ECLI:NL:GHAMS:2019:1345

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
200.246.128/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verdeling van huwelijksgoederengemeenschap met betrekking tot de verkoop van de echtelijke woning

In deze zaak betreft het een hoger beroep inzake de echtscheiding tussen de man en de vrouw, die in 1997 in Turkije zijn gehuwd. De vrouw is in 1998 naar Nederland verhuisd. Hun huwelijk is op 9 februari 2018 ontbonden. In eerste aanleg is een beschikking gegeven waarin afspraken zijn gemaakt over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, waaronder de verkoop van de echtelijke woning. De man is in hoger beroep gekomen tegen deze beschikking, omdat hij meent dat hij niet aan de in eerste aanleg bereikte overeenstemming gebonden is. Hij verzoekt om een herziening van de verdeling van de gemeenschappelijke bezittingen, waaronder het bankspaarsaldo, de auto en de inboedel. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt om bevestiging van de eerdere afspraken.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er wel degelijk een overeenkomst tussen partijen bestaat over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De man heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat hij onder druk heeft gehandeld en dat de afspraken onbillijk zijn. Het hof heeft de verzoeken van de man afgewezen en de eerdere beschikking bekrachtigd, met uitzondering van de toedeling van de scooter aan de man zonder vergoeding aan de vrouw. Tevens is de vrouw verplicht om mee te werken aan de verkoop van de echtelijke woning, met een dwangsom als sanctie bij niet-naleving.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 16 april 2019
Zaaknummer: 200.246.128/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/13/638105 / FA RK 17-7310
in de zaak in hoger beroep van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. N. Türkkol te Amsterdam,
tegen
[de vrouw], blijkens de huwelijksakte: [de vrouw]
,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A. Köker te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar beschikking van de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De man is op 29 augustus 2018 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 30 mei 2018.
2.2.
De vrouw heeft op 15 november 2018 een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld.
2.3.
De man heeft op 23 januari 2019 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 11 december 2018 met een productie, ingekomen op dezelfde datum;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 15 februari 2019 met een productie, ingekomen op dezelfde datum.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft op 21 februari 2019 plaatsgevonden.
Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3.De feiten

Partijen zijn [in] 1997 in Turkije gehuwd. De vrouw is op 6 september 1998 bij de man in Nederland komen wonen. Partijen hebben beiden zowel de Turkse als de Nederlandse nationaliteit. Hun huwelijk is op 9 februari 2018 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 11 oktober 2017 in de registers van de burgerlijke stand.

