Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Gerechtshof Amsterdam
Op 18 april 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 15 januari 2018 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de kweek van een aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten, bestemd voor de handel, en aan diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in Bulgarije en zonder bekende woon- of verblijfplaats, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. Het hof bevestigt het vonnis van de politierechter, met uitzondering van de opgelegde straffen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 120 uren. De advocaat-generaal heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden geëist, terwijl de raadsman een lagere voorwaardelijke straf heeft bepleit. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen. De verdachte heeft enkel oog gehad voor financieel gewin, zonder rekening te houden met de schade aan de samenleving. Gezien het feit dat de verdachte in het buitenland verblijft, is een werkstraf niet uitvoerbaar. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd ten aanzien van de opgelegde straffen en opnieuw recht gedaan.