Op 13 februari 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een inbraak in een bedrijfspand in Ommen op 7 april 2016, waarbij de verdachte samen met anderen een tablet en meerdere telefoons heeft weggenomen. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken, maar het hof heeft de zaak herzien. Tijdens de zitting heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte vrijgesproken moet worden, omdat er onvoldoende bewijs zou zijn dat hij aanwezig was bij de inbraak. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de inbraak, onder andere door het aantreffen van zijn DNA in de auto die gebruikt werd bij de inbraak en de getuigenverklaringen die hem als bestuurder identificeerden. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte samen met zijn medeverdachten heeft gehandeld en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte.