ECLI:NL:GHAMS:2019:1216

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2019
Publicatiedatum
10 april 2019
Zaaknummer
23-000193-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake cocaïnebezit en belediging van ambtenaren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 13 december 2017 was gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren in Somalië in 1986, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is. De verdachte was in hoger beroep gekomen tegen een vonnis waarin hij was veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en het beledigen van ambtenaren. De tenlastelegging omvatte twee parketnummers: 13-233175-16 en 13-220319-17. De verdachte had op 14 oktober 2016 in Amsterdam ongeveer 1,64 gram cocaïne in zijn bezit en had een politieambtenaar beledigd door beledigende woorden te uiten en te spugen. In de zaak met parketnummer 13-220319-17 werd de verdachte vrijgesproken van belediging van een andere ambtenaar, omdat er onvoldoende bewijs was. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde de verdachte schuldig aan de feiten onder parketnummer 13-233175-16. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarbij de ernst van de feiten en het gebrek aan respect voor het openbaar gezag zwaar wogen in de beslissing.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000193-18
datum uitspraak: 13 maart 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 december 2017 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-233175-16 en 13-220319-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedag] 1986,
thans zonder vast woon- of verblijfplaats hier ten lande

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 februari 2019.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 13-233175-16:
1:
hij, op of omstreeks 14 oktober 2016 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,64 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij, op of omstreeks 14 oktober 2016, te Amsterdam, opzettelijk een ambtenaar, [verbalisant 1], surveillant van politie Eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling en/of door feitelijkheden, heeft beledigd, door die [verbalisant 1] de woorden toe te voegen "Fuck you, je moeder, motherfuckers", of woorden van gelijke beledigende aard en strekking, en/of tegen het (achter)hoofd, dan wel in de richting van die [verbalisant 1] te spugen;
parketnummer 13-220319-17 (gevoegd):
1:
hij op of omstreeks 4 november 2017 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 2] (hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "conjo" en/of "klootzak" en/of "hoerenjong", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak

parketnummer 13-220319-17 (belediging van [verbalisant 2]).
In het dossier bevindt zich uitsluitend een proces-verbaal van bevindingen van de vermeend beledigde ambtenaar waaruit een aangifte gedestilleerd kan worden. Het dossier bevat geen andere bewijsmiddelen, waaruit een bevestiging van de vermeende belediging kan volgen. Het hof is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden van deze zaak de belediging van [verbalisant 2] niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het hof zal om die reden de verdachte vrij spreken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-233175-16 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 14 oktober 2016 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,64 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne;
2:
hij, op 14 oktober 2016 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, [verbalisant 1], surveillant van politie Eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling en door feitelijkheden, heeft beledigd door die [verbalisant 1] de woorden toe te voegen "Fuck you, je moeder, motherfuckers" en tegen het achterhoofd van die [verbalisant 1] te spugen;
Hetgeen in de zaak met parketnummer 13-233175-16 onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 13-233175-16 onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13-233175-16 onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot de bewezenverklaring van de feiten en verzocht de in eerste aanleg opgelegde straf te matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een hoeveelheid cocaïne. Harddrugs, zoals cocaïne, vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik daarvan is bezwarend voor de samenleving.
De verdachte heeft zich, toen hij werd gefouilleerd bij de insluiting, schuldig gemaakt aan belediging van een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Door aldus te handelen heeft de verdachte niet alleen de ambtenaar aangetast in zijn eer en goede naam, maar ook blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Voorts kan met name het spugen richting iemands hoofd als buitengewoon respectloos en vernederend worden aangemerkt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof is van oordeel dat deze straf recht doet aan de ernst van het feit.
In het voorgaande ligt besloten dat, gelet op de ernst van het feit, in hetgeen door de raadsman is aangevoerd geen grond kan worden gevonden voor het opleggen dan een lagere straf dan de hierboven bedoelde.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 57, 63, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-220319-17 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-233175-16 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-233175-16 onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde hechtenis in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 maart 2019.
mr. R.D. van Heffen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.