4.Het geschil in hoger beroep

4.1.
Bij de bestreden beschikking is – voor zover thans van belang – vastgesteld dat partijen inzake de afwikkeling van het huwelijks vermogen als volgt zijn overeengekomen:
- de gemeenschappelijke woning gelegen aan de [adres] te [plaats] zal worden verkocht;
- de man zal een bedrag van € 31.000,- van het bankspaarsaldo uitgekeerd krijgen en de vrouw het restant van € 11.000,- alsmede de resterende overwaarde uit verkoop;
- de auto wordt aan de vrouw toegedeeld zonder nadere verrekening van waarde onder de voorwaarde dat de vrouw de schuld die ten behoeve van de auto is aangegaan voor eigen rekening zal voldoen, onder vrijwaring van de man;
- de inboedel wordt aan de vrouw toegedeeld zonder nadere verrekening aan de man;
- de man zal het voordeelkrediet aangegaan bij de ING bank (hierna: voordeelkrediet) voor eigen rekening voldoen, onder vrijwaring van de vrouw;
- de gouden sieraden blijven bij diegene bij wie die zich nu bevinden, zonder nadere verrekening van waarde.
4.2.
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre:
- het bankspaarsaldo van circa € 42.000,- bij helfte te verdelen;
- de auto aan de vrouw toe te delen met verrekening met een bedrag gelijk aan de helft van de waarde ad € 13.000,- minus het restant van de schuld die ten behoeve van de auto is aangegaan;
- de inboedel aan de vrouw toe te delen met verrekening met een bedrag gelijk aan de helft van de waarde ad € 6.100,-;
- ten aanzien van het voordeelkrediet te bepalen dat de man jegens de vrouw verplicht is deze schuld voor zijn rekening te nemen en als zijn eigen schuld te voldoen, onder verrekening van de helft van het saldo van de schuld per peildatum met de vrouw;
- de gouden sieraden aan de vrouw toe te delen met verrekening met een bedrag gelijk aan de helft van de waarde ad € 20.000,-;
- de motor aan de man toe te delen met verrekening met een bedrag gelijk aan de helft van de waarde van € 500,-;
- de vrouw te veroordelen om binnen een week na het wijzen van de beschikking mee te werken aan het verstrekken van een verkoopopdracht aan een NVM-makelaar en mee te werken aan de verkoop en levering van de echtelijke woning te [plaats] aan de [adres] aan een – naar het hof begrijpt – kopende derde tegen een in overleg met de makelaar vast te stellen verkoopprijs en alles te doen wat daarvoor notarieel, maar overigens ook gebruikelijk en noodzakelijk is, met dien verstande dat de verkoop en levering plaatsvinden op een termijn en tijdstip dat door de kopers van de woning wordt bepaald;
- te bepalen dat zodra de woning aan een derde is verkocht en geleverd, partijen de verkoopopbrengst van de woning, na aftrek van de hypothecaire schulden en makelaars- en notariskosten, gelijkelijk zullen delen;
- te bepalen dat de vrouw, indien zij hiermee in verzuim is, ten behoeve van de man een dwangsom van € 500,- per dag verbeurt.
4.3.
De vrouw verzoekt – naar het hof begrijpt – het door de man in principaal hoger beroep verzochte af te wijzen.
In incidenteel hoger beroep verzoekt zij:
- haar verzoek tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap conform overeenstemming tussen partijen welke is bereikt op de zitting van 17 januari 2018 toe te wijzen (met uitzondering van de gouden sieraden);
- de man te verplichten om het – naar het hof begrijpt – voordeelkrediet zo spoedig mogelijk af te lossen onder verbeurte van een dwangsom ten behoeve van de vrouw van € 500,- per dag dat hij hiermee in verzuim is;
- te bepalen dat de man, indien hij de gouden sieraden niet overdraagt binnen een door het hof te bepalen termijn, aan de vrouw een dwangsom van € 15.000,- verbeurt.
Ter zitting heeft de vrouw verklaard dat haar verzoek ten aanzien van de sieraden een voorwaardelijk verzoek is dat alleen behoeft te worden behandeld wanneer de verzoeken van de man met betrekking tot de verdeling worden toegewezen.
4.4.
De man verzoekt het door de vrouw in incidenteel hoger beroep verzochte af te wijzen.

