ECLI:NL:GHAMS:2019:1380
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezag en omgangsregeling in strijd met belangen minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind en de afwijzing van een verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling. De moeder, die in hoger beroep ging tegen eerdere beschikkingen van de rechtbank Amsterdam, heeft betoogd dat zij in staat is om de zorg voor haar kind te dragen en dat de gronden voor beëindiging van het gezag niet zijn vervuld. Het hof heeft echter geoordeeld dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd en dat de moeder niet in staat is om binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van haar kind te dragen. De moeder heeft in het verleden hulpverlening ingeschakeld, maar de problemen van de minderjarige zijn toegenomen, wat heeft geleid tot meerdere uithuisplaatsingen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het ouderlijk gezag van de moeder is beëindigd en de voogdij is toegewezen aan de Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (LJ&R). Daarnaast heeft het hof de verzoeken van de moeder om een omgangsregeling afgewezen, omdat de minderjarige momenteel geen contact met haar wenst en een omgangsregeling in strijd zou zijn met zijn zwaarwegende belangen. Het hof heeft benadrukt dat de complexe problematiek van de minderjarige vraagt om een neutrale en stabiele omgeving, wat momenteel niet bij de moeder kan worden geboden.