gestuurd tot een bedrag van in totaal € 3.693,31, die onbetaald zijn gebleven. Voorts heeft Essent in verband met het betoog van [naam VOF] c.s. dat [naam VOF] per 1 december 2015 is overgestapt naar Sepa Green de energiefacturen van na die datum gecrediteerd en in plaats daarvan aanspraak gemaakt op de opzegvergoedingen ter grootte van 25% van de resterende waarde van de contracten per die datum voor de adressen [adres 1] en [adres 2] .
3.4
Bij het eindvonnis heeft de kantonrechter recht gedaan op de vermeerderde eis. Het ter zake van de [adres 3] gevorderde is als onbestreden jegens [naam VOF] c.s. hoofdelijk toegewezen. De gevorderde opzegvergoedingen zijn afgewezen op grond van de overweging dat Essent geen beroep toekomt op de verleende volmacht omdat zij onvoldoende is ingegaan op het gemotiveerde verweer van [naam VOF] c.s. dat [vennoot 3] door bedrog tot ondertekening van de volmacht is gebracht, terwijl Essent daarvan op de hoogte was. Het restant van het door Essent gevorderde bedrag, ter hoogte van € 1.859,06, is als onvoldoende toegelicht eveneens afgewezen. De wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten zijn ook afgewezen en de gedingkosten zijn gecompenseerd.
3.5
Met
grief 1bestrijdt Essent de overweging van de kantonrechter dat Essent geen beroep toekomt op de door [vennoot 3] verleende volmacht. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De tekst van de volmacht geeft geen enkele aanleiding te veronderstellen dat de vertegenwoordiger van Kosten Transparant zich als vertegenwoordiger van Essent heeft voorgedaan. Die tekst is helder. [vennoot 3] heeft zelf op het formulier de diverse leveringsadressen, voorgaande leveranciers en klantnummers van [naam VOF] ingevuld of laten invullen. Van een ondernemer als [vennoot 3] mag worden verwacht dat hij weet wat hij ondertekent. Vóór Essent nam [naam VOF] energie af van Greenchoice en Essent Retail, dus de bewering dat [vennoot 3] meende slechts een korting te krijgen is ongeloofwaardig. Tussen Kosten Transparant en Essent bestaan geen andere banden dan dat Kosten Transparant namens ondernemers leveringsovereenkomsten sluit, onder meer met Essent, maar ook met andere (energie)leveranciers. Essent is niet betrokken geweest bij de totstandkoming van de volmacht. Na de totstandkoming van de leveringsovereenkomsten is daaraan uitvoering gegeven door levering van gas en elektriciteit en betaling van enkele van de gezonden facturen. Met dat laatste heeft [naam VOF] het bestaan van de overeenkomsten erkend. In ieder geval is door [naam VOF] de schijn van volmachtverlening gewekt, aldus (nog steeds) Essent.
3.6.
Dat Essent op een of andere wijze betrokken is (geweest) bij de bedrijfsvoering van Kosten Transparant of dat zij ten tijde van het aangaan van de leveringsovereenkomsten (begin 2015) wetenschap had van kwalijke handelspraktijken aan de zijde van Kosten Transparant, is in dit geding niet komen vast te staan. Dat zo zijnde valt niet in te zien waarom Essent zich niet zou mogen beroepen op de door [vennoot 3] verleende volmacht. [vennoot 3] was ten tijde van de ondertekening nog zelfstandig bevoegd de vennootschap onder firma te binden. De tekst van de volmacht is voldoende duidelijk en geeft niet de indruk dat Kosten Transparant iets anders zou doen dan zij feitelijk deed, namelijk bemiddelen bij het afsluiten van (energie)contracten met derden-leveranciers. Nu ervan moet worden uitgegaan dat Essent van het gestelde bedrog, of dat nu feitelijk heeft plaatsgevonden of niet, geen weet had, kan een eventuele vernietiging van de volmacht niet aan Essent worden tegengeworpen op grond van het bepaalde in artikel 3:61 lid 2 BW. Door de ondertekening van het deelnameformulier is de schijn van volmachtverlening gewekt, die nog werd versterkt door het afnemen van de geleverde energie en het betalen van enige van de toegezonden facturen. [naam VOF] is dan ook aan de leveringsovereenkomsten gebonden. In die leveringsovereenkomsten, die liepen tot 1 januari 2020, is bepaald dat bij voortijdige opzegging de afnemer 25% van de resterende waarde van het contract als opzegvergoeding verschuldigd is. Nu [naam VOF] c.s. hebben erkend dat [naam VOF] per 1 december 2015 is overgestapt naar een andere leverancier en de berekening van de gevorderde opzegvergoedingen (in totaal € 9.325,12) niet hebben bestreden, zijn die toewijsbaar jegens [naam VOF] en haar vennoten, hoofdelijk. Grief 1 slaagt.
3.7
Grief 2is gericht tegen de afwijzing van het door Essent gevorderde bedrag van € 1.859,06 op de grond dat dat bedrag onvoldoende zou zijn toegelicht. Essent wijst erop dat dit bedrag is opgebouwd uit drie onbetaald gebleven facturen met betrekking tot energieverbruik op het afleveringsadres [adres 1] in de periode vóór 1 december 2015, verminderd met een creditfactuur en met twee door [naam VOF] gedane betalingen. De desbetreffende facturen zijn door Essent in het geding gebracht bij haar akte na het tussenvonnis.
3.8
Ook deze grief slaagt. Nu hiervoor is overwogen dat [naam VOF] is gebonden aan de leveringscontracten en [naam VOF] c.s. niet hebben betwist dat [naam VOF] de in de onderhavige facturen in rekening gebrachte energie geleverd heeft gekregen, dient [naam VOF] het gevorderde bedrag van €1.859,06 te betalen, zodat dat bedrag toewijsbaar is jegens [naam VOF] c.s.
3.9
Met
grief 3betoogt Essent dat de kantonrechter in het tussenvonnis ten onrechte heeft overwogen dat de gevorderde wettelijke handelsrente en contractuele buitengerechtelijke incassokosten uitsluitend jegens [vennoot 3] toewijsbaar zijn. Essent voert aan dat [vennoot 3] op het moment dat hij de volmacht ondertekende bevoegd was [naam VOF] te vertegenwoordigen. Die volmacht is nimmer tussentijds door [naam VOF] ingetrokken. Het feit dat [vennoot 3] vanaf 25 januari 2016 niet meer vertegenwoordigingsbevoegd was, doet niet af aan de geldigheid van die volmacht en aan de gebondenheid van [naam VOF] aan de gesloten leveringsovereenkomsten. Op grond van de op die overeenkomsten toepasselijke Algemene Voorwaarden is de vennootschap onder firma de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd en haar vennoten zijn daarvoor hoofdelijk verbonden, aldus Essent. Door middel van de
grieven 4 en 5maakt Essent aanspraak op toewijzing van de wettelijke handelsrente vanaf 14 dagen na de respectieve factuurdata en op een bedrag van € 2.231,62 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.1
Hiervoor is het hof al tot de conclusie gekomen dat [naam VOF] is gebonden aan de leveringsovereenkomsten. Van die overeenkomsten maken de Algemene Voorwaarden deel uit, waarin is bepaald dat over de gefactureerde bedragen de wettelijke handelsrente verschuldigd is vanaf 14 dagen na de respectieve factuurdata en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van 15% van de hoofdsom. De gevorderde wettelijke handelsrente is derhalve toewijsbaar. Voorts heeft Essent in hoger beroep voldoende aangetoond dat zij daadwerkelijk buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt. Het hof ziet echter geen aanleiding de kosten toe te wijzen tot een hoger bedrag dan het in eerste aanleg gevorderde bedrag van € 1.095,34, zijnde 15% van de aanvankelijke hoofdsom van € 7.302,29, nu de buitengerechtelijke werkzaamheden geen betrekking kunnen hebben gehad op een bedrag dat pas na de inleidende dagvaarding bij wege van eisvermeerdering is gevorderd. De grieven 3, 4 en 5 slagen dus ten dele.
3.11
Hetgeen hiervoor werd overwogen leidt tot de slotsom dat de vordering van Essent grotendeels toewijsbaar is. Zij is de overwegend in het gelijk gestelde partij, zodat [naam VOF] c.s. de gedingkosten in eerste aanleg en hoger beroep moeten dragen. Dit betekent dat ook
grief 6, die betrekking heeft op de compensatie van de gedingkosten in eerste aanleg, doelt treft.
3.12
De bestreden vonnissen zullen (voor de leesbaarheid: geheel) worden vernietigd en de vorderingen van Essent zullen alsnog worden toegewezen in voege als na te melden. Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden [naam VOF] c.s., hoofdelijk, verwezen in de kosten van het geding in beide instanties.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden vonnissen,
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [naam VOF] c.s. hoofdelijk tot betaling aan Essent van een hoofdsom van € 14.877,49, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 14 dagen na de respectieve factuurdata tot de voldoening en een bedrag van € 1.095,34 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [naam VOF] c.s. hoofdelijk in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van Essent begroot op € 549,81 aan verschotten en € 625,= voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 2.159,= aan verschotten en € 1.074,= voor salaris en € 157,= voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,= voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, D.J. van der Kwaak en H.M.M. Steenberghe en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 april 2019.