ECLI:NL:GHAMS:2019:1233
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot gezamenlijk gezag over minderjarige op basis van wettelijke uitzondering
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de man om gezamenlijk gezag te verkrijgen over zijn minderjarige zoon, geboren in 2002. De man, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam, stelde dat hij een actieve rol speelt in het leven van de minderjarige en dat er geen reden is om aan te nemen dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de ouders. De vrouw, de moeder van de minderjarige, voerde echter aan dat de man nooit eerder het gezamenlijk gezag ter sprake had gebracht en dat de communicatie tussen hen slecht is. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde ook om het verzoek van de man af te wijzen, omdat de huidige situatie voor de minderjarige niet verwarrend zou moeten worden gewijzigd. Het hof overwoog dat voor gezamenlijk gezag vereist is dat ouders in staat zijn tot goed overleg over zaken die de minderjarige aangaan. Gezien de moeizame relatie tussen de ouders en het gebrek aan communicatie, concludeerde het hof dat er een reëel risico bestaat dat gezamenlijk gezag zou leiden tot strijd tussen de ouders, wat negatief zou zijn voor de minderjarige. Het hof bevestigde de eerdere beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de man af.