ECLI:NL:GHAMS:2019:1074

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2019
Publicatiedatum
29 maart 2019
Zaaknummer
23-004550-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor moord en wapenbezit in de megazaak 26Koper

In deze zaak, die bekendstaat als de megazaak 26Koper, heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van verschillende ernstige misdrijven, waaronder voorbereidingshandelingen voor moord, wapenbezit en witwassen. De zaak is voortgekomen uit een uitgebreid opsporingsonderzoek waarbij de verdachte en zijn medeverdachten betrokken waren bij een criminele organisatie die zich richtte op het plegen van ernstige misdrijven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een grote hoeveelheid vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad, evenals gestolen voertuigen die bestemd waren voor gebruik bij levensdelicten. De verdachte heeft zich gedurende een lange periode actief beziggehouden met deze voorbereidingshandelingen, waarbij hij in wisselende samenstelling met medeverdachten opereerde. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertien jaren en zes maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten, de betrokkenheid van de verdachte bij de criminele organisatie en de grote hoeveelheid wapens die in zijn bezit waren. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een stevige reactie van de strafrechter op dergelijke ernstige misdrijven, die een bedreiging vormen voor de openbare orde en veiligheid.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004550-16
datum uitspraak: 11 maart 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 november 2016 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-997045-15 (A) en 13-997071-16 (B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans gedetineerd in [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15, 17, 18 en 21 januari 2019 en 25 februari 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Zaak A (met parketnummer 13-997045-15):1:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 15 juli 2015 te Maurik en/of Nieuwegein en/of Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf van opzettelijk en met voorbedachten rade een of meer personen van het leven beroven (als omschreven in artikel 289 Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk een of meer voorwerpen en/of stoffen en/of informatiedragers en/of vervoermiddelen, te weten
  • een gestolen auto (Audi S5) voorzien van valse of vervalste kentekenplaten en/of
  • een gestolen auto (Audi RS6) voorzien van valse of vervalste kentekenplaten, met in die auto een of meer petflessen, gevuld
met benzine, althans een brandbare stof, en/of
  • een of meer (al dan niet (door)geladen) automatische vuurwapen(s) en/of
  • een of meer (al dan niet (door)geladen) handvuurwapen(s) en/of
  • een of meer handgrana(a)t(en) en/of
  • een of meer patroonhouder(s) en/of
  • een of meer slagpijpje(s) en/of ontsteker(s) en/of
  • een of meer kogelwerend(e) vest(en) en/of
  • een of meer bakenset(s) en/of
  • een of meer (gecrypte) telefoon(s) en/of
  • een of meer handschoen(en) en/of
  • een of meer SD-kaartjes met filmbeelden van één of meer (heimelijk gefilmde) personen,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;
2:
hij op een of meer tijdstippen in er omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 15 juli 2015 te Maurik en/of Nieuwegein, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf van opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is (als omschreven in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een of meer voorwerpen en/of stoffen en/of vervoermiddelen, te weten:
- een of meer petflessen, gevuld met benzine, althans een brandbare stof, welke fles(sen) zich bevond(en) (onder één van de voorste stoelen) in een gestolen auto (Audi RS6), en/of
- een of meer handgrana(a)t(en) en/of
- een of meer slagpijpje(s) en/of ontsteker(s),
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;
3:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 15 juli 2015 te Maurik en/of Nieuwegein en/of Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf van afpersing (als omschreven in artikel 317 Wetboek van Strafrecht) dan wel diefstal met geweld (als omschreven in artikel 312 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een of meer voorwerpen en/of stoffen en/of informatiedragers en/of vervoermiddelen, te weten
-een gestolen auto (Audi S5) voorzien van valse of vervalste kentekenplaten en/of
-een gestolen auto (Audi RS6) voorzien van valse of vervalste kentekenplaten, met in die auto een of meer petflessen, gevuld met benzine, althans een brandbare stof, en/of
-een of meer (al dan niet (door)geladen) automatische vuurwapen(s) en/of
-een of meer (al dan niet (door)geladen) handvuurwapen(s) en/of
-een of meer handgrana(a)t(en) en/of
-een of meer patroonhouder(s) en/of
-een of meer slagpijpje(s) en/of ontsteker(s) en/of
-een of meer kogelwerend(e) vest(en) en/of
-een of meer bakenset(s) en/of
-een of meer (gecrypte) telefoon(s) en/of
-een of meer handschoen(en) en/of
-een of meer SD-kaartjes met filmbeelden van één of meer (heimelijk gefilmde) personen,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;
4:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 15 juli 2015 te Maurik, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer personenauto's , te weten een Audi S5 (met oorspronkelijk [kenteken] ) en een Audi RS6 (met oorspronkelijk [kenteken] ), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van die auto('s) wist(en), dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 15 juli 2015 te Nieuwegein (in één of meer kluis/kluizen in één of meer gehuurde opslagruimte(n) aan de [adres] ), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(in (een kluis in) opslagruimte nr. 388 en/of (daarna) nr. 161:)
een of meer wapens van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten
- 6 automatische geweren, merk/type Cz Vz58, kaliber 7.62x39mm, en/of
- 9 automatische geweren, merk/type Zastava M70AB2, kaliber 7.62x39mm, en/of
- 2 automatische geweren, merk/type Zastava M70B1, kaliber 7.62x39, en/of
- 1 automatisch geweer, merk/type MPi/AK-74N, kaliber 5.45x39mm, en/of
- 1 automatisch geweer, merk/type AIM/PM63, kaliber 7.62x39mm, en/of
- 1 machinepistool, merk/type Agram 2000, kaliber 9mm nato, en/of
- 2 machinepistolen, merk/type IMI Uzi, kaliber 9x19mm, en/of
- 1 machinepistool, merk/type Ag Strojnica Ero, kaliber 9x19mm, en/of
- 3 machinepistolen, merk/type Cz VZ61, kaliber 7.65 browning, en/of
- 4 machinepistolen, merk/type R9-Arms, kaliber 9x19mm, en/of
- 1 machinepistool, merk/type Cz Vz61, kaliber 7.65 browning, en/of
- 2 machinepistolen, merk/type Cz Vz61, kaliber 7.65, en/of
- 1 machinepistool, merk/type Imi Micro Uzi, kaliber 9mm para,
en
een of meer wapens van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 11 pistolen, merk/type Glock 17, kaliber 9x19mm, en/of
- 3 pistolen, merk/type Glock 19, kaliber 9x19mm, en/of
- 13 pistolen, merk/type Glock 21, kaliber .45 acp, en/of
- 1 pistool, merk/type Glock 26, kaliber 9x19mm, en/of
- 1 pistool, merk/type Cz 75d, kaliber 9x19mm, en/of
- 2 pistolen, merk/type CZ 75, kaliber 9x19, en/of
- 1 pistool, merk/type CZ 75P-01, kaliber 9x19mm, en/of
- 1 pistool, merk/type Heckler & Koch Usp, kaliber 9x19mm, en/of
- 1 pistool, merk/type Fn Browning, kaliber 9mm para, en/of
- 1 pistool merk/type FN Browning Baby, kaliber 6,35, en/of
- 4 pistolen, merk/type Dynamic Grand Powerk100, kaliber 9mm luger, en/of
- 2 pistolen, merk/type Star Firestar, kaliber 9x19mm, en/of
- 1 pistool, merk/type Astra A80 Para, kaliber 9mm, en/of
