ECLI:NL:GHAMS:2019:1234
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- A.N. van de Beek
- J.M.C. Louwinger-Rijk
- J.A. van Keulen
- Rechtspraak.nl
Ontzegging van het recht op omgang en beëindiging van gezamenlijk gezag in een familiezakenprocedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontzegging van het recht op omgang en de beëindiging van het gezamenlijk gezag tussen een man en een vrouw over hun minderjarige dochter. De man, verzoeker in principaal hoger beroep, had in eerste aanleg een verzoek ingediend voor een zorgregeling, maar dit was afgewezen door de rechtbank. De vrouw, verzoekster in incidenteel hoger beroep, had verzocht om ontzegging van het recht op omgang en beëindiging van het gezamenlijk gezag, wat door de rechtbank was toegewezen. De man was van mening dat er geen sprake was van de ontzeggingsgronden zoals genoemd in artikel 1:377a BW en dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek had afgewezen. Hij had een intensief hulpverleningstraject doorlopen en was abstinent van drugs. De vrouw betwistte echter de claims van de man en stelde dat hij niet in staat was om aan de behoeften van hun dochter te voldoen, en dat omgang met de man emotionele onveiligheid voor de minderjarige zou opleveren. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om de huidige situatie van rust en stabiliteit voor de minderjarige te handhaven. Het hof oordeelde dat de man niet in staat was om een veilige omgeving voor de minderjarige te bieden en dat het ontzeggen van het recht op omgang in het belang van de minderjarige was. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en beëindigde het gezamenlijk gezag, omdat het risico bestond dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen haar ouders. De vrouw werd niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om een gebieds- en contactverbod.