[A] heeft, voor zover van belang, hierover het volgende verklaard:
(…)
Ik ben meegegaan met (…) [appellante] (…) naar Amsterdam waar een gesprek gevoerd zou worden met de heer [geïntimeerde] . De reden dat ik meeging was tweeërlei: ik wilde kijken wat er afgesproken kon worden over de huidige staat van de woning, dat wil zeggen het bewoonbaar maken van de woning want het was in mijn visie nogal een bouwval. De tweede reden was dat [appellante] erg ziek was geweest en dat er iets afgesproken moest worden als het niet zou lukken. Met “het” bedoel ik het bewoonbaar maken van de woning en het opstarten van de B&B. (…) Mevrouw [appellante] , meneer [geïntimeerde] en ik waren aanwezig.
(…) Er is tijdens het gesprek gezegd wat er allemaal al door [appellante] was gedaan en dat het afgemaakt moest worden. Daar was meneer [geïntimeerde] het mee eens. Hij erkende dat er door [appellante] werkzaamheden waren verricht en dat het goed was gedaan. Er waren essentiële dingen nog niet gedaan, zoals de keuken, de badkamer en de WC. En er moest met de ramen ook nog het een en ander gebeuren. En dat deze zaken nog moesten worden gedaan, daar was de heer [geïntimeerde] het mee eens. De heer [geïntimeerde] had het over een opslag waar heel veel spullen stonden. Daar kon [appellante] een afspraak maken om die spullen te halen. Die spullen die daar stonden konden zonder betaling worden opgehaald, volgens meneer [geïntimeerde] . Ook zei de heer [geïntimeerde] dat [appellante] een prijsopgave aan hem kon doen voor wat er nog afgemaakt moest worden. Er werd tijdens het gesprek een aannemer genoemd, de heer [C] , dat was een aannemer van meneer [geïntimeerde] waar [appellante] contact mee op moest nemen.
De heer [geïntimeerde] zei dat wat er volgens [appellante] nog allemaal moest gebeuren wel overlegd moest worden. Er is afgesproken dat er een aantal zaken nog moesten worden uitgezocht. Er zou na dit gesprek nog een vervolg gesprek plaatsvinden.
(…)Ik heb gevraagd wat er zou gebeuren als [appellante] eerder zou weggaan uit het gehuurde. De heer [geïntimeerde] gaf toen aan dat als [appellante] weg zou gaan dat er veel investeringen gedaan waren en dat hij zeker bereid was om dat te compenseren. Er was geen discussie of er wel of geen vergoeding zou worden betaald maar het was de vraag wat de hoogte daarvan was.
(…) U vraagt mij of er tijdens het gesprek een bedrag is genoemd. Tijdens het gesprek was er sprake van een bedrag van € 50.000,- waar [appellante] bonnen en bewijsstukken van had. Tijdens het gesprek is er niet een duidelijk bedrag of budget uitgekomen maar wel was de heer [geïntimeerde] bereid een stuk te vergoeden en ook een essentieel stuk. Het gesprek ging over het feit dat door de verbouwingen die in het pand waren gedaan, de waarde van het pand was gestegen.
U vraagt mij of ik bij nog meer gesprekken aanwezig ben geweest. Nee, niet met de heer [geïntimeerde] .
Op vragen van mr. Swart antwoord ik als volgt:
U vraagt mij of Lies al eerder de afspraak over het terugbetalen van de investeringen had gemaakt met meneer [geïntimeerde] . Ik heb niet van Lies gehoord wat er was afgesproken als zij weg zou gaan maar Lies heeft mij wel constant gezegd dat er zaken vergoed zouden worden. Lies bleef maar doorgaan met het bewoonbaar maken van de woning want zij woonde daar al met haar kinderen.
