ECLI:NL:GHAMS:2019:1318

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
23-000591-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstal met deels voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 18 april 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 16 februari 2018 was gewezen. De zaak betreft een winkeldiefstal van flessen Bacardi uit de winkel Gall & Gall. De verdachte, geboren in 1981 en thans gedetineerd, heeft zich schuldig gemaakt aan het stelen van dozen met flessen, die hij op een bagagekar had geplaatst en zonder te betalen de winkel uitliep. De waarde van de gestolen goederen was aanzienlijk, en de verdachte toonde geen respect voor het eigendomsrecht van de winkelier.

De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week. In hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen, evenals de argumenten van de raadsman. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de opgelegde straf aangepast. Het hof heeft de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft een verleden van alcohol- en drugsmisbruik, maar is momenteel abstinent en volgt een behandeling bij de reclassering.

Het hof heeft besloten om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten, en daarnaast een taakstraf van 20 uren. De op te leggen straffen zijn gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de beslissing op 18 april 2019 uitgesproken, waarbij mr. B. van der Werf niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000591-18
Datum uitspraak: 18 april 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 februari 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 15-251385-17 en 15-216255-15 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Midden Holland, Gevangenis De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
4 april 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep (waaronder begrepen de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15-216255-15) en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd, waarbij de motivering van de straf zal worden vervangen door de navolgende.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal uit de [winkel]. De verdachte heeft op brutale wijze dozen met flessen [merk] op een bagagekar geplaatst en is daarmee, zonder te betalen, de winkel uitgelopen. De waarde van de flessen was aanzienlijk en de verdachte heeft er, door zo te handelen, blijk van gegeven zich niets gelegen te laten aan het eigendomsrecht van het betreffende bedrijf. Ook is dit bedrijf hinder en overlast bezorgd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 maart 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van diefstal, hetgeen het hof in zijn nadeel meeweegt.
Blijkens een e-mail van de heer [naam], toezichthouder en rapporteur GGZ Reclassering Fivoor, van 19 november 2018 komt de verdachte sinds maart 2018 bij de reclassering. In het verleden gebruikte de verdachte alcohol en drugs, maar urinecontroles tonen aan dat de verdachte thans abstinent is van dergelijke middelen. De verdachte volgt een behandeling bij de Forensische Polikliniek van Fivoor. Daarnaast is de verdachte mantelzorger voor zijn oma en is hij doende zijn financiële problemen aan te pakken. De reclassering schat de kans op recidive momenteel in als laag, er zijn geen risicosignalen waargenomen en betrokkene is afspraken- en therapietrouw.
Vanwege de ernst van het feit en de recidive van de verdachte acht het hof het opleggen van een gevangenisstraf geboden. Daarvan zal, om de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte niet te doorkruisen, het grootste deel voorwaardelijk worden opgelegd. Hiermede wordt tevens beoogd de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Daarnaast ziet het hof reden om een taakstraf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. F.M.D. Aardema en mr. B. van der Werf, in tegenwoordigheid van
S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
18 april 2019.
mr. B. van der Werf is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.