- 1 pistool, merk/type Feg p9r, kaliber 9mm, en/of
- 1 pistool, merk/type Norinco 1911 A1.45 Aut , kaliber .45, en/of
- 1 revolver, merk/type Smith & Wesson Model 36, kaliber .38 special, en/of
- 5 revolvers, merk/type Nagant M1895, kaliber 7.62mm Nagant, en/of
- 1 revolver, merk/type Colt Python .357, kaliber .357, en/of
- 1 revolver, merk/type Velodog 5.5 Mm, kaliber 5.5mm,
en
munitie van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 764 kogelpatronen, kaliber 7.62x39 mm
en
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 368 kogelpatronen, kaliber .45 Auto, en/of
- 1233 kogelpatronen, kaliber 9mm luger, en/of
- 50 kogelpatronen, kaliber .32 S&W L, en/of
- 830 kogelpatronen, kaliber 7.65 br., en/of
- 239 kogelpatronen, kaliber 9x19mm, en/of
- 50 kogelpatronen, kaliber .40 S&W, en/of
- 89 kogelpatronen, kaliber 5.56x45mm, en/of
- 26 kogelpatronen, kaliber .38 Special, en/of
- 348 kogelpatronen, kaliber .45 acp, en/of
- 3 kogelpatronen, kaliber .357 Magnum, en/of
- 43 kogelpatronen, kaliber 7.62 Nagant, en/of
- 60 kogelpatronen, kaliber .45 acp/.45 Auto, en/of
- 72 kogelpatronen, kaliber .380 ACP, en/of
- 12 kogelpatronen, kaliber 9 mm Br. C., en/of
- 2 kogelpatronen, kaliber .380 Auto, en/of
- 12 kogelpatronen, kaliber 5.5mm, en/of
en
een of meer wapens van categorie I van de Wet wapens en munitie, te weten
- 12 geluidsdempers,
en
een of meer wapens van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 3 patroonmagazijnen, merk onbekend, kaliber 7.62x39mm, en/of
- 7 patroonmagazijnen, merk onbekend, kaliber 7.65 Browning, en/of
- 7 patroonmagazijnen, merk Glock, kaliber .45acp, en/of
- 4 patroonmagazijnen, merk Glock, kaliber 9x19mm, en/of
- 1 patroonmagazijn, merk Agram, kaliber 9x19mm, en/of
- 1 patroonmagazijn, merk Cz, kaliber 7.62x39mm, en/of
- 1 patroonmagazijn, merk onbekend, kaliber 5.54x39mm, en/of
- 5 patroonmagazijnen, merk Glock, kaliber .45,
en
een of meer wapens van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten
- 1 elektrische slagpijpje
en
(in (een kluis in) opslagruimte nr. 40:)
een of meer wapens van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten
- 1 automatisch geweer, merk/type Orbis, MGV 176, kaliber .22lr, en/of
- 1 machinepistool, merk/type Cobray Imgram M11, kaliber 9x17mm, en/of
- 1 machinepistool, merk/type Agram 2000, kaliber 9mm nato,
en
een of meer wapens van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 1 pistool, merk/type Kral Mini 6,35mm, kaliber 8mm knal, en/of
- 1 pistool, merk/type Imi Jericho 941f, kaliber .41AE,
en
een of meer wapens van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten
- 1 ( intacte) scherfhandgranaat, type M50 (met bijpassende P3-ontsteekinrichting), en/of
- 5 ( intacte) scherfhandgranaten, type M75 (met bijpassende P3-ontsteekinrichting), en/of
- 1 ( intacte) scherfhandgranaat, type M91 (met bijpassende P3-ontsteekinrichting), en/of
- 2 ( intacte) scherfhandgranaten, type M52 (met bijpassende P3-ontsteekinrichting),
en
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 274 kogelpatronen, kaliber .22Lr, en/of
- 19 kogelpatronen, kaliber .357 Magnum, en/of
- 48 kogelpatronen, kaliber 9x19 mm, en/of
- 19 kogelpatronen, kaliber 9mm Luger, en/of
- 25 kogelpatronen, kaliber 9x17mm, en/of
- 2 kogelpatronen, kaliber 8mm,
en
een of meer wapens van categorie I van de Wet wapens en munitie, te weten
- 4 geluiddempers,
en
een of meer wapens van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 3 patroonmagazijnen, merk Baretta, kaliber 9x19mm, en/of
- 1 patroonmagazijnen, merk Sfinx, kaliber 9x19mm, en/of
- 3 patroonmagazijnen, merk onbekend, kaliber 9x19mm, en/of
- 2 patroonmagazijnen, aangetroffen (en behorend) bij het machinepistool, merk/type Cobray Imgram M11, kaliber 9x17 mm
voorhanden heeft gehad;
6:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2014 tot en met 15 juli 2015 te Utrecht en/of te Nieuwegein en/of (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte, en/of [B.A.] en/of [M.B.] en/of [L.B.] en/of W.M. [W.E.] en/of [A.M.] en/of [M.R.] en/of [J.W.] en/of [A.Y.] en/of een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten (in elk geval / onder meer):
- opzetheling (als bedoeld in artikel 416 Wetboek van Strafrecht) en/of
- witwassen (als bedoeld in artikel 420bis Wetboek van Strafrecht) en/of
- handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, en/of artikel 31, eerste lid, Wet wapens en munitie, en/of
- moord (als bedoeld in artikel 289 Wetboek van Strafrecht) en/of
- diefstal met geweld (als bedoeld in artikel 312 Wetboek van Strafrecht) en/of
- afpersing (als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht) en/of
- opzettelijke brandstichting en/of het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing (als bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht) en/of
- ter voorbereiding van moord en/of diefstal met geweld en/of afpersing en/of opzettelijke brandstichting en/of het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing, in elk geval een (of meer) misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk voorwerpen en/of stoffen en/of informatiedragers en/of ruimten en/of vervoermiddelen, bestemd tot het begaan van dat/die misdrijf/misdrijven, verwerven en/of vervaardigen en/of voorhanden hebben;
7:
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2015 tot en met 15 juli 2015 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen, althans aan schuldwitwassen, immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) (van) 70 telefoontoestellen van het merk BlackBerry, type 9720 en/of 20 telefoontoestellen van het merk BlackBerry, type 9790 en/of 59 simkaarten van T-mobile en/of 30 simkaarten van O2
- de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding of verplaatsing verborgen en/of verhuld, dan wel verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende van dat/die voorwerp(en) was en/of
- verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruikt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dit/deze voorwerp(en) onmiddellijk en/of middellijk uit enig misdrijf afkomstig was/waren;
Zaak B (met parketnummer 13-997071-16 (gevoegd)):hij of omstreeks 1 november 2014 te Nieuwegein, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk: Glock, model 19, kaliber 9x19mm) en/of munitie van categorie III, te weten een scherpe volmantelpatroon (merk: Sellier&Bellot, kaliber 9 mm) en/of 12 scherpe deelmantelpatronen (merk: CBC, kaliber 9mm Luger), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissing komt dan de rechtbank Amsterdam.

Inleiding

Deze strafzaak komt voort uit het opsporingsonderzoek dat bekend is onder de naam “26Koper”. In dit onderzoek is sprake van een aantal verdachten. Ten aanzien van vijf verdachten [verdachte] , [L.B.] , [A.Y.] , [J.W.] en [W.E.] wordt gelijktijdig arrest gewezen. De verdachten worden hierna ter bevordering van de leesbaarheid ook aangeduid als [verdachte] , [L.B.] , [A.Y.] , [J.W.] en [W.E.] .
Bijnamen en gebruikte e-mailadressen
[verdachte] heeft als bijnaam: “[bijnaam 1]”
Verder is uit nader onderzoek aan de inbeslaggenomen telefoons gebleken dat meerdere verdachten met elkaar communiceerden via een berichtengroep. Uit nader onderzoek naar deze berichten blijkt dat [verdachte] in deze berichtengroep communiceerde onder de naam “[naam 1 in berichtengroep]”
[L.B.] heeft als bijnaam: “[bijnaam 2]”
Uit nader onderzoek aan de inbeslaggenomen telefoons is gebleken dat meerdere verdachten met elkaar communiceerden via een berichtengroep. Verder is gebleken dat [L.B.] in deze groep berichten verstuurt met het e-mailadres […].
