ECLI:NL:GHAMS:2019:1328

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
200.235.704/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de vennootschappelijke goederengemeenschap van een muziekband met betrekking tot inbreng van bedragen door vennoten

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om de verdeling van de vennootschappelijke goederengemeenschap van de muziekband De Kleintjes Pils Band. De appellanten, bestaande uit De Kleintjes Pils Band en twee vennoten, zijn in hoger beroep gekomen van eerdere vonnissen van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had in een tussenvonnis vastgesteld dat er geen schriftelijke vennootschapsovereenkomst was en dat de band in oktober 2014 was ontbonden. De appellanten vorderden de verdeling van het vennootschapsvermogen per 31 december 2014 en stelden dat een bedrag van € 69.420,- aan niet-gestorte gages en € 10.770,- aan onterechte bank- c.q. pinopnames door de geïntimeerde in de gemeenschap moest worden ingebracht.

Tijdens de zitting op 16 januari 2019 hebben de advocaten van beide partijen hun standpunten toegelicht. De appellanten stelden dat de geïntimeerde, die verantwoordelijk was voor de financiële afwikkeling van de optredens, zich niet aan de gemaakte afspraken had gehouden. De geïntimeerde betwistte dit en voerde aan dat hij de bedragen had verantwoord. Het hof oordeelde dat de bewijslast voor de gestelde afspraken bij de appellanten lag, en dat zij hierin niet waren geslaagd. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank voor zover het de geïntimeerde verplichtte om € 3.220,- in te brengen, maar oordeelde dat hij wel € 4.120,- aan onterechte bank- c.q. pinopnames moest inbrengen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Het hof verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.235.704/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : C/15/249396 / HA ZA 16-646
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 april 2019
inzake

1.DE KLEINTJES PILS BAND,

gevestigd te Volendam, gemeente Edam-Volendam,

2. [appellant sub 2] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,

3. [appellant sub 3] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellanten in principaal appel,
geïntimeerden in incidenteel appel,
advocaat: mr. C.I.M. Molenaar te Volendam, gemeente Edam-Volendam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
advocaat: mr. E. Bakhuis te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna De Kleintjes Pils Band, [appellant sub 2] , [appellant sub 3] en [geïntimeerde] genoemd. Appellanten in principaal appel zullen gezamenlijk worden aangeduid als De Kleintjes Pils Band c.s.
De Kleintjes Pils Band c.s. zijn bij dagvaarding van 23 februari 2018 in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem (hierna: de rechtbank), van 2 augustus 2017 en 24 januari 2018, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen De Kleintjes Pils Band c.s. als eisers en [geïntimeerde] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven tevens akte vermindering van eis;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met een productie;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 16 januari 2019 doen bepleiten door hun in de aanhef van dit arrest genoemde advocaten, beiden aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
De Kleintjes Pils Band c.s. hebben in het principaal appel geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen, behoudens voor zover in die vonnissen de verdeling wordt gelast van De Kleintjes Pils Band per 31 december 2014 c.q. het vennootschappelijk vermogen tussen de vennoten op 33,3% / 33,3% / 33,3% basis wordt verdeeld, en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de verdeling van de ontbonden gemeenschap zal uitspreken aldus dat [geïntimeerde] in De Kleintjes Pils Band moet inbrengen een bedrag van € 69.420,- aan niet-gestorte gages en een bedrag van € 10.770,- aan onterechte bank- c.q. pinopnames, althans door de rechtbank (het hof leest:
het hof) te bepalen bedragen, althans een onafhankelijk vereffenaar wordt benoemd die de stakingsbalans van De Kleintjes Pils Band zal opstellen aan de hand van door het hof te geven aanwijzingen inzake de hiervoor genoemde bedragen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
[geïntimeerde] heeft in het principaal appel geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden vonnissen en in het incidenteel appel tot niet-ontvankelijkverklaring van [appellant sub 3] en [appellant sub 2] , een en ander met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van De Kleintjes Pils Band c.s. in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten.
De Kleintjes Pils Band c.s. hebben geconcludeerd tot afwijzing van het incidenteel appel, met beslissing over de proceskosten.
De Kleintjes Pils Band c.s. hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 2 augustus 2017 onder 2.1 tot en met 2.18 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
[appellant sub 2] , [appellant sub 3] en [geïntimeerde] zijn vennoten geweest in De Kleintjes Pils Band. Er is geen schriftelijke vennootschapsovereenkomst.
2.2
De Kleintjes Pils Band gaf muzikale optredens bij feesten en partijen. In oktober 2014 heeft het laatste optreden plaatsgevonden. Enige tijd later is De Kleintjes Pils Band ontbonden. Het vennootschapsvermogen is nog niet vereffend. Er is geen vereffenaar benoemd.
2.3
[geïntimeerde] had - in ieder geval sinds 2000 - binnen De Kleintjes Pils Band de taak om de contractuele en financiële afwikkeling van de optredens te verzorgen. [geïntimeerde] zorgde in dat kader onder meer voor het storten van contant ontvangen en niet-verdeelde gages op de bankrekening van De Kleintjes Pils Band. Ook verzorgde [geïntimeerde] de administratie van De Kleintjes Pils Band in samenwerking met het administratiekantoor van
[X] (hierna: [X] ), welk kantoor de jaarstukken opstelde. Deze jaarstukken werden vervolgens ter kennisneming aan de vennoten toegezonden maar niet besproken of expliciet goedgekeurd.
2.4
Begin november 2010 is de bus van De Kleintjes Pils Band inclusief muziekinstrumenten en geluidsapparatuur gestolen.
2.5
In de periode van 2003 tot en met 2014 heeft [geïntimeerde] door pinopnames in totaal
€ 10.770,- opgenomen van de bankrekening van De Kleintjes Pils Band.
2.6
De Kleintjes Pils Band had een rekening-courant krediet bij de Rabobank. In juni 2014 bedroeg de schuld aan de bank ongeveer € 27.000,-. In verband met het besluit van de vennoten om hun bedrijfsactiviteiten per oktober 2014 te staken, heeft ieder van hen ter aflossing van die schuld in de loop van 2014 een bedrag van € 9.000,- aan de bank overgemaakt dan wel doen overmaken.
2.7
In oktober 2014 is tussen enerzijds [appellant sub 2] en [appellant sub 3] en anderzijds [geïntimeerde] een geschil ontstaan over de wijze waarop [geïntimeerde] uitvoering heeft gegeven aan zijn taak om de gages te storten op de bankrekening van De Kleintjes Pils Band en over de bedragen die [geïntimeerde] van deze bankrekening heeft opgenomen. Op 21 en 27 oktober 2014 hebben hierover tussen de vennoten besprekingen plaatsgevonden op het kantoor van [X] .
2.8
In een e-mailbericht van 12 november 2014, gericht aan de vennoten, en een brief van 3 december 2014, gericht aan de toenmalige advocaat van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] ,
mr. J.C.I. Veerman, heeft [X] een toelichting gegeven op de door hem ten behoeve van De Kleintjes Pils Band verrichte werkzaamheden, de opgestelde jaarrekeningen en de besprekingen tussen de vennoten waarbij hij aanwezig is geweest in de voorafgaande weken.
2.9
Op 9 en 27 mei 2016 hebben voorlopige getuigenverhoren plaatsgevonden waarbij [appellant sub 2] , [appellant sub 3] , [geïntimeerde] en [X] zijn gehoord.

3.Beoordeling

3.1
In eerste aanleg hebben De Kleintjes Pils Band c.s., voor zover in hoger beroep nog van belang, gevorderd de verdeling te gelasten van het vennootschappelijk vermogen van De Kleintjes Pils Band per 31 december 2014 op 33,3% / 33,3% / 33,3% basis en te bepalen dat [geïntimeerde] met het oog op die verdeling in De Kleintjes Pils Band moet inbrengen een bedrag van € 69.420,- aan niet-gestorte gages en een bedrag van € 10.770,- aan onterechte bank- c.q. pinopnames, althans door de rechtbank te bepalen bedragen, althans een onafhankelijk vereffenaar te benoemen die de stakingsbalans van De Kleintjes Pils Band zal opstellen aan de hand van door de rechtbank te geven aanwijzingen inzake de hiervoor genoemde bedragen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure.
3.2
De rechtbank heeft de verdeling van De Kleintjes Pils Band per 31 december 2014 gelast, aldus dat het vennootschappelijk vermogen per die datum dient te worden verdeeld tussen de vennoten op 33,3% / 33,3% / 33,3% basis, bepaald dat [geïntimeerde] met het oog op die verdeling in De Kleintjes Pils Band moet inbrengen een bedrag van
€ 3.220,- aan onterechte bank- c.q. pinopnames en een bedrag van € 87,- ter zake van een bekeuring van zijn zoon, en de kosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De rechtbank heeft daartoe overwogen, voor zover in hoger beroep nog van belang, dat De Kleintjes Pils Band c.s. niet zijn geslaagd in het bewijs van hun stelling dat tussen de vennoten vaste afspraken golden over de verdeling van de gages en de stortingen op de bankrekening. Bovendien volgt uit de eigen getuigenverklaring van [appellant sub 3] (het hof begrijpt:
[appellant sub 2]) dat de vennoten zich niet altijd aan de gestelde, vaste afspraken hebben gehouden. Omdat partijen bovendien twisten over de aantallen optredens en de gemiddelde hoogte van de gage per optreden, partijen niet werkten met een vaste gage en er daarnaast (soms) ook nog werd gewerkt met een zwarte component in de gages, is het onmogelijk om thans nog een voldoende exacte reconstructie van de inkomsten van De Kleintjes Pils Band te maken om te kunnen dienen als basis voor gevolgtrekkingen over de rechtmatigheid van de afstortingen die [geïntimeerde] in het grootboek heeft verantwoord. De vordering die ertoe strekt dat [geïntimeerde] een bedrag van € 69.240,- aan niet-gestorte gages in De Kleintjes Pils Band moet inbrengen, is daarom afgewezen. [geïntimeerde] heeft de pinopnames over de periode na 24 juni 2010 tot een bedrag van in totaal € 3.220,- onvoldoende verantwoord en dient dit bedrag in te brengen in De Kleintjes Pils Band.
3.3
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen De Kleintjes Pils Band c.s. met hun grieven in principaal appel op. Grief 1 ziet op r.o. 4.9 van het tussenvonnis en is gericht tegen de afwijzing van de vordering die ertoe strekt dat [geïntimeerde] een bedrag van € 69.240,- aan niet-gestorte gages in De Kleintjes Pils Band moet inbrengen. Grief 2 heeft betrekking op r.o. 4.24 en 4.25 van het tussenvonnis inzake de afwijzing van de vordering tot inbreng van onterechte bank- c.q. pinopnames behoudens een totaalbedrag van 3.220,-. In incidenteel appel komt [geïntimeerde] op tegen het oordeel van de rechtbank in r.o. 4.2 van het tussenvonnis dat [appellant sub 2] en [appellant sub 3] ontvankelijk zijn in hun vorderingen en tegen r.o. 2.9 en 3.3 van het eindvonnis inzake de beslissing om de proceskosten tussen partijen te compenseren omdat zij over en weer grotendeels in het (on)gelijk zijn gesteld.
Ontvankelijkheid [appellant sub 2] en [appellant sub 3]
3.4
Allereerst dient te worden beoordeeld of [appellant sub 2] en [appellant sub 3] ontvankelijk zijn in hun vorderingen die ertoe strekken dat [geïntimeerde] bedragen van € 69.420,- en € 10.770,- in De Kleintjes Pils Band moet inbrengen. [geïntimeerde] heeft met verwijzing naar zijn conclusie van antwoord in eerste aanleg gesteld dat hij zich weliswaar niet heeft verzet tegen de verdeling van het vennootschappelijk vermogen, omdat hij daar zelf ook belang bij heeft, maar heeft zich wel op de niet-ontvankelijkheid van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] beroepen voor wat betreft hun vorderingen tot inbreng van genoemde bedragen. In de conclusie van antwoord heeft [geïntimeerde] in dit verband aangevoerd dat hem door De Kleintjes Pils Band c.s. wordt verweten dat hij heeft gehandeld in strijd met de tussen de vennoten gemaakte afspraken, en vermogen heeft onttrokken aan De Kleintjes Pils Band. Die vorderingen komen uitsluitend aan De Kleintjes Pils Band toe, aldus [geïntimeerde] . De Kleintjes Pils Band c.s. hebben hiertegen verweer gevoerd onder verwijzing naar r.o. 4.2 van het tussenvonnis waarin de rechtbank heeft overwogen dat iedere vennoot te allen tijde de verdeling van de vennootschappelijke goederengemeenschap kan vorderen.
3.5
Het hof overweegt als volgt. Voor zover komt vast te staan dat [geïntimeerde] bedragen niet op de bankrekening van De Kleintjes Pils Band heeft gestort althans bedragen aan de bankrekening van De Kleintjes Pils Band heeft onttrokken die hij niet kan verantwoorden, dienen die bedragen bij de verdeling van de vennootschappelijke goederengemeenschap te worden betrokken in dier voege dat deze bedragen in de gemeenschap moeten worden teruggestort dan wel moeten worden verrekend met door [geïntimeerde] uit de verdeling eventueel te ontvangen bedragen. De vorderingen die ertoe strekken dat [geïntimeerde] bedragen van € 69.420,- en € 10.770,- in De Kleintjes Pils Band moet inbrengen, vormen derhalve een onderdeel van de vordering tot verdeling, tot het instellen waarvan iedere vennoot te allen tijde bevoegd is, zoals tussen partijen niet ter discussie staat. Het beroep van [geïntimeerde] in diens incidenteel appel op niet-ontvankelijkheid van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] faalt om die reden.
Inbreng van € 69.240,- aan niet-gestorte gages
3.6
Grief 1 in principaal appel is gericht tegen de waardering door de rechtbank van het door De Kleintjes Pils Band c.s. geleverde bewijs van hun stelling dat er gedurende de jaren verschillende, vaste afspraken golden tussen de vennoten over de verdeling van de gages, en tegen de overweging van de rechtbank dat het onmogelijk is om thans nog een reconstructie te maken die voldoende exact is om als basis te kunnen dienen voor gevolgtrekkingen over de rechtmatigheid - bedoeld zal zijn: juistheid - van de afstortingen die door [geïntimeerde] in zijn grootboek zijn verantwoord.
3.7
Het hof overweegt dat partijen enerzijds een geschil hebben over de omvang van de door De Kleintjes Pils Band in de betreffende periode verdiende gages en anderzijds over de inhoud van de afspraken zoals die tussen hen hebben gegolden.
3.7.1
Voor wat betreft de omvang van de inkomsten van De Kleintjes Pils Band stelt het hof vast dat het aantal optredens tussen partijen niet in geschil is. Partijen zijn wel verdeeld over de hoogte van de met deze optredens verdiende gages. De Kleintjes Pils Band c.s. hebben onweersproken gesteld dat zij de hoogte van de verdiende gages hebben berekend op basis van de facturen uit de administratie, waarover alle vennoten, dus ook [geïntimeerde] , beschikken. [geïntimeerde] heeft de juistheid van de berekening van De Kleintjes Pils Band c.s. slechts betwist door te verwijzen naar het grootboek, dat volgens hem een juiste en volledige weergave is van de bedragen die hij op de bankrekening van De Kleintjes Pils Band heeft gestort en van de precieze uitkomst van de verdeling tussen de vennoten na ieder optreden. Ook heeft [geïntimeerde] benadrukt dat een deel van de inkomsten buiten de boekhouding werd gehouden. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] aldus de hoogte van de verdiende gages onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Van [geïntimeerde] had verwacht mogen worden dat hij, eveneens aan de hand van de facturen, gemotiveerd had onderbouwd dat, en in welk opzicht, de berekening van De Kleintjes Pils Band c.s. onjuist is. Dat gedeeltelijk sprake is geweest van “zwarte“ inkomsten, wat tussen partijen niet in geding is, acht het hof voor de beoordeling van de vordering niet relevant aangezien van de zijde van De Kleintjes Pils Band c.s. onweersproken is verklaard dat dergelijke inkomsten bij de berekening van hun vordering buiten beschouwing zijn gelaten. Dit leidt ertoe dat De Kleintjes Pils Band c.s. worden gevolgd in hun berekening van het totaal aan inkomsten van De Kleintjes Pils Band in de betreffende periode.
3.7.2
De Kleintjes Pils Band c.s. hebben verder gesteld dat vóór de diefstal van de bus van De Kleintjes Pils Band in 2010 de afspraak gold dat de gages, die kennelijk altijd contant werden betaald, van de eerste drie optredens geheel werden verdeeld tussen de vennoten en de gage van het vierde optreden volledig werd gestort op de bankrekening van De Kleintjes Pils Band. Na de diefstal van de bus gold dat de vennoten van de gages van de eerste drie optredens ieder een bedrag ontvingen van € 250,- en dat het restant van die gages en de gehele gage van het vierde optreden op de bank werden gestort, een en ander met uitzondering van de opbrengst van optredens tijdens de kermis van Assendelft, waarvan veel hogere bedragen op de bankrekening werden gestort, aldus De Kleintjes Pils Band c.s. [geïntimeerde] heeft gemotiveerd betwist dat sprake is geweest van dergelijke vaste afspraken. Volgens [geïntimeerde] werd een telkens wisselend deel van de gages na afloop van de optredens op de terugreis door de vennoten verdeeld. Voor wat betreft het bestaan en de inhoud van de vaste afspraken die tussen partijen zouden hebben gegolden, is het hof met de rechtbank van oordeel dat de bewijslast daarvan op De Kleintjes Pils Band c.s. berust en dat zij niet geslaagd zijn in het daarvan te leveren bewijs. Weliswaar heeft [X] als getuige verklaard:
“Tijdens die gesprekken in oktober en in november lieten [appellant sub 3] en [appellant sub 2] weten dat die verdeling na afloop van hun optredens in werkelijkheid anders was dan uit de boekhouding bleek. Zij waren namelijk in de veronderstelling dat een gedeelte van de opbrengst, die niet direct verdeeld was, op de bank was gestort, maar die stortingen kwamen niet overeen met de stortingen die op de bankafschriften zichtbaar waren. Het klopt dat [geïntimeerde] tijdens die gesprekken bevestigde dat de verdeling zoals die door [appellant sub 3] en [appellant sub 2] werd gepresenteerd juist was. [geïntimeerde] gaf daarbij wel aan dat hij het gedeelte van de opbrengst, dat niet direct na afloop van het optreden was verdeeld, niet altijd direct op de bank stortte, maar dat hij dat soms ook thuis bewaarde om kasbetalingen mee te doen.”Uit het e-mailbericht van
12 november 2014 en de brief van 3 december 2014 van [X] , in samenhang gelezen met de brief van de (toenmalige) advocaat van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] van 27 november 2014, valt echter slechts af te leiden dat [geïntimeerde] tijdens de gesprekken het bestaan van de gestelde afspraken (“de verdeelsleutel”) over verdeling van de gages niet heeft betwist. De getuigenverklaring van [X] , in samenhang bezien met de getuigenverklaringen van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] die het bestaan van de gestelde, vaste afspraken onder ede hebben bevestigd, is daarom ook voor het hof onvoldoende bewijs om het bestaan van de gestelde, vaste afspraken aan te nemen. Daarbij komt dat [appellant sub 2] als getuige onder meer heeft verklaard:
“Na het optreden verdeelden we in de bus de gage. Normaal ging een groot deel dan in de pot, maar omdat ik [geïntimeerde] wantrouwde had ik besloten om geen extra geld in de pot te doen; dat alles dus verdeeld zou worden. (…). Achteraf realiseer ik mij dat [geïntimeerde] tegensputterde als wij bespraken om een grotere afdracht, namelijk de hele gage, aan de pot te doen. Daardoor werd de afdracht van één op de vier optredens onregelmatiger. Maar vanaf 2014 hebben wij de afdracht van de hele gage er vaker doorheen gedrukt omdat wij de schuld aan de bank wilden inlopen.”En [appellant sub 3] heeft als getuige onder meer verklaard:
“In eerste instantie was de afspraak dat één op de gemiddeld vier optredens volledig werd afgestort en de rest werd gelijkelijk onder ons drieën verdeeld”. Hieruit kan niet anders worden geconcludeerd dan dat de storting van in elk geval de gage van elk vierde optreden kennelijk niet altijd heeft plaatsgevonden zodat, voor zover al aangenomen zou moeten worden dat tussen de vennoten de gestelde, vaste afspraken hebben gegolden, deze niet altijd consequent door de vennoten werden nageleefd. Hieruit volgt dat niet vast staat dat [geïntimeerde] daadwerkelijk de bedragen in handen heeft gekregen die De Kleintjes Pils Band c.s. hebben gesteld zodat evenmin kan worden vastgesteld dat [geïntimeerde] enig bedrag in weerwil van gemaakte afspraken niet op de bankrekening van De Kleintjes Pils Band heeft gestort.
3.7.3
De Kleintjes Pils Band c.s. hebben zich nog op het standpunt gesteld dat [geïntimeerde] expliciet heeft erkend in het gesprek op 20 oktober 2014 dat hij zich ten koste van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] heeft verrijkt en dat [geïntimeerde] daarom naar de bank is gegaan voor het verkrijgen van een lening. Bovendien heeft [geïntimeerde] ter rechtvaardiging van zijn handelen in zijn brieven van 6 en 19 november 2014 aangevoerd dat zou zijn afgesproken dat [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hem ieder € 300,- per maand zouden betalen voor zijn werkzaamheden. Ten slotte heeft [geïntimeerde] op 20 oktober 2014 € 2.000,- teruggestort op de bankrekening van De Kleintjes Pils Band nadat [X] hem op 15 oktober 2014 om een verklaring had gevraagd over de twee pinopnames van € 1.000,- in juli 2014, aldus De Kleintjes Pils Band c.s. Naar het oordeel van het hof kan niet worden aangenomen dat in de door De Kleintjes Pils Band c.s. aangehaalde handelingen een verklaring dan wel erkenning van [geïntimeerde] besloten ligt dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan ongeoorloofde financiële handelingen. Het hof stelt voorop dat [geïntimeerde] van meet af aan gemotiveerd verweer heeft gevoerd tegen de vordering tot inbreng van niet-gestorte gages van De Kleintjes Pils Band c.s. Uit het e-mailbericht van [appellant sub 3] aan [X] van 22 oktober 2014 valt af te leiden dat [geïntimeerde] de verwijten aan zijn adres van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] in het gesprek op 20 oktober 2014 juist heeft ontkend. In zijn brief aan [appellant sub 2] en [appellant sub 3] van 6 november 2014 en zijn brief aan [X] van 19 november 2014 heeft [geïntimeerde] de beschuldigingen eveneens van de hand gewezen. [geïntimeerde] heeft verder aangevoerd dat hij naar de bank is gegaan omdat hij zijn hypotheek moest verhogen om zijn vader het bedrag van € 9.000,-, dat deze ter aflossing van het rekening-courant krediet bij de Rabobank voor hem betaald had, te kunnen terugbetalen. Over het terugstorten op 20 oktober 2014 van € 2.000,- heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat hij in overleg met [appellant sub 3] in juli 2014 een bedrag van € 1.000,- heeft opgenomen van de bankrekening van De Kleintjes Pils Band voor privé-doeleinden omdat hij op dat moment te kampen had met een tijdelijk tekort aan liquiditeiten. Dat bedrag heeft [geïntimeerde] op 20 oktober 2014 weer teruggestort. De vennoten hadden bovendien afgesproken dat ieder van hen nog € 1.000,- op de bankrekening van De Kleintjes Pils Band zou storten als bijdrage voor kosten van onder meer huur van de bus en apparatuur die nog betaald zouden moeten worden na het laatste optreden van de band. Ook dat bedrag heeft [geïntimeerde] op 20 oktober 2014 op de bankrekening van De Kleintjes Pils Band gestort.
3.8
Nu niet kan worden vastgesteld dat [geïntimeerde] enig bedrag in weerwil van gemaakte afspraken niet op de bankrekening van De Kleintjes Pils Band heeft gestort, terwijl een erkenning daarvan door [geïntimeerde] niet wordt aangenomen, faalt grief 1 in principaal appel.
Inbreng van onterechte bank- c.q. pinopnames
3.9
Grief 2 in principaal appel heeft betrekking op de afwijzing van de vordering tot inbreng van bank- c.q. pinopnames op 7 november 2003 (€ 1.800,-), 8 juli 2005
(€ 1.000,-), 10 juli 2009 (€ 550,-), 24 juni 2010 (€ 1.000,-), 1 november 2010
(€ 1.200,-), 7 juli 2014 (€ 1.000,-) en 11 juli 2014 (€ 1.000,-). Het hof overweegt met betrekking tot deze opnames als volgt.
De pinopname op 7 november 2003 (€ 1.800,-)
De Kleintjes Pils Band c.s. hebben onvoldoende gemotiveerd betwist dat dit bedrag door [geïntimeerde] is opgenomen om het tussen de vennoten te verdelen. [geïntimeerde] heeft deze opname, mede gelet op het aanzienlijke tijdsverloop nadien, naar het oordeel van het hof voldoende verantwoord.
De pinopname op 8 juli 2005 (€ 1.000,-)
De Kleintjes Pils Band c.s. hebben met betrekking tot deze pinopname in appel niets meer aangevoerd.
De pinopname op 10 juli 2009 (€ 550,-)
[geïntimeerde] heeft in appel aangevoerd dat de vennoten hadden besloten om een nieuwe versterker aan te schaffen. Die versterker is contant betaald. Om die betaling te kunnen doen, heeft [geïntimeerde] op 7 juli 2009 een bedrag van € 550,- gepind. Namens De Kleintjes Pils Band c.s. is daartegen slechts aangevoerd dat niet valt in te zien waarom voor de aanschaf van de versterker contant geld is opgenomen omdat betaling met de pinpas de voorkeur zou verdienen. Aldus hebben De Kleintjes Pils Band c.s. niet dan wel onvoldoende betwist dat dit bedrag door [geïntimeerde] is opgenomen om de versterker mee te betalen. [geïntimeerde] heeft deze opname naar het oordeel van het hof eveneens voldoende verantwoord.
De pinopnames op 24 juni 2010 (€ 1.000,-) en 1 november 2010 (€ 1.200,-)
Volgens [geïntimeerde] betroffen deze pinopnames gages die in biljetten van 200 en 500 Euro waren voldaan. Om deze gages tussen de vennoten te kunnen verdelen, heeft [geïntimeerde] de betreffende bedragen op de bankrekening gestort en in kleinere coupures weer opgenomen. De Kleintjes Pils Band c.s. hebben aangevoerd dat contractueel was bepaald dat opdrachtgevers de gages aan De Kleintjes Pils Band contant dienden te betalen in kleinere coupures. Aldus hebben De Kleintjes Pils Band c.s. het verweer van [geïntimeerde] onvoldoende weerlegd aangezien de aangehaalde contractuele bepaling niet uitsluit dat desondanks in voorkomende gevallen in biljetten van 200 en 500 Euro werd betaald. [geïntimeerde] heeft ook deze opnames naar het oordeel van het hof voldoende verantwoord.
De pinopnames op 7 juli 2014 (€ 1.000,-) en 11 juli 2014 (€ 1.000,-)
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [geïntimeerde] op 20 oktober 2014 één bedrag van
€ 1.000,-, dat hij in juli 2014 voor privé-doeleinden had opgenomen, heeft teruggestort. Van een ander bedrag van € 1.000,-, dat hij op 7 juli 2014 had opgenomen, is volgens [geïntimeerde] € 900,- in gelijke delen bij wijze van vakantiegeld tussen de vennoten verdeeld zodat ieder van hen € 300,- ontving, en € 100,- aan [Y] voldaan. [geïntimeerde] heeft een schriftelijke verklaring overgelegd van [Y] van 14 september 2017 waaruit volgt dat [geïntimeerde] hem geregeld contante bedragen betaalde, variërend van circa € 50,- tot € 150,-, voor werkzaamheden die hij verrichtte ten behoeve van De Kleintjes Pils Band. De Kleintjes Pils Band c.s. hebben in hoger beroep weersproken dat [appellant sub 2] en [appellant sub 3] de bedragen van € 300,- hebben ontvangen en gesteld dat [geïntimeerde] de betaling aan [Y] had kunnen doen met het contante geld dat hij naar eigen zeggen altijd achterhield. [geïntimeerde] heeft in hoger beroep slechts herhaald dat hij - zoals steeds - alle vennoten gelijkelijk heeft bedeeld. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] aldus deze pinopname onvoldoende heeft verantwoord behoudens voor wat betreft het deelbedrag van € 100,- dat hij aan [Y] heeft voldaan. Dientengevolge slaagt grief 2 in principaal appel in zoverre dat [geïntimeerde] zal worden veroordeeld om het bedrag van € 900,-, dat deel uitmaakt van de pinopname op 7 juli 2014, in te brengen in De Kleintjes Pils Band.
Proceskosten in eerste aanleg
3.1
Ten slotte dient de grief in incidenteel appel inzake de beslissing om de proceskosten tussen partijen te compenseren te worden beoordeeld. De klacht van [geïntimeerde] strekt ertoe dat De Kleintjes Pils Band c.s. alsnog in de proceskosten van de eerste aanleg worden veroordeeld. De klacht faalt omdat de rechtbank op goede gronden - die het hof tot de zijne maakt - heeft beslist dat de proceskosten in zoverre moeten worden gecompenseerd. Artikel 237 lid 1 Rv bepaalt immers dat de proceskosten mogen worden gecompenseerd indien partijen over en weer op enkele punten in het ongelijk zijn gesteld, waarvan in dit geval sprake is. Er is geen (rechts)regel die voorschrijft dat van compensatie moet worden afgezien omdat – zoals [geïntimeerde] heeft betoogd – [geïntimeerde] zich niet heeft verzet tegen de gevorderde verdeling van de vennootschappelijke goederengemeenschap en dat van het door De Kleintjes Pils Band c.s. gevorderde totaalbedrag van € 88.356,20 slechts bedragen van € 3.220,- en € 87,- zijn toegewezen.
Bewijsaanbod De Kleintjes Pils Band c.s.
3.11
De Kleintjes Pils Band c.s. hebben geen bewijs aangeboden van voldoende concrete feiten die, indien bewezen, tot andere beslissingen zouden leiden dan hiervoor zijn genomen. Hun bewijsaanbod zal dan ook worden gepasseerd.
Slotsom
3.12
De grieven falen behoudens grief 2 in principaal appel. Het eindvonnis zal worden vernietigd voor wat betreft de veroordeling van [geïntimeerde] tot het inbrengen in De Kleintjes Pils Band van een bedrag groot € 3.220,- aan onterechte bank- c.q. pinopnames en er zal worden beslist als volgt. Het eindvonnis zal voor het overige worden bekrachtigd. Met betrekking tot de proceskosten in het principaal appel is het hof van oordeel dat beide partijen over en weer op onderdelen in het ongelijk zijn gesteld en dat dit rechtvaardigt dat de kosten van het principaal appel tussen partijen worden gecompenseerd, in dier voege dat partijen de eigen kosten dragen. Voor het incidenteel appel geldt dat [geïntimeerde] als de in het ongelijk gestelde partij zal worden verwezen in de kosten van de procedure.

4.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover daarbij [geïntimeerde] is veroordeeld tot het inbrengen in De Kleintjes Pils Band van een bedrag groot € 3.220,- aan onterechte bank- c.q. pinopnames;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot het inbrengen in De Kleintjes Pils Band van een bedrag groot
€ 4.120,- aan onterechte bank- c.q. pinopnames;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
bepaalt dat ieder der partijen de eigen proceskosten in het principaal appel draagt;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van De Kleintjes Pils Band c.s. begroot op € 537,- voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.S. Arnold, D. Kingma en F.J. Verbeek en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 april 2019.