Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
,
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.Het geschil in hoger beroep
5.Beoordeling van het hoger beroep
(…)
:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak betreft het een hoger beroep inzake de echtscheiding tussen de man en de vrouw, die in 1997 in Turkije zijn gehuwd. De vrouw is in 1998 naar Nederland verhuisd. Hun huwelijk is op 9 februari 2018 ontbonden. In eerste aanleg is een beschikking gegeven waarin afspraken zijn gemaakt over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, waaronder de verkoop van de echtelijke woning. De man is in hoger beroep gekomen tegen deze beschikking, omdat hij meent dat hij niet aan de in eerste aanleg bereikte overeenstemming gebonden is. Hij verzoekt om een herziening van de verdeling van de gemeenschappelijke bezittingen, waaronder het bankspaarsaldo, de auto en de inboedel. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt om bevestiging van de eerdere afspraken.
Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er wel degelijk een overeenkomst tussen partijen bestaat over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De man heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat hij onder druk heeft gehandeld en dat de afspraken onbillijk zijn. Het hof heeft de verzoeken van de man afgewezen en de eerdere beschikking bekrachtigd, met uitzondering van de toedeling van de scooter aan de man zonder vergoeding aan de vrouw. Tevens is de vrouw verplicht om mee te werken aan de verkoop van de echtelijke woning, met een dwangsom als sanctie bij niet-naleving.