[A.Y.] maakt gebruikt van de bijnaam “[bijnaam 3]”
Verder is uit nader onderzoek aan de inbeslaggenomen telefoons gebleken dat meerdere verdachten met elkaar communiceerden via een berichtengroep. Uit nader onderzoek naar deze berichten blijkt dat [A.Y.] in deze berichtengroep communiceerde onder de naam “ [naam 2 in berichtengroep] ” met emailadres: […].
[J.W.] heeft als bijnaam: “[bijnaam 4]”
Verder is uit nader onderzoek aan de inbeslaggenomen telefoons gebleken dat meerdere verdachten met elkaar communiceerden via een berichtengroep. Uit nader onderzoek naar deze berichten blijkt dat [J.W.] in deze berichtengroep communiceerde onder de naam [naam 3 in berichtengroep].
[W.E.] heeft als bijnaam [bijnaam 5].

Vrijspraken

Zoals gevorderd door de advocaat-generaal en bepleit door de raadsman is het hof van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het in zaak A onder 3 tenlastegelegde (voorbereidingshandelingen voor diefstal met geweld of afpersing).
Anders dan de advocaat-generaal is het hof voorts van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het in zaak A onder 2 tenlastegelegde (voorbereidingshandelingen voor brandstichting en het teweeg brengen van een ontploffing). Het hof verstaat de tenlastelegging aldus dat de petflessen met benzine zouden dienen voor het in brand steken van een vluchtauto. Over de bestemming van de explosieven heeft de advocaat-generaal zich niet uitgelaten maar verondersteld mag worden dat het uitgangspunt is geweest dat deze daadwerkelijk tot ontploffing zouden kunnen worden gebracht. Het hof wil, met de advocaat-generaal, wel aannemen dat het een feit van algemene bekendheid is dat na ernstige misdrijven vluchtauto’s met regelmaat in brand worden gestoken. In zoverre zullen de aangetroffen Audi’s en petflessen met inhoud door het hof in de bewijslevering voor voorbereiding van moord worden betrokken. In het geheel van bewijsmiddelen vormen de petflessen gevuld met benzine echter een zodanig geïsoleerd onderdeel dat daaraan niet het toereikende gewicht kan worden toegekend voor een bewezenverklaring van het onder 2 afzonderlijk tenlastegelegde feit. Daar komt bij dat er niet zonder meer kan worden uitgegaan van een samenhang tussen de explosieven en de gevulde petflessen in die zin dat zij in gezamenlijkheid zouden worden gebruikt bij een beoogd delict. Over de bestemming van de explosieven is overigens in nadere zin niets gebleken. Geen van de daarop betrekking hebbende bewijsmiddelen kan ermee in verband worden gebracht.
Gevoerde verweren betreffende de verkrijging en waardering van onderdelen van het bewijs
De verdediging heeft verweer gevoerd betreffende de stemherkenningen die in het onderzoek 26Koper hebben plaatsgevonden ten aanzien van de verdachte. De raadsman heeft aangevoerd dat de identificatie van de stem van de verdachte door de verbalisanten geen bewijswaarde heeft nu er geen rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is waarin die stemherkenning wordt vastgesteld. In dat kader heeft de raadsman er op gewezen dat het NFI ten aanzien van een spraakbestand onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheden voor stemvergelijking, maar daarbij heeft geconcludeerd dat het betwiste materiaal ongeschikt is voor vergelijkend spraakonderzoek. Op basis hiervan dient al het materiaal van het bewijs te worden uitgesloten waarin wordt vastgesteld dat de verdachte te horen zou zijn.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Vooropgesteld wordt dat de stelling van de verdediging dat een NFI-rapport nodig zou zijn voor het vaststellen van een stemherkenning geen steun vindt in het recht. Het NFI doet onderzoek naar “stemvergelijking”. Dat het NFI ten aanzien van een spraakbestand concludeerde dat het materiaal ongeschikt was voor een
stemvergelijkingdoet op zichzelf beschouwd niet af aan de
herkenningvan de stem door de verbalisanten. Het hof heeft geen reden te twijfelen aan deze herkenning en wijst in dat verband nog op het volgende.
In het dossier bevinden zich meerdere verslagen van observaties waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte gebruik maakte van de Fiat Punto met [kenteken] (hierna Fiat Punto) in de maand mei 2015 en van de Renault Megane met [kenteken] (hierna de Renault Megane) in de maand juni 2015. In die Fiat Punto en in de Renault Megane zijn heimelijk gesprekken opgenomen en afgeluisterd (OVC-gesprekken). Door verbalisanten is meermalen de stem van de verdachte herkend. De verdediging betwist dat het de stem van de verdachte is die op de gesprekken is te horen.
Opvallend is dat de verdachte zelf niet heeft verklaard dat hij niet aan de gesprekken heeft deelgenomen. Integendeel, ten overstaan van de rechtbank heeft hij over de hem voorgehouden gesprekken het volgende verklaard: “De gesprekken die in de auto zijn gevoerd, deze gingen in ieder geval niet over liquidaties, overvallen of brandstichting”. Geconfronteerd met het OVC-gesprek van 8 juni 2015 over een “tonnetje” geeft de verdachte aan dat dit gesprek inderdaad over een tonnetje gaat, maar dat het gesprek verder gaat en daarnaast: “Het gesprek gaat niet over het plegen van een liquidatie. Het is gewoon grootspraak”. Het hof leidt hieruit af dat de verdachte niet zijn deelneming aan de gesprekken betwist, maar enkel de uitleg van de inhoud van die gesprekken.
Voorts kent het hof betekenis toe aan het OVC-gesprek dat op 28 mei 2015 in de Fiat Punto is opgenomen tussen 00:32 uur en 00:50. Verbalisant 172 herkent de verdachte als een van de deelnemers aan dit gesprek. Als tweede deelnemer aan het gesprek herkent voornoemde verbalisant de stem van [A.Y.] . Door het observatieteam is op 28 mei 2015 om 21:10 uur waargenomen dat de verdachte in de Fiat Punto zat. Om 00:15 uur stopte de bestuurder van de Fiat Punto op de [adres] in Wijk bij Duurstede. Twee personen betraden perceel 70. Ongeveer een kwartier later kwam de verdachte het portiek dat toegang geeft tot perceel [adres] 70 uitgelopen, een minuut later gevolgd door [A.Y.] . Weer een minuut later vertrok de [kenteken] . Omstreeks 00:52 is de [kenteken] weer gestopt op de [adres] waarna [A.Y.] de auto verliet en het perceel 70 binnenging. Enkele minuten later kwam hij weer naar buiten, waarna de [kenteken] weer vertrok. Via enkele “stops” arriveerde de Fiat Punto met [kenteken] om 1:50 uur op de [adres] in Utrecht, waarna de bestuurder perceel [adres] 195 in Utrecht binnenging, het verblijfadres van de verdachte . Uit voorgaande feiten leidt het hof af dat [verdachte] en [A.Y.] op 28 mei 2015 tussen 00:32 en 00:52 uur in de Fiat Punto met [kenteken]
hebben gezeten en dat zij degenen zijn die in het OVC gesprek te horen zijn.
Het hof ziet gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen reden de herkenningen van de verbalisanten die hebben gerelateerd de verdachte als deelnemer aan gesprekken te herkennen, van het bewijs uit te sluiten en zal verschillende gesprekken dan ook bezigen voor het bewijs. Het verweer wordt verworpen.

Overwegingen over voorbereidingshandelingen (feit 1)

Juridische overweging
Aan de verdachte is in onder 1, 2 en 3 tenlastegelegd het medeplegen van voorbereiding van moord, brandstichting en/of het teweeg brengen van een ontploffing, dan wel diefstal met geweld en/of afpersing.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 (voorbereiding van moord) en 2 (brandstichting en/of het teweeg brengen van een ontploffing) tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. Uit de bewijsmiddelen blijkt volgens hem voldoende wat de contouren zijn van de beoogde uitvoering van het voorgenomen misdrijf.
Namens de verdachte is betoogd dat de in de tenlastelegging genoemde gronddelicten onvoldoende bepaald zijn. Er is onvoldoende bewijs dat bij de verdachte de intentie bestond om één van deze misdrijven te plegen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft een debat plaatsgevonden over de eisen die moeten worden gesteld aan het bewijs van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Wat de advocaat-generaal en de raadsman in het bijzonder verdeeld houdt is de beantwoording van de vraag in welke mate van concreetheid en precisie de bewijsmiddelen zicht moeten bieden op het delict dat wordt voorbereid, ook wel het gronddelict genoemd.
Het hof overweegt als volgt.
Voor beantwoording van de vraag of de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen zijn bewezen, moet komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen, stoffen, informatiedragers en vervoermiddelen bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen van de verdachte dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had. Voldoende is dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte strekten ter voorbereiding van dat misdrijf en dat zijn opzet op het begaan daarvan was gericht.​
In de bewijslevering zijn aldus een objectieve en een subjectieve component te onderscheiden. De objectieve component heeft betrekking op de bestemming van de voorwerpen die de verdachte voorhanden heeft. Deze kan blijken uit de aard van de voorwerpen zelf of uit het samenstel van voorwerpen, bezien in hun onderling verband. De te hanteren maatstaf daarbij is de uiterlijke verschijningsvorm. De subjectieve component heeft betrekking op de intentie van de verdachte. Het criminele karakter daarvan kan blijken uit verklaringen van hemzelf of van anderen of uit bewijsmiddelen die zijn drijfveren onthullen zoals opgenomen en afgeluisterde (tele)communicatie, met anderen gedeelde informatie, internetgedrag of verzonden berichten. Deze beide aspecten in de bewijslevering zijn te onderscheiden maar niet te scheiden. De interpretatie van objectieve gedragingen wordt ingevuld mede aan de hand van inzicht in intenties. De bedoelingen van de verdachte op hun beurt kunnen worden afgeleid uit gedrag. Daarbij past behoedzaamheid van de rechter. Hij dient te waken voor te vergaande invulling. Naarmate meer inzicht bestaat in de intenties van de verdachte wordt de beoordeling van de bestemming van gedragingen zoals het voorhanden hebben van voorwerpen, vergemakkelijkt. En omgekeerd kunnen de gedragingen van de verdachte of de voorwerpen waarover deze beschikt in hun onderling verband en samenhang een zodanige zeggingskracht hebben dat de intenties min of meer duidelijk naar voren komen. Dat geldt met name voor voorwerpen waaruit naar hun aard geen bijzondere bestemming kan worden afgeleid, zoals auto’s of gereedschap. Pas in hun onderlinge samenhang of in het grotere verband met voorwerpen die wel als zodanig in een criminele context kunnen worden geplaatst kunnen deze voorwerpen onder omstandigheden als voorbereidingsmiddel worden getypeerd.
Het centrale begrip in het voorgaande is het misdadige doel dat de verdachte voor ogen heeft. In de rechtspraak wordt de maatstaf gehanteerd dat dit misdadige doel met voldoende bepaaldheid moet blijken. Bewezen moet worden dat de verdachte opzet heeft gehad op de bestemming (het beoogde gebruik) van de voorwerpen die hij voorhanden had. Daaronder is begrepen voorwaardelijk opzet, in die zin dat de verdachte de gevolgen van het beoogde gebruik op de koop toeneemt.
De hiervoor bedoelde intentie van de verdachte en de bestemming van de tenlastegelegde voorbereidingsmiddelen staan naar de mening van de verdediging in deze strafzaak in een problematische onderlinge verhouding. Aandacht is gevraagd voor de onbepaaldheid van de aard van de te plegen delicten, de beoogde slachtoffers en de voorgenomen momenten van uitvoering.
Als het hierom gaat biedt de wetsgeschiedenis enig houvast. Bij de initiële invoering van artikel 46 (oud) Sr in 1996 waren enkele aan de praktijk ontleende gevallen waarin personen zich dichtbij de pogingsfase van een delict bevonden de aanleiding om voorbereidingshandelingen strafbaar te stellen. Er diende een mogelijkheid te zijn om strafvorderlijk in te grijpen in situaties die een onaanvaardbaar risico voor de rechtsorde inhielden en om hierop vervolgens een strafrechtelijke reactie te geven. Het zou moeten gaan om gevallen waarin sprake was van een actueel ontoelaatbaar gevaar voor objectieve rechtsgoederen. Over de vereiste mate van concretisering doet de wetgever geen duidelijke uitspraken maar in de situaties die tot het wetsvoorstel hadden geleid was in elk geval de dreiging, ook in de zin van doelwit en uit de omstandigheden af te leiden werkwijze, tamelijk concreet. Dat kan op zichzelf beschouwd evenwel nog niet tot de slotsom leiden dat de wetgever gevallen waarin sprake is van meer generieke gevaarzetting buiten het bereik van artikel 46 (oud) Sr heeft willen houden.
De wet is enkele malen aangepast. Zo is in 2002 de delictsomschrijving aangepast in die zin dat het bij het gronddelict niet langer hoefde te gaan om een feit dat in vereniging zal worden gepleegd. In 2007 is vervolgens het zogeheten kennelijkheidsvereiste vervallen. De minister heeft in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat tot deze wijziging heeft geleid betoogd dat met het schrappen van het woord “kennelijk” werd beoogd grotere duidelijkheid te verschaffen over de uitleg van artikel 46 Sr. Daarbij is benadrukt dat de kern van de strafbaarstelling van voorbereiding van ernstige misdrijven is gelegen in de subjectieve bestemming van voorwerpen en gedragingen (MvT bij het wetsvoorstel 30 164, pagina 49). In een brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 17 maart 2005 heeft de minister hieraan toegevoegd dat hiermee werd aangesloten bij de jurisprudentie van de Hoge Raad:
De voorgestelde aanpassing houdt in dat het woord «kennelijk» in de strafbepaling wordt geschrapt. Daarmee beoog ik de reikwijdte van de strafbare voorbereiding te verduidelijken. Dat de voorwerpen waarmee ernstige misdrijven worden voorbereid «kennelijk» bestemd moeten zijn voor het plegen van het misdrijf kan tot verwarring leiden. De wettelijke omschrijving suggereert dat het karakter van het voorwerp doorslaggevend is. ( ..) Uit de rechtspraak van de Hoge Raad valt ( ..) af te leiden dat veeleer de bedoeling van de dader bepalend is voor de bestemming van de voorwerpen. De voorgestelde wijziging wil de wet daarmee in overeenstemming brengen (..)
De aanpassing vindt zijn grond in de wenselijkheid van verduidelijking. Ook nu behoeven, zo reageer ik op een volgende vraag van de heer Wolfsen, geen exacte gegevens vast te staan over het misdrijf waarop de voorbereidingshandelingen zijn gericht. Juist omdat het voorbereidingshandelingen betreft, is het doorgaans niet mogelijk om precies aan te duiden op welke wijze en wanneer het voorbereide misdrijf zou worden gepleegd (indien niet tijdig ingegrepen zou zijn). Wel moet duidelijk zijn om welk beoogd misdrijf het gaat. Overigens wijzigt het wetsvoorstel op dit punt niets aan artikel 46 Sr.
Het hof overweegt dat de keuze van de wetgever om, in aansluiting op de rechtspraak, het misdadige doel centraal te stellen in de bewijsvraag impliceert dat de verhouding tussen de intentie en het te plegen delict geen lineaire of directe hoeft te zijn. Er is een ondergrens die zich als volgt laat omschrijven. De intentionaliteit, opgevat als de criminele gerichtheid, moet vaststaan. Dat geldt ook voor het beoogde gebruik van de voorbereidingsmiddelen en voor de bedoelingen bij de verrichte voorbereidingshandelingen. Tot slot moet buiten redelijke twijfel zijn wat het karakter is van het gronddelict. Reeds vanwege het te hanteren strafmaximum dient duidelijk te zijn op welk misdrijf met een strafbedreiging van acht jaren gevangenisstraf of meer de voorbereiding betrekking heeft gehad.
Noch uit de wet en de totstandkomingsgeschiedenis ervan noch uit de rechtspraak kan echter worden afgeleid dat een welomlijnd beeld van het te plegen gronddelict is vereist. Ook de rechtspraak van de Hoge Raad, die onder meer inhoudt dat de oppervlakkigheid of onvolkomenheid van de voorbereidingshandelingen en voorbereidingsmiddelen niet in de weg staat aan bewezenverklaring ervan, wijst in die richting. Het spreekt voor zich dat ook hieraan een zekere ondergrens is verbonden. Deze wordt geformuleerd door de minister in de nota naar aanleiding van het verslag: “
gedragingen die in de voorstelling van de dader bedoeld zijn als voorbereiding van een ernstig misdrijf, maar die niet daadwerkelijk als voorbereiding van zo’n misdrijf beschouwd kunnen worden, vallen thans niet onder artikel 46 Sr en zullen daar ook na de voorgestelde aanpassing niet onder vallen”(pagina 56)
.
De enkele intentie van de dader is niet voldoende voor strafbaarheid.
Van een acuut, direct risico, dat onmiddellijk strafvorderlijk ingrijpen urgent heeft gemaakt, hoeft echter geen sprake te zijn. Van een gedetailleerd inzicht in het beoogde gebruik van de middelen evenmin.
Voorts biedt de delictsomschrijving van artikel 46 Sr ruimte voor strafbare betrokkenheid bij voorbereidingshandelingen gericht op een delict dat door anderen dan degene die het voorbereidt, zal worden gepleegd. Dat blijkt ook uit de omstandigheid dat voorbereidingshandelingen tezamen en in vereniging kunnen worden gepleegd terwijl de intentie is dat het beoogde gronddelict door één dader zal worden gepleegd. Daarmee wordt de vereiste intensiteit van het door de rechter vast te stellen verband tussen voorbereiding en gronddelict verder gerelativeerd. Het gaat om beantwoording van de vraag of de verdachte een actueel en reëel risico op voltooiing van het beoogde delict in het leven heeft geroepen, waarbij hij de realisatie van dat gevolg op zijn minst op de koop toe heeft genomen.
Daar komt in het onderhavige geval bij dat aan de verdachte het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten laste is gelegd. Deze deelnemingsvorm vereist een bewuste en nauwe samenwerking, alsmede opzet van de verdachte op de door hemzelf verrichte gedragingen en op de samenwerking. Dat opzet hoeft evenwel niet bij elke deelnemer op gelijke wijze te zijn georiënteerd noch op dezelfde wijze te zijn gevormd. Dat houdt in dat, afhankelijk van de wijze waarop de bijdrage van de medepleger aan de voorbereidingshandelingen gestalte krijgt, de oriëntatie op het gronddelict kan variëren.
Tot slot komt in de sleutel van de waardering van het gepresenteerde bewijs betekenis toe aan de volgende omstandigheid. De verdachte heeft gedurende het opsporingsonderzoek en in beide fasen van de berechting grotendeels gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht. Op tal van vragen die betrekking hebben op uit de processtukken blijkende feiten en omstandigheden die belastend kunnen worden uitgelegd heeft hij geen antwoord gegeven. Daarmee verschuift het accent in de bewijswaardering in aanzienlijke mate van wat is gebleken over de subjectieve wil van de verdachte naar de context van de uiterlijke verschijningsvorm van het samenstel van voorbereidingsmiddelen ten aanzien waarvan gedragingen van de verdachte zijn gebleken. Deze gedragingen staan bovendien in een duidelijk verband met handelingen en gedragingen van andere verdachten in de zaak Koper. Het hof verwijst in dit verband naar de hierna volgende bewijsoverwegingen en de gebezigde bewijsmiddelen. Hoewel daaruit blijkt dat er nog wel eens werd gewisseld van oriëntatie kan een zekere doelgerichtheid bij de observaties (in persoon alsmede met gebruikmaking van een peilbaken) zonder meer uit de bewijsmiddelen worden afgeleid.
Het hof stelt vast dat de verdediging heeft betoogd dat de in de tenlastelegging vermelde voorbereidingsmiddelen, op zichzelf noch in hun samenhang, wijzen in de richting van een concreet aan te duiden misdrijf. Dat betekent echter niet dat de rechter, in het licht van het stilzwijgen van de verdachte, niet tot de slotsom zou kunnen komen dat een voldoende concreet omlijnd misdrijf is voorbereid. In die zin lopen in het betoog van de verdediging de waardering van de inhoudelijke kwaliteit van het gepresenteerde bewijs en de daaraan uiteindelijk voor de bewijsbeslissing te verbinden conclusies door elkaar. Anders gezegd, de bepaaldheid van elk van de voorbereidingsmiddelen op zichzelf bezien kan wellicht voor meer uitleg vatbaar zijn. Dat houdt echter nog steeds in dat die bepaaldheid, in het licht van wat overigens is gebleken over intenties en handelingen van de verdachte en van andere betrokkenen, en gelet op alle middelen in onderling verband en samenhang beschouwd, daaraan toch in toereikende mate kan worden toegekend. Daarop zal hierna nader worden ingegaan.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Tegen de achtergrond van de hiervoor uiteengezette maatstaf stelt het hof vast dat de bewijsmiddelen het volgende inhouden.
De bewijsmiddelen hebben blijkens hun inhoud in het bijzonder betrekking op een vijftal personen, opererend in een criminele setting. Het gaat om [W.E.] , [J.W.] , [verdachte] , [L.B.] en [A.Y.] . [J.W.] , [verdachte] , [L.B.] en [A.Y.] stonden op diverse wijzen met elkaar in contact. Dit blijkt uit de voor het bewijs gebezigde OVC-gesprekken, gevoerd in de door hen gebruikte auto’s en in de garagebox aan de [adres] in Maurik. Daarnaast onderhield een aantal van hen contact met gebruikmaking van telefoontoestellen van het merk BlackBerry voorzien van de applicatie PGP (hierna: PGP-toestellen) met het oog op, zo neemt het hof aan, het voorkomen van afluisteren door de justitiële autoriteiten. [W.E.] was opgenomen in de contactenlijst van de BlackBerry-toestellen van [L.B.] en [J.W.] . In de contactenlijst van een onder [J.W.] in beslag genomen BlackBerry stonden onder meer vermeld: Junior, Black, Schoonz. Deze personen stonden met dezelfde aanduiding ook in de administratie van [W.E.] . Verder blijkt uit de hierna te bespreken administratie van [W.E.] dat daarin aantekeningen zijn opgenomen over [J.W.] , die daarin is aangeduid als “Boek”. [L.B.] stond in contact met [J.W.] . Daarbij zijn in de maand juli 2015 via de versleutelde BlackBerry’s berichten gewisseld over tegen hen lopende politieonderzoeken waarvan [L.B.] kennelijk op de hoogte was en over de aanschaf van een zogeheten “sweepapparaat” en over een vuurwapen.
[J.W.] , [W.E.] , [verdachte] , [L.B.] en [A.Y.] hebben samen een voorraad vuurwapens voorhanden gehad. Ten laste van de verdachte zal het hof, zoals hierna nader zal worden gemotiveerd, het medeplegen van het bezit van ongeveer honderd vuurwapens bewezen verklaren. De wapenvoorraad bevond zich in twee opslagboxen bij de Opslagman in Nieuwegein. Een deel van deze vuurwapens betrof automatische aanvalsgeweren. Bij deze voorraad zijn tevens patronen aangetroffen, waarvan een deel zogeheten pantserdoorborende munitie betrof. Ook geluiddempers en laserrichtmiddelen maakten deel uit van de wapenvoorraad. Dit samenstel van voorwerpen kan, in het bijzonder gelet op de gangbare en meest voor de hand liggende toepassing van de accessoires, naar algemene ervaringsregels in verband worden gebracht met de uitvoering van levensdelicten.
De gemeenschappelijke betrokkenheid van [J.W.] , [verdachte] , [L.B.] en [A.Y.] op deze wapens blijkt uit onder meer de inhoud van de bewijsmiddelen die betrekking hebben op de gebeurtenissen in de avond van 13 juni 2015. [A.Y.] en [L.B.] verplaatsen dan meerdere vuurwapens van Wijk bij Duurstede naar één van de opslagboxen bij de Opslagman in Nieuwegein. [verdachte] en [J.W.] zijn daarover op dat moment in gesprek. De feitelijk huurder van de boxen was [W.E.] . Dit blijkt uit de in zijn woning aanwezige sleutels van beide boxen en van een van de sleutels van een kluis in één van die boxen en uit de verklaring van zijn zus [...] van 12 augustus 2015.
Daarnaast hebben [L.B.] en [A.Y.] eenmaal met een vuurwapen geschoten in de late uren in een afgelegen gebied. [verdachte] heeft dit drie maal gedaan. Dat het er hierbij om ging de bruikbaarheid van de wapens uit te proberen kan worden afgeleid uit heimelijk opgenomen en afgeluisterde gesprekken. Op 23 mei 2015 hebben [verdachte] en [L.B.] in de Fiat Punto van eerstgenoemde tegen elkaar het volgende gezegd rondom het moment van schieten met een vuurwapen op een afgelegen locatie: ‘We moeten het ding testen’ en ‘we moeten de ijzers (het hof begrijpt vuurwapens) meenemen’. Op 28 mei 2015 wordt in de loop van de dag in dezelfde Punto nagepraat door [L.B.] en [verdachte] over proefschieten door [A.Y.] en [verdachte] in de voorafgegane nacht. Om 14:00 uur zegt [verdachte] : ‘Er zat weer zo’n kanker misvormde bullit tussen’. [L.B.] antwoordt: ‘Die zijn faya (het hof begrijpt: “erg”) he?’
Voorts hebben [J.W.] , [verdachte] , [L.B.] en [A.Y.] twee Audi’s, een RS6 en een S5, voorhanden gehad. Zij zijn in wisselende samenstelling aanwezig geweest bij de garageboxen waar deze auto’s waren gestald. Daarbij zijn werkzaamheden verricht die kennelijk waren gericht op het rijklaar maken, respectievelijk houden, van deze auto’s. Accu’s en jerrycans werden gebracht (kennelijk om de tanks van de auto’s met benzine te vullen) en meegenomen en de auto’s werden gestart. Eén van de auto’s is eenmaal tijdens de nachtelijke uren gebracht naar een garage waar enkele reparaties zijn uitgevoerd. Deze reparatie is, naar het hof aanneemt, geregistreerd in de administratie van [W.E.] . Aan de hand van door de betrokkenen gevoerde gesprekken, die heimelijk zijn opgenomen en afgeluisterd, alsmede op basis van het gebruik van handschoenen, kan worden geconcludeerd dat de auto’s vrij dienden te zijn en blijven van tot de genoemde personen te herleiden sporen. Het betreft in beide gevallen een zeer snelle auto. Het kan als een feit van algemene bekendheid worden beschouwd dat dit type auto’s nog wel eens wordt gebruikt bij het plegen van ernstige delicten. De aanwezigheid van twee flessen benzine in de Audi RS6 draagt bij aan de slotsom dat deze auto bestemd was voor gebruik bij de uitvoering van een misdrijf van serieuze betekenis. Anders dan het geval is bij de vuurwapens met toebehoren kan ten aanzien van deze auto’s in het algemeen niet de exclusieve, althans, in redelijkheid aan te nemen, overwegende, bestemming van moord worden aangenomen. In het licht van de hierna nog te bespreken inhoud van de overige bewijsmiddelen dient evenwel de slotsom te zijn dat de auto’s ook met deze intentie beschikbaar werden gehouden.
Op uiteenlopende wijzen zijn de gangen van personen gevolgd en in beeld gebracht. [L.B.] en [verdachte] hebben naar het hof aanneemt op 12 juni 2015 het baken #0580 geactiveerd, dat op 13 juni 2015 om 00:01 uur actief wordt. Zij wilden, zo blijkt uit door hen gevoerde vertrouwelijke gesprekken, iemand “spotten”. Uit OVC-gesprekken, gevoerd op 13 juni 2015 tussen [verdachte] en een onbekende blijkt eveneens dat één of meer personen, aangeduid aan de hand van merk en type auto waarin deze personen zouden rijden, in de gaten dienden te worden gehouden.
In de woning van [L.B.] zijn enkele peilbakens aangetroffen die eerder zijn geactiveerd en gebruikt. Ook zijn verpakkingen van gebruikte peilbakens bij hem gevonden. In de woning van [A.Y.] is een BlackBerry aangetroffen waarop foto’s stonden van een peilbaken. [A.Y.] heeft op 25 mei 2015 gesproken met [L.B.] over een bezoek aan de Spyshop in Nieuwegein. [L.B.] en [verdachte] hebben, zo kan worden vastgesteld mede bezien in het licht van de daarop betrekking hebbende administratie van [W.E.] , samen op 26 mei 2015 twee peilbakens in de Spyshop gekocht. Ook [J.W.] kan, zoals later zal worden besproken, in verband worden gebracht met het gebruik van peilbakens.
In de woningen van de reeds onherroepelijk veroordeelde medeverdachte Sebti en van [L.B.] zijn gegevensdragers gevonden met daarop beelden van personen in een horecagelegenheid. Op deze opnames zijn tevens de stemmen te horen van respectievelijk [L.B.] , [verdachte] en [A.Y.] . Zij hebben kennelijk de opnames gemaakt. De intentie om de betrokken personen op een adequate wijze in beeld te brengen blijkt uit hetgeen door hen wordt gezegd. De opnames hebben onder meer betrekking op de personen [B.] , [S.] en [D.] en [K.] . Van de opnames van [B.] zijn vijf foto’s aangetroffen op de BlackBerry van [J.W.] die in beslag is genomen op 15 juli 2015 bij een doorzoeking van diens verblijfplaats in Beneden-Leeuwen.
In de woning van [W.E.] is een notitieboekje in beslag genomen. Dit kan worden aangemerkt als een financiële administratie over de periode 8 januari 2014 tot en met 14 juli 2015. Deze administratie is door [W.E.] bijgehouden. De administratie heeft onder meer betrekking op de aanschaf van wapens, aangeduid als “ijzers”. Daarbij is enkele malen de bijnaam van [J.W.] vermeld. Op diverse significante onderdelen blijkt deze administratie in direct verband te staan met door [verdachte] , [L.B.] , [J.W.] en [A.Y.] verrichte handelingen. Zij worden in de administratie met hun bijnamen aangeduid. Zo blijkt onder meer dat de aanschaf van peilbakens (aangeduid als trackers) is vastgelegd. Daarnaast zijn uitgaven opgenomen voor spotters, de aanschaf van enkele telefoontoestellen met PGP-applicatie, camera’s en de huur van auto’s. De verdachten maakten allen gebruik van huurauto’s. Ook de huur van de garageboxen in Maurik, waar de twee Audi’s stonden geparkeerd, is, zo maakt het hof op uit de inhoud van de administratie via en/of door [W.E.] betaald.
In verband met beoordeling van de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen acht het hof de volgende, heimelijk opgenomen en afgeluisterde, vertrouwelijke gesprekken in het bijzonder van belang.
Op 17 juni 2015 hebben [J.W.] en [verdachte] gesprekken gevoerd in de Renault Megane waarin zij die dag reden. [verdachte] zegt onder meer tegen [J.W.] om 18:35 uur: ‘Hij komt om uh 6 uur 7 uur (…) je weet toch dat hij buiten komt bij osso, je weet toch is perfect. Helemaal als je zo een stille hebt is het klaar je weet toch’. [J.W.] reageert onder meer als volgt: “hij moet er wel aan”. [verdachte] zegt even later: “laat gewoon verrotten hij is binnen no time is die split. Dat is echt geen probleem echt niet.” Het gesprek gaat voorts over personen die kennelijk gevolgd worden. [J.W.] : “eigenlijk moeten we gewoon weer op die kale. Die kale en die joego”. [verdachte] : “hij gaat ons daarheen brengen, 100%; waarom in die hotels? Altijd bij elkaar”. [J.W.] : “het zijn van die hangmensen”. En [J.W.] even later: “die keer op de Kanaalstraat, dat was hem gewoon, en daar in België ook”. [verdachte] : “dat moet hem zijn; gewoon heel undercover, je zit op iemand heel vaak, en dan zie je opeens die hoofd verschijnen”. En [J.W.] nogmaals: “moeten eerst uitvinden wat voor auto die vriend rijdt dan. Die kale of die andere twee. Hij rijdt zelf die Golf”.
Op 24 mei 2015 omstreeks 22:00 uur zegt [verdachte] tegen [L.B.] “hun komen en doen dang dang kom pang … pfff split. Hup deze in de fik, hup ijzer doe je de volgende, pang split, laat je die shit daar. Wij moeten nog naar die waggie … even eerlijk, ik ben er niet vies van … is een keus die je maakt.” En: “het is vies, maar ja andere kant is het ook wel een kans”. Kort daarna zegt [verdachte] tegen [L.B.] : “alles wat we gedaan hebben is om die fietsen gewoon ( ..) in orde te zetten. Klaar nu is eindelijk alles gefixt ( ..) die 2 vest die regelt Joepie”. En om 22:36 uur zegt [verdachte] nog : “het gaat om ijzers, als ie tegen ons zegt ga die kant snel dingen klaar leggen, bam binnen tien minuten hebben we die dinges klaar.” [L.B.] : “Ja”.
Voorts slaat het hof acht op enkele feiten en omstandigheden, die kunnen worden ontleend aan de bewijsmiddelen, zoals blijkend uit de resultaten van opsporing met betrekking tot de moord op [M.] . Het hof overweegt dat de bewijswaarde en bewijskracht van deze resultaten met terughoudendheid dienen te worden beoordeeld, maar enkele bevindingen, zoals hierna weergegeven, zijn van zodanige aard en inhoud dat de feitelijke juistheid ervan niet in twijfel hoeft te worden getrokken. Evenmin is hiervoor meer context nodig voordat het hof hiervan de mogelijke bijdrage aan de bewijsvoering kan wegen. Het hof acht het volgende van betekenis voor het bewijs.
Op 17 november 2014 zijn de in de woning van Sebti aangetroffen heimelijk opgenomen filmbeelden van [S.] en [D.] , gemaakt. De stemmen van [L.B.] en [A.Y.] zijn hierop herkend. Uit de printgegevens van het baken met IMEI-nummer #3480 blijkt dat dit op 17 november 2014 tussen 21.10 uur en 22.59 uur actief was in de directe omgeving van het Carlton President hotel in Utrecht, waar [S.] en [D.] zich dan bevinden. Dit zijn de tijdstippen waarop is gefilmd. Op 7 augustus 2014 is in de Delhistraat 3 te IJsselstein (woning van [H.M.] , ex-vrouw van [J.W.] , tevens de verblijfplaats van [J.W.] in de voorgaande periode) een lege houder gevonden van de simkaart met telefoonnummer *8181; deze is geplaatst geweest in dit baken #3480 in mei 2014.
Het baken was ook actief op 18 januari 2014 rond 18:26 uur bij een tankstation van Total in Amersfoort; op dat moment tankte [J.W.] daar, zoals blijkt uit camerabeelden. Het baken stond op die dag in verbinding met een Samsung Galaxy S3 met imei-nummer #2710, met daarin telefoonnummer *9545. Het andere baken waarmee de Samsung verbinding had was de #4410. Van die Samsung #2710 had [J.W.] op 19 januari 2014 bij een controle de verpakking in de door hem bestuurde Peugeot liggen. Op het moment van die controle was het baken #4410 in de directe omgeving van de locatie van die controle. Over dat baken #4410 is voorts vastgesteld dat dit in de periode 11 – 19 februari 2014 dezelfde routes heeft gevolgd als de telefoon met het telefoonnummer (*1713) van [M.] . De #4410 communiceerde in die periode ook met het Samsung toestel met IMEI #2710. [M.] is op 14 april 2014 doodgeschoten. Op 11 januari 2014 is gepoogd hem van het leven te beroven.
In dit perspectief bezien krijgen ook enkele aantekeningen in de administratie van [W.E.] reliëf. Dit zijn: “12-1 50d. uit Black” en “14-4 100d. uit aan Black” en “15-4 25d. uit aan Black.” Het hof begrijpt, in navolging van de politie, dat het hier steeds om duizendtallen gaat. Gelet op de plaatsen in het notitieboekje gaat het hier om data in het jaar 2014. Deze resultaten van het opsporingsonderzoek grijpen, mede tegen de achtergrond van het gebleken contact tussen [J.W.] en [W.E.] , zodanig in elkaar dat het hof ervan uitgaat dat de geregistreerde uitgaven aan Black, wie hij ook moge zijn, in een betekenisvol verband staan met de moord op [M.] . In het midden kan blijven welke rol elk van de betrokkenen heeft gespeeld. Van betekenis voor het bewijs is dat sprake is geweest van een gedeelde betrokkenheid in de zin van activiteiten gericht op de dood van [M.] . Daarbij is sprake geweest van een werkwijze, bestaand onder meer in de inzet van een peilbaken, die overeenkomt met de gang van zaken bij de handelingen van de betrokken verdachten in het onderzoek 26Koper. Opmerkelijk is voorts een uitgave op 1 december 2014 aan een “junior spotter” van 40d en aan een “hitter” van “100d” (naar het hof begrijpt honderdduizend, mede gelet op het bedrag, voor een schutter).
Van belang is bovendien dat [S.] op 22 juni 2016 eveneens van het leven is beroofd. De verdachte en zijn medeverdachten waren toen al gedetineerd, maar dat doet niet af aan de duiding zoals die hiervoor aan de uit de bewijsmiddelen blijkende activiteiten van de verdachte en zijn medeverdachten is gegeven. Op dezelfde wijze komt betekenis toe aan het gegeven dat de eveneens geobserveerde [B.] op 9 mei 2016 is vermoord. Bezien in het licht van het voorgaande kan niet worden volgehouden dat het hier om neutrale feiten gaat die geen aanvullende waarde hebben bij de beoordeling van de tenlastelegging.
