ECLI:NL:GHAMS:2019:1140

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
5 april 2019
Zaaknummer
23-001117-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inbraak in bedrijfspand te Ommen

Op 13 februari 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een inbraak in een bedrijfspand in Ommen op 7 april 2016, waarbij de verdachte samen met anderen een tablet en meerdere telefoons heeft weggenomen. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken, maar het hof heeft de zaak herzien. Tijdens de zitting heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte vrijgesproken moet worden, omdat er onvoldoende bewijs zou zijn dat hij aanwezig was bij de inbraak. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de inbraak, onder andere door het aantreffen van zijn DNA in de auto die gebruikt werd bij de inbraak en de getuigenverklaringen die hem als bestuurder identificeerden. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte samen met zijn medeverdachten heeft gehandeld en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001117-18
datum uitspraak: 13 februari 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-680250-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedag] 1992,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 januari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primairhij op of omstreeks 07 april 2016 te Ommen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit (een magazijn van) een (bedrijfs)pand (gelegen aan de [adres 2]) heeft weggenomen een tablet (merk Samsung, type Galaxy P5100) en/of 10, in elk geval een of meer telefoon(s) (merk Samsung, type Galaxy en/of merk Sony, type Xperia), geheel of ten dele toebehorend aan [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot (een magazijn van) dat (bedrijfs)pand heeft/hebben verschaft en/of voornoemd(e) weg te nemen tablet en/of telefoon(s) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een of meer ruit(en) van/aan de (toegangs)deur en/of een (magazijn)deur en/of 6, in elk geval een of meer kastje(s)/kluisje(s) van/aan/in voornoemd (bedrijfs)pand;
subsidiair[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 07 april 2016 te Ommen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit (een magazijn van) een (bedrijfs)pand (gelegen aan de [adres 2]) heeft/hebben weggenomen een tablet (merk Samsung, type Galaxy P5100) en/of 10, in elk geval een of meer telefoon(s) (merk Samsung, type Galaxy en/of merk Sony, type Xperia), geheel of ten dele toebehorend aan [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of hun mededader(s) en/of verdachte, waarbij die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of hun mededader(s) zich de toegang tot (een magazijn van) dat (bedrijfs)pand heeft/hebben verschaft en/of voornoemd(e) weg te nemen tablet en/of telefoon(s) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een of meer ruit(en) van/aan de (toegangs)deur en/of een (magazijn)deur en/of 6, in elk geval een of meer kastje(s)/kluisje(s) van/aan/in voornoemd (bedrijfs)pand, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 07 april 2016 te Ommen, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- voornoemde [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] voor voornoemd misdrijf met een (personen)auto (kenteken [kenteken]) naar de (nabije omgeving van de) [straat] te brengen en/of te vervoeren en/of
- (vervolgens) bij voornoemd misdrijf op de uitkijk te staan en/of
- (vervolgens) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] na voornoemd misdrijf met voornoemde (personen)auto (kenteken [kenteken]) vanaf de [straat] op te halen en/of weg te brengen naar een andere locatie.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal vrijgesproken dient te worden. Daartoe heeft zij, kort gezegd, aangevoerd dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte in het desbetreffende filiaal van [naam] aanwezig is geweest. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde is bepleit dat uit het dossier niet volgt dat de verdachte de daders naar de plaats delict heeft vervoerd en daar (vervolgens) op de uitkijk heeft gestaan, noch dat hij de daders van de plaats delict heeft opgehaald. Met betrekking tot het laatstgenoemde heeft de raadsvrouw onder meer gewezen op de omstandigheid dat de getuige [getuige] heeft verklaard dat zij slechts twee personen heeft gezien en dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte in de vluchtauto aanwezig was.
De feiten
Op 7 april 2016 rond 04.43 uur is ingebroken in een winkel van [naam] in Ommen.
De daders van deze inbraak waren gekleed in regenpakken en zijn weggereden in een auto. Twee daders zijn in de winkel geweest.
Omstreeks 05.22 uur is een aanrijding geconstateerd van een Volkswagen Golf [kenteken] tegen een boom, ter hoogte van de kruising van de Luttenbergerweg met de Heuvelweg in Luttenberg, een vijftiental kilometer ten zuiden van Ommen. De Luttenbergeweg gaat daar over in de Lemelerweg. Even daarvoor was een uit het zuiden aanrijdende politie-eenheid op de Lemelerweg ter hoogte van de kruising met de Oude Twentseweg - ruim twee kilometer ten noorden van de plaats van de aanrijding - voorbijgereden door een in tegengestelde richting rijdende auto met groot licht die niet kon worden staande gehouden. De politie heeft drie inzittenden in deze auto gezien op het moment dat deze passeerde.
In de verongelukte auto is niemand aangetroffen. Omstreeks 06.37 uur is een man gezien die mank liep. De man, [medeverdachte 2], wordt aangehouden. [medeverdachte 2] heeft verklaard in de auto te hebben gezeten en dat ‘de Irakees’ de bestuurder was. In de auto zijn twee regenpakken aangetroffen soortgelijk aan de pakken op de camerabeelden. In de berm van de Lemelerweg, tussen Ommen en de plaats van het ongeval, zijn later op 7 april 2016 door een voorbijganger goederen aangetroffen waaronder een tablet, merk Samsung, bonnen van [naam] te Ommen en een voorhamer.
In de winkel van [naam] is DNA aangetroffen van [medeverdachte 1]. In de verongelukte Volkswagen Golf is eveneens DNA van [medeverdachte 1] aangetroffen.
De Volkswagen Golf is ten tijde van de gebeurtenissen in ieder geval in gebruik bij de verdachte. In de Volkswagen Golf is op een half gevuld blikje Red Bull DNA aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte. Voorts is in het voertuig een buideltas aangetroffen met daarin diverse persoonlijke passen op naam van de verdachte, te weten twee bankpassen, een European Health Insurance Card en een Stad & Streek stamkaart.
Verklaring van de verdachte
De verklaring van de verdachte houdt in – na een aanvankelijke ontkenning in zijn politieverhoor dat hij in Ommen geweest zou zijn, terwijl hij in dat verhoor voorts verklaarde dat de Volkswagen Golf niet zijn auto was, dat hij deze geleend had en dat zijn buideltasje met daarin o.a. de autosleutels gestolen zou zijn – dat de Volkswagen Golf inderdaad van hem is, dat hij zijn auto heeft uitgeleend ten tijde van de inbraak en dat hij wel aanwezig was in Ommen op 7 april 2016, maar dat hij met een andere auto met andere personen – waarvan hij de naam niet wil noemen – achter zijn eigen auto aan is gereden om in Ommen ‘vrienden’ op te halen. In Ommen is hij zijn eigen auto uit het zicht verloren. De op te halen vrienden zijn voorts niet aangetroffen, aldus de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep.
De verklaring van de verdachte vindt geen steun – behalve voor het onderdeel dat hij in Ommen was – in het dossier. De verdachte heeft geen enkele onderbouwing gegeven, meer in het bijzonder heeft hij geen namen willen noemen van personen die zijn verklaring zouden kunnen bevestigen. Het hof kan onder die omstandigheden niet anders dan concluderen dat de verdachte door deze verklaring zijn betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten heeft willen verhullen. Overigens is zijn verklaring ook in strijd met de verklaring van [medeverdachte 2] die heeft verklaard dat ‘de Irakees’ de bestuurder was. Verdachte is de enige betrokkene van Irakese afkomst.
Oordeel hof
Vooropgesteld dient te worden dat om als medepleger te kunnen worden aangemerkt sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen ter verwezenlijking van een gezamenlijk crimineel doel. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en de gezamenlijke uitvoering en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Een gezamenlijke uitvoering van het strafbare feit leidt in beginsel tot de kwalificatie 'medeplegen'.
