Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft klager op 31 oktober 2018 een beroepschrift ingediend bij het Gerechtshof Amsterdam tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden, die op 11 oktober 2018 de klacht van klager tegen de notaris ongegrond heeft verklaard. De notaris heeft geen verweerschrift ingediend, ondanks dat hij daartoe in de gelegenheid was gesteld. Tijdens de openbare zitting op 28 februari 2019 hebben zowel klager als de notaris hun standpunten toegelicht, waarbij klager gebruik maakte van een pleitnota. Op 12 maart 2019 heeft klager echter een brief ingediend waarin hij het hoger beroep intrekt. Het hof heeft vervolgens geoordeeld dat klager niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, aangezien de intrekking van het hoger beroep betekent dat er geen beroep meer kan worden gedaan op de beslissing van de kamer.
De uitspraak van het hof is gedaan op 2 april 2019 en is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer. Het hof heeft de beslissing van de kamer bevestigd door klager niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, wat betekent dat de eerdere beslissing van de kamer in stand blijft. Deze uitspraak benadrukt het belang van het indienen van een tijdige en correcte procedurele reactie in hoger beroep, evenals de gevolgen van het intrekken van een hoger beroep voor de ontvankelijkheid van de klager.