Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
bewijsmiddel, te weten
De verklaring van de verdachte ter terechtzittingvervangt door de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de verdachte, inhoudende:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 15 maart 2018 was gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1961, die zich schuldig heeft gemaakt aan het gebruik maken van de diensten van een minderjarige prostituee. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met een gewijzigde strafmotivering. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en toonde spijt voor zijn handelen. Het hof oordeelde dat de verdachte had moeten verifiëren of het slachtoffer meerderjarig was, en dat zijn nalatigheid gevolgen had. Ondanks de ernst van het feit, hield het hof rekening met de persoonlijke situatie van de verdachte en zijn echtgenote, die lijdt aan een progressieve vorm van reuma. Uiteindelijk bevestigde het hof het vonnis van de rechtbank, waarbij de opgelegde straffen passend werden geacht.