U vraagt mij of ik na het gesprek met meneer [geïntimeerde] gerustgesteld was. Ja ik maakte mij namelijk vooraf zorgen over Lies maar na het gesprek dacht ik: meneer [geïntimeerde] , wat een fantastische man en dit hebben wij goed afgesproken. Ik had namelijk vooraf van Lies gehoord dat haar constant was gezegd dat zaken vergoed zouden worden maar dat het maar niet gebeurde. Dat was ook de reden dat ik meeging naar het gesprek. En de heer [geïntimeerde] gaf tijdens het gesprek ook aan dat wij hem echt moesten vertrouwen.
Op vragen van mr. van der Velde antwoord ik als volgt.
U vraagt mij wat mijn relatie is met mevrouw [appellante] . Ik was op dat moment een ex-huurder van mevrouw [appellante] . Ik had een paar maanden een stuk van haar huis gehuurd. Op het moment van het gesprek waren wij bevriend.
U vraagt mij of ik de schriftelijke afspraken tussen mevrouw [appellante] en meneer [geïntimeerde] kende. Ik heb volgens mij wel stukken gezien. (…)het ging over de B&B. Ik heb met [appellante] over die stukken gesproken. Het was in het begin, het waren volgens mij concept stukken.
U vraagt mij of ik bekend was met de contractuele compensatieregeling voor een totaal van € 18.000,- over de eerste twee jaar. Daar was ik bekend mee en dat werd ook tijdens het gesprek met de heer [geïntimeerde] genoemd. Of ik de schriftelijke afspraak heb gezien, dat weet ik niet.
U vraagt mij of ik de staat van de woning kende toen mevrouw [appellante] deze betrok. Ja, ik was mee toen [appellante] de woning betrok. Er was toen sprake van een bouwval, er waren geen muren, maar wel gaten en kieren. Ik heb het dan over het bovenstuk waar zij met haar kinderen ging wonen.
U vraagt mij of ik wist dat de grote verbouwingskosten waren gemaximeerd op €35.000,- . Ik wist niet dat de verbouwingskosten waren gemaximaliseerd.
U vraagt mij of mevrouw [appellante] heeft gezegd hoeveel zij in de woning zou investeren.
[appellante] bleef er zelf maar geld in investeren en zij zei toen: maar dat geld krijg ik weer terug. Maar wat de begroting was en waar dat geld dan voor bedoeld was dat weet ik niet. Ik heb geen verstand van verbouwingen.
U houdt mij voor het verslag van 23 januari 2015. U vraagt mij voor wie ik dat verslag heb gemaakt. Ik was toen meegegaan. Ik wilde toen zelf het gesprek op papier zetten. Ik heb dat verslag naar [appellante] verstuurd. Ik heb het verslag een paar dagen na het gesprek op papier gezet.(…)
Ik heb het verslag niet naar meneer [geïntimeerde] gestuurd omdat ik verder niets met hem te maken had.
U vraagt mij of er door meneer [geïntimeerde] een concrete toezegging is gedaan en onder welke voorwaarden. We hebben het niet over de voorwaarden gehad, zo ver waren we nog niet.
(…) De heer [geïntimeerde] heeft toegestemd dat hij er zorg voor ging dragen dat het bewoonbaar zou worden en dat hij een goede vergoeding zou geven voor wat [appellante] in de woning had geïnvesteerd als zij zou weggaan.
U vraagt mij of er geen afspraken op papier zijn gezet. Op dat moment is er niets op papier gezet, maar voor mijn gevoel waren het zeer zeker concrete mondelinge afspraken.
U houdt mij de laatste zin van 6de alinea van mijn verslag voor. U vraagt mij wat de heer [geïntimeerde] met “zijn partner” bedoelde. Dat weet ik niet, ik denk dat het zijn zakenpartner is in dit geval.
U vraagt mij of alles niet eerst besproken moest worden met de partner van meneer [geïntimeerde] . Er is geen voorbehoud gemaakt. We kwamen helemaal niet zo ver dat wij tot een bedrag kwamen.
U vraagt mij wanneer ik ermee bekend was dat mevrouw [appellante] de huur zou opzeggen. Op 23 januari was ik er niet mee bekend dat mevrouw [appellante] een maand later de huur zou opzeggen.