5.Beoordeling van het hoger beroep

Principaal hoger beroep
5.1
De man is met twee grieven opgekomen tegen de bestreden beschikking. Deze lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
De man is van mening dat de rechtbank ten onrechte overeenkomstig de tussen partijen ter zitting van 17 januari 2018 bereikte overeenstemming heeft beslist. Hij stelt zich – samengevat – op het standpunt dat hij niet aan een toezegging in eerste aanleg is gebonden en dat hij een verdeling bij helfte kan vragen in de onderhavige procedure. Ten tijde van de mondelinge behandeling bij de rechtbank ging het psychisch heel slecht met hem omdat hij problemen had op zijn werk en grote druk ondervond van zijn broer bij wie hij geld had geleend. De gevolgen van de eventuele overeenstemming zijn uitermate onbillijk voor de man. Wanneer rekening wordt gehouden met de overwaarde van de woning en de waarde van de inboedel, de gouden sieraden en de auto, wordt de vrouw overbedeeld met meer dan € 140.000,-. Volgens de man zijn er geen feiten en omstandigheden die zouden moeten leiden tot het oordeel dat een verdeling bij helfte naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De man wenst dan ook een verdeling bij helfte en doet daartoe een voorstel. Onderdeel van dit voorstel is dat aan hem de scooter wordt toebedeeld. Omdat de man er geen vertrouwen in heeft dat de vrouw mee zal werken aan een verkoop van de woning, verzoekt hij haar daartoe te veroordelen.
5.2
De vrouw voert – samengevat – aan dat partijen in eerste aanleg overeenstemming hebben bereikt inhoudend dat de man € 31.000,- van het bankspaarsaldo uitgekeerd krijgt en de vrouw het restant alsmede de resterende overwaarde van de echtelijke woning bij verkoop. De vrouw wenst de man aan deze overeenstemming te houden. Zij wijst erop dat de man niet heeft (gesteld of) gevorderd dat de overeenkomst nietig zou zijn dan wel vernietigd zou moeten worden. Haar is niet bekend dat de man geld bij zijn broer heeft geleend. Zij betwist de door de man genoemde overwaarde van de echtelijke woning en de door hem genoemde waarden voor de inboedel en de auto. Ter zitting heeft zij verklaard dat de man de scooter toegedeeld kan krijgen zonder enige vergoeding aan haar te betalen.
De vrouw betwist dat zij niet meewerkt aan de verkoop van de woning. Zij is op zoek naar een passende woning. Zodra de man het voordeelkrediet aflost, zal zij een hypothecaire geldlening kunnen krijgen en een passende woning kunnen kopen. Door de voormalige advocaat van de man is toegezegd dat de man dit krediet op zijn naam zou laten zetten. De vrouw betwist de door de man genoemde waarden van de auto en de inboedel.
5.3
Het hof overweegt ten aanzien van de vraag of partijen overeenstemming hebben bereikt als volgt. In het proces-verbaal van de behandeling ter zitting in eerste aanleg is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

