In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 15 mei 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in Polen en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was beschuldigd van winkeldiefstal. De tenlastelegging betrof het wegnemen van meerdere verpakkingen haringfilet uit een winkel in Amsterdam op 30 april 2018. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewijsconstructie en andere beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging kwam. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de diefstal had gepleegd en sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten.
De verdachte werd eerder onherroepelijk veroordeeld voor diefstal en had al tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht. Het hof oordeelde dat de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen een gevangenisstraf van twee weken rechtvaardigden. De advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd als in eerste aanleg was opgelegd. Het hof verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde straffen, omdat deze al bij een ander vonnis waren gelast. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden.