Op 18 april 2019 heeft het gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 3 mei 2018 was gewezen. De zaak betreft twee winkeldiefstallen die de verdachte in relatief korte tijd heeft gepleegd, waarbij goederen met aanzienlijke waarde zijn weggenomen. De verdachte, geboren in Turkije in 1971, heeft zich schuldig gemaakt aan deze diefstallen en heeft geen respect betoond voor het eigendomsrecht van de betrokken winkelbedrijven. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week en een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis. De advocaat-generaal vorderde een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. De raadsman pleitte voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 60 uren.
Het hof heeft de straffen heroverwogen en, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, besloten om de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Dit om de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, zoals zijn verantwoordelijkheid voor zijn daden en zijn recente abstinentie van middelen, niet te doorkruisen. Het hof heeft ook de recidive van de verdachte in overweging genomen, maar heeft besloten dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van 60 uren passend zijn. De op te leggen straffen zijn gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft het vonnis van de politierechter in zoverre vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het vonnis voor het overige is bevestigd.