(…)
Mr. Lieuw On(hof: voormalig advocaat van de man)
:
De man heeft het volgende voorstel gedaan om eruit te komen, welk voorstel is aanvaard.
* Het bedrag van € 31.000 op de spaarrekening die hoort bij de hypothecaire geldlening gaat naar de man; de rest van de spaarrekening gaat na verkoop van de woning naar de vrouw. Dit leidt tot een toedeling van € 11.000,- aan de vrouw;
* De resterende overwaarde van de woning, na aflossing van de hypothecaire schuld, gaat dan naar de vrouw;
* We laten de gouden sieraden voor wat die zijn;
* De inboedel en de auto gaan naar de vrouw en de vrouw wordt draagplichtig voor de lening aangegaan ten behoeve van de aanschaf van de auto;
* De man wordt draagplichtig voor het flexibel krediet.
(…)
De rechter merkt op dat deze afspraak op schrift dient te worden gesteld, zodat de rechtbank het aan de beschikking kan hechten.
(…)
De rechter heeft vervolgens meegedeeld dat nu partijen er uit zijn de afspraken in een convenant dienen te worden vastgelegd. De rechter vat in grote lijnen samen dat de afspraak is dat een bedrag van € 31.000 naar de man gaat, dat de vrouw de overwaarde van de woning toekomt, en het restant van het spaarsaldo, de auto en dat zij de lening ten behoeve van de auto voor haar rekening neemt en dat de man het flexibel krediet voor zijn rekening neemt. De inboedel gaat naar de vrouw en het goud wordt gelaten voor wat het is. De woning wordt binnen zes maanden te koop gezet en de man betaalt de helft van de hypothecaire lasten. De advocaat van de vrouw zal de overeenkomst opstellen.
Mr. Lieuw On:
Ik ga ervan uit dat de verkoopprijs minimaal € 300.000 oplevert. De man wil wel het spaarsaldo.
De rechter merkt op dat er een overeenkomst is gesloten en dat er nu niet meer terug kan worden gekomen op de afspraken. Het convenant dient naar de rechtbank te worden toegestuurd. De rechtbank begrijpt dat partijen hiermee alle verzoeken wijzigen in die zin dat de gemaakte afspraken dienen te worden vastgelegd in de beschikking, waarmee alle andere verzoeken komen te vervalen. Aldus wordt een en ander opgenomen in de eindbeschikking.
(…)”
Uit de inhoud van het proces-verbaal blijkt dat sprake is van een overeenkomst tussen partijen met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Dat het partijen niet is gelukt de bereikte overeenstemming op papier te zetten, maakt dit niet anders. Gesteld noch gebleken is dat partijen de overeenkomst hebben ontbonden of dat een van hen de nietigheid dan wel de vernietiging heeft ingeroepen. De man is derhalve ook in hoger beroep gebonden aan de overeenkomst.
Voor zover de man zich beroept op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248, lid 2 BW), verwerpt het hof dit beroep. Gelet op de betwisting door de vrouw heeft de man zijn stelling dat op grond van de overeenkomst de vrouw met € 140.000,- is overbedeeld onvoldoende onderbouwd. Verder acht het hof de stelling van de man dat hij ter zitting in eerste aanleg onder psychische druk stond onvoldoende om een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW te laten slagen.
Het hof komt niet toe aan een verdeling van de vermogensbestanddelen waarover partijen reeds overeenstemming hebben bereikt. In zoverre falen de grieven. Wel zal het hof bepalen dat de scooter wordt toegedeeld aan de man, zonder dat hij daarvoor een vergoeding is verschuldigd aan de vrouw.
5.4
Wat betreft de verzoeken van de man ten aanzien van de verkoop van de woning, overweegt het hof dat de vrouw betoogt dat zij mee zal werken aan de verkoop van de woning. Uit haar verweer maakt het hof echter op dat zij van mening is dat verkoop eerst aan de orde is wanneer zij een andere woning heeft gevonden en dat hiervoor noodzakelijk is dat de man het voordeelkrediet op zijn naam zet of aflost. De man zou hiertoe verplicht zijn op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst, aldus de vrouw. Uit de gemaakte afspraken volgt niet dat de echtelijke woning pas verkocht kan worden als het voordeelkrediet is afgelost en de vrouw een passende woning kan kopen. De vrouw dient dan ook haar medewerking te verlenen aan verkoop van de echtelijke woning.
Het hof zal de verzoeken van de man dan ook op na te melden wijze toewijzen.
(voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep
5.5
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de man zo spoedig mogelijk het voordeelkrediet moet aflossen op straffe van een dwangsom. Aangezien door de vrouw niet is betwist dat de man iedere maand € 550,- aflost, bestaat voor een dergelijke veroordeling geen (rechts)grond, zodat dit verzoek zal worden afgewezen.
5.6
Het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep, dat betrekking heeft op de sieraden, behoeft geen behandeling, omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarde waaronder het hoger beroep is ingesteld. De vrouw heeft – bij gebreke ook van enige nadere toelichting – geen belang bij haar verzoek tot vaststelling van de verdeling overeenkomstig de tussen partijen bereikte overeenstemming, gelet op het gegeven dat in het navolgende de bekrachtiging wordt uitgesproken van de bestreden beschikking en dat in het dictum van deze beschikking de verdeling reeds op die grondslag is vastgesteld.
5.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
deelt toe aan de man de scooter, partijen genoegzaam bekend, zonder dat hij daarvoor een vergoeding is verschuldigd aan de vrouw;
bepaalt dat de vrouw binnen een week na de datum van de onderhavige beschikking dient mee te werken aan het verstrekken van een verkoopopdracht aan een NVM-makelaar en daarnaast dient mee te werken aan de verkoop en levering van de echtelijke woning te [plaats] aan de [adres] aan een kopende derde tegen een in overleg met de makelaar vast te stellen verkoopprijs en alles te doen wat daarvoor notarieel, maar ook overigens gebruikelijk en noodzakelijk is, met dien verstande dat de verkoop en levering plaatsvinden op een termijn die en een tijdstip dat door de kopers van de woning wordt bepaald, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 10.000,-;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Schenkeveld, mr. H.A. van den Berg en mr. J. Jonkers, in tegenwoordigheid van de griffier, en is op 16 april 2019 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.