ECLI:NL:GHAMS:2019:1320

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
23-001704-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in verband met winkeldiefstallen met aanzienlijke waarde

Op 18 april 2019 heeft het gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 3 mei 2018 was gewezen. De zaak betreft twee winkeldiefstallen die de verdachte in relatief korte tijd heeft gepleegd, waarbij goederen met aanzienlijke waarde zijn weggenomen. De verdachte, geboren in Turkije in 1971, heeft zich schuldig gemaakt aan deze diefstallen en heeft geen respect betoond voor het eigendomsrecht van de betrokken winkelbedrijven. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week en een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. De advocaat-generaal vorderde een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. De raadsman pleitte voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 60 uren.

Het hof heeft de straffen heroverwogen en, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, besloten om de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Dit om de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, zoals zijn verantwoordelijkheid voor zijn daden en zijn recente abstinentie van middelen, niet te doorkruisen. Het hof heeft ook de recidive van de verdachte in overweging genomen, maar heeft besloten dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van 60 uren passend zijn. De op te leggen straffen zijn gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft het vonnis van de politierechter in zoverre vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het vonnis voor het overige is bevestigd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001704-18
Datum uitspraak: 18 april 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 mei 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-013746-18 en 13-035810-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1971,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
4 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd, waarbij de gronden voor de op te leggen straffen zullen worden vervangen door de navolgende.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week en een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
De raadsman heeft verzocht dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot één dag onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf voor de duur van 60 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen. Hij heeft in relatief korte tijd uit verschillende supermarkten levensmiddelen en winkelgoederen met een aanzienlijke waarde weggenomen. De verdachte heeft, door zo te handelen, geen respect betoond voor het eigendomsrecht van de betreffende winkelbedrijven. Diefstal is een ergerlijk feit, dat in het algemeen naast financiële schade ook hinder en overlast voor de gedupeerden veroorzaakt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 maart 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor diefstal en andersoortige feiten, hetgeen in het nadeel van de verdachte weegt.
In positieve zin weegt het hof echter mee dat de verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. De verdachte heeft verklaard al geruime tijd abstinent te zijn van middelen en hij beschikt over een woning en dagbesteding. Uit voornoemd uittreksel blijkt dat de verdachte zich recent niet opnieuw schuldig lijkt te hebben gemaakt aan strafbare feiten. Dit geeft enige steun aan het betoog van de verdachte dat het nu goed met hem gaat.
Vanwege de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend. Het hof ziet aanleiding om deze straf geheel voorwaardelijk op te leggen, zodat de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte niet door detentie worden doorkruist. Gelet op de ernst van de feiten zal ook een taakstraf worden opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) dagen.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. F.M.D. Aardema en mr. B. van der Werf, in tegenwoordigheid van
S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
18 april 2019.
mr. B. van der Werf is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]