ECLI:NL:GHAMS:2019:1177

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2019
Publicatiedatum
9 april 2019
Zaaknummer
23-001226-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van een portemonnee uit een geparkeerde bestelbus met recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren op Curaçao in 1964, was beschuldigd van diefstal van een portemonnee met inhoud uit een geparkeerde bestelbus op 12 oktober 2017 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de eisen van een vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof heeft de ernst van het feit en de recidive van de verdachte in overweging genomen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken, maar het hof oordeelde dat deze straf niet in verhouding stond tot de ernst van het feit. Gezien de recidive en de richtlijnen voor straftoemeting, heeft het hof besloten om de gevangenisstraf te verhogen naar 4 weken. De op te leggen straf is gebaseerd op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001226-18
datum uitspraak: 8 april 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-248462-17 tegen
[verdachte],
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1964,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 maart 2019.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 oktober 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 oktober 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een portemonnee met inhoud uit een geparkeerde bestelbus. Door zo te handelen heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het slachtoffer. Diefstal is een ergerlijk feit dat naast materiële schade ook overlast veroorzaakt voor de gedupeerde.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 maart 2019 is hij meermalen ter zake van soortgelijke delicten onherroepelijk veroordeeld. Uit die documentatie blijkt bovendien dat de verdachte na het bewezenverklaarde feit nog tweemaal is veroordeeld. Het hof zal met die veroordelingen op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) rekening houden.
Het hof heeft bij de strafoplegging voorts acht geslagen op het relevante oriëntatiepunt voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin voor een recidivist ten aanzien van diefstal uit een voertuig een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken wordt genoemd. Gelet op de veelvuldige recidive legt het hof het Reclasseringsadvies van 23 november 2018, om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, naast zich neer. Een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd, doet naar het oordeel van het hof dan ook geen recht aan de ernst van het feit. Het hof ziet in de toepasselijkheid van artikel 63 Sr aanleiding om in plaats van 6 weken een gevangenisstraf van 4 weken op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. H.A. van Eijk en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 april 2019.
=========================================================================
[…]