Het hof is van oordeel dat de verdachte betrokken is geweest bij het tenlastegelegde feit in die zin dat hij dit tezamen en in vereniging met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft gepleegd.
Het hof betrekt daarbij dat bij de inbraak gebruik is gemaakt van de auto van de verdachte. Dit volgt uit het aantreffen van DNA van [medeverdachte 1] op de plaats van het delict en in die auto en het aantreffen van de regenpakken daarin. De politie heeft drie personen gezien in de auto die niet kon worden staande gehouden. Gezien de volgtijdelijkheid van de gebeurtenissen die nacht concludeert het hof dat het hierbij ging om de later gecrashte Volkswagen Golf.
De verklaring van de verdachte inhoudende een alternatief scenario voor zijn verblijf in Ommen is niet onderbouwd en ook overigens volstrekt onaannemelijk gebleven, terwijl het DNA van de verdachte op het nog half gevulde blikje Red Bull en de aanwezigheid van zijn persoonlijke spullen erop duidt dat de verdachte kort voor de aanrijding in de auto heeft gezeten. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat de medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat ‘de Irakees’ de bestuurder was en het dossier – anders dan door de raadsvrouw is bepleit – onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de betrokkenheid van derden. De enkele omstandigheid dat de telefoon van de verdachte rondom het tijdstip van de aanrijding op een (andere) zendmast in het centrum van Ommen heeft aangestraald, maakt het voorgaande niet anders.
De feitelijke inbraak is gepleegd door twee personen. Echter, nu gebruik is gemaakt van de auto van de verdachte, de inbraak in Ommen plaatsgevonden heeft – zijnde op aanzienlijke afstand van Amsterdam (de woonplaats van de verdachten) – en de verdachte met zijn auto dus noodzakelijk was voor de uitvoering van de inbraak concludeert het hof dat de bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is geweest, zodat de verdachte gezamenlijk met de anderen de inbraak heeft uitgevoerd en dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking bij die uitvoering van het tenlastegelegde feit. De omstandigheid dat niet kan worden vastgesteld wat de exacte onderlinge taakverdeling is geweest staat aan die conclusie niet in de weg, nu de verdachte met betrekking tot de hiervoor bedoelde – voor hem in hoge mate belastende – feiten en omstandigheden geen redelijke verklaring heeft gegeven die de redengevendheid van die feiten en omstandigheden voor het bewijs ontzenuwt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 april 2016 te Ommen tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, uit een magazijn van een bedrijfspand, gelegen aan de [adres 2], heeft weggenomen een tablet merk Samsung, type Galaxy P5100 en 10 telefoons, merk Samsung, type Galaxy en merk Sony, type Xperia, toebehorend aan [naam], waarbij zijn mededaders zich de toegang tot (een magazijn van) dat bedrijfspand hebben verschaft en voornoemde weg te nemen tablet en telefoons onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op een ruit van de toegangsdeur en een magazijndeur en verbreking van 6 kastjes in voornoemd bedrijfspand.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken.
De raadsvrouw heeft, in geval van een bewezenverklaring, verzocht bij de strafoplegging aansluiting te zoeken bij de straf die aan de medeverdachte [medeverdachte 1] is opgelegd, te weten: een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan een inbraak bij de [naam]. Daarbij hebben zij behoorlijke braakschade aangericht en diverse telefoons en een tablet ontvreemd. Dit is een ernstig en hinderlijk feit, dat niet alleen overlast en materiële schade voor het gedupeerde bedrijf heeft veroorzaakt, maar ook aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving kan bijdragen. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 januari 2019 is hij herhaaldelijk ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld. Het hof zal deze omstandigheid ten nadele van de verdachte meewegen in de strafmaat.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op het relevante oriëntatiepunt voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Het hof ziet in hetgeen door de verdediging in het kader van de strafmaat en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren is gebracht geen aanleiding om in zijn voordeel van dit uitgangspunt af te wijken.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. N.A. Schimmel en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van
mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 februari 2019.
=========================================================================
[…]