Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Duur en omvang van de plaatsingsovereenkomst
Plaatsing
1. De deelnemer is gehouden aan de verplichtingen voortvloeiend uit de Wet
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of er tussen [appellante] en de Gemeente Amsterdam een arbeidsovereenkomst bestond. [appellante], die sinds 2009 werkloos was en een IOAW-uitkering ontving, had deelgenomen aan een participatietraject. Ze vorderde erkenning van een arbeidsovereenkomst en betaling van achterstallig salaris. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat er geen arbeidsovereenkomst was, en dit oordeel werd in hoger beroep bevestigd. Het hof oordeelde dat de werkzaamheden van [appellante] niet in het kader van een arbeidsovereenkomst waren verricht, maar onder de voorwaarden van de Participatiewet. Het hof benadrukte dat de gemeente haar publiekrechtelijke taak had vervuld door [appellante] te ondersteunen bij haar arbeidsinschakeling. De vorderingen van [appellante] werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij het belang van de publiekrechtelijke context van de participatieplaats werd onderstreept.