In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor openlijke geweldpleging op 11 juni 2016 te Beverwijk, waarbij hij samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer op de Beverwijkse Bazaar. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. De verdachte is schuldig bevonden aan het duwen en slaan van het slachtoffer, maar andere tenlastegelegde feiten zijn niet bewezen verklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, wat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer met zich meebracht. Echter, het hof heeft ook geconstateerd dat het onderliggende conflict na de vechtpartij is opgelost en dat de verdachte lijkt te hebben geleerd van zijn daden. Daarom heeft het hof besloten om een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen van 80 uren, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing van het hof is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de verdachte niet alleen schuldig verklaard, maar ook de strafbaarheid van het bewezenverklaarde vastgesteld. De verdachte moet zich aan de voorwaarden van de taakstraf houden, anders kan deze alsnog ten uitvoer worden gelegd.