De hiervoor besproken inhoud van de bewijsmiddelen kan worden gekenschetst als een onderling sterk verweven geheel van redengevende feiten en omstandigheden. Verschillende betrokkenen hebben op uiteenlopende momenten alleen of in wisselende samenstelling activiteiten uitgevoerd en voorwerpen voorhanden gehad die overeenkomen en gelijksoortig zijn. Door de verdediging is gewezen op risico’s en schaduwkanten van een benadering waarin veel gewicht wordt toegekend aan het onderlinge verband tussen en de samenhang binnen die bewijsmiddelen. Daarbij wordt over het hoofd gezien dat verband en samenhang niet worden toegekend of toegeschreven maar in de inhoud van die bewijsmiddelen zelf kan worden gevonden. Voor een geïsoleerde of gefragmenteerde beschouwing en waardering bestaat dan geen enkele aanleiding.
Het hof overweegt dat de onderlinge verwevenheid van de bewijsmiddelen zodanig is dat uitingen van één of meer verdachten waaruit blijkt van hun betrokkenheid bij de uit de bewijsmiddelen blijkende activiteiten ook inzicht kunnen bieden in de intenties van de overige betrokken verdachten. Het hof heeft daarbij met name het oog op de inhoud van de communicatie tussen [J.W.] , [A.Y.] , [verdachte] en [L.B.] , tot uiting komend in de OVC-gesprekken, de afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken en de ontsleutelde PGP-berichten.
De verdachte heeft er gedurende het opsporingsonderzoek (vrijwel volledig) het zwijgen toe gedaan. Vragen van rechtbank en hof heeft hij, waar het gaat om de voor hem belastende kern van de onderzoeksresultaten, evenmin beantwoord. De belastende inhoud hiervan is zodanig dat het hof het zwijgen van de verdachte betrekt bij de waardering van bewijswaarde en bewijskracht van de bewijsmiddelen. Het staat naar het oordeel van het hof buiten redelijke twijfel dat de verdachte samen met anderen vuurwapens en auto’s voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van moord. Dit oordeel is het resultaat van een beoordeling van de uiterlijke verschijningsvorm van deze voorwerpen in de context waarin zij werden bewaard en beheerd. Wat de criminele intentie van de verdachte betreft komt het hof tot die slotsom op basis van de uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkende betrokkenheid van [W.E.] , [J.W.] , [A.Y.] , [verdachte] en [L.B.] bij de uitgevoerde observaties en de in dat verband gevoerde communicatie en de aantekeningen in de administratie.
Elk van de verdachten kan aldus als medepleger van de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen voor moord worden aangemerkt. Met uitzondering van [W.E.] waren zij in een actieve rol betrokken bij het beheer en onderhoud van de twee gestolen Audi’s. [W.E.] had een sleutelrol bij het beheer van de wapenvoorraad en de huur van de boxen in Nieuwegein. De gedeelde gerichtheid op de samenwerking en op het gronddelict moord komt tevens tot uiting in andere werkzaamheden zoals de in wisselende samenstellingen verrichte observaties en gemaakte beeldopnames, de overbrenging van vuurwapens en het testen ervan. Een samenbindend element van gewicht is de administratie van [W.E.] waarin blijkens de inhoud ervan vele lijnen samen komen. Eén of meer activiteiten van elk van de betrokken verdachten kunnen hierop worden teruggebracht.
Namens de verdachte is onder meer aangevoerd dat een alternatieve bestemming van de wapens en de auto’s niet kan worden uitgesloten. Ten aanzien van de auto’s zou dit uit enkele PGP-berichten en OVC-gesprekken kunnen worden afgeleid. Het hof wil wel aannemen dat wellicht op enig moment (met name in de laatste week van de in de tenlastelegging opgenomen pleegperiode) de verkoop van de auto’s een optie voor de verdachte of zijn medeverdachten is geweest. Geïsoleerde beschouwing van een enkel bericht of gesprek kan daartoe aanleiding geven, maar dat daarmee de overwegende gerichtheid van de verdachte tot uitdrukking is gebracht kan niet uit zijn eigen (min of meer ontbrekende) verklaring noch uit die van andere verdachten worden afgeleid. Zo’n conclusie trekt het hof op vergelijkbare gronden ten aanzien van de suggestie dat wapenhandel niet kan worden uitgesloten. Daar komt bij dat uit de administratie van [W.E.] niet meer kan worden opgemaakt dan dat wapens werden ingekocht, met uitzondering van wellicht een eenmalige verkoop van een wapen die in de boekhouding zou kunnen worden gelezen (zie rubriek B pagina 1613, rubriek G pagina 128). Tot slot wordt overwogen dat bij deze stand van zaken niet ter beoordeling staat of het hof elke, min of meer speculatieve, alternatieve aanwending van de tenlastegelegde voorwerpen volledig kan uitsluiten.
Bij deze stand van zaken en gezien het geheel aan bewijsmiddelen, zoals hiervoor uiteengezet, staat buiten redelijke twijfel dat het beoogde gebruik van de wapens en de auto’s bestond in de inzet bij levensdelicten.
Gelet op al het voorgaande acht het hof bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen voorbereidingshandelingen voor moord heeft gepleegd. Het in zaak A onder 1 tenlastegelegde zal bewezen worden verklaard.
Dit geldt niet voor de ten laste gelegde slagpijpje(s), kogelwerende vesten, bakensets, (geëncrypte) telefoons, handschoenen en de SD kaartjes met filmbeelden. Zoals bepleit door de verdediging is het hof van oordeel dat ten aanzien van die voorwerpen niet vastgesteld kan worden dat deze gebruikt zouden gaan worden bij de uitvoering van een levensdelict. Deze voorwerpen zouden mogelijk worden gebruikt om de voorbereiding op zich zelf beschouwd te vergemakkelijken of te bevorderen, maar dat valt niet binnen de reikwijdte van artikel 46 Sr.
Ten aanzien van feit 5
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij tezamen en in vereniging met een ander of anderen een voorraad vuurwapens, explosieven en munitie voorhanden heeft gehad. Deze wapens bevonden zich in twee opslagruimten, gehuurd bij het bedrijf “De Opslagman” aan de [adres] in Nieuwegein. De opslagboxen, waarin de wapens tijdens doorzoekingen op 15 juli 2015 zijn gevonden, waren genummerd 40 en 161. De totale voorraad betrof 52 handvuurwapens en 37 automatische vuurwapens. Daarnaast ging het onder meer om een hoeveelheid van duizenden kogelpatronen en 9 handgranaten. Verder zijn 16 geluiddempers en 36 losse patroonmagazijnen aangetroffen. De wapens in box 40 waren opgeborgen in een kluis, in box 161 in een stalen archiefkast. Box 40 werd sinds 31 december 2012 gehuurd voor onbepaalde tijd door [W.E.] . Box 161 werd vanaf 26 juni 2015 gehuurd door de zus van [W.E.] . Zij deed dat op verzoek van haar broer. Deze betaalde ook de huur. Van beide boxen zijn de sleutels in de woning van [W.E.] aangetroffen op 15 juli 2015. Ook is één van de sleutels waarvan met zekerheid kan worden vastgesteld dat deze hoort bij de kluis in box 40 in de woning van [W.E.] gevonden. Voorts heeft de kluis met nummer 388 een rol gespeeld. Deze is met ingang van 20 februari 2015 gehuurd door [B.A.] voor 450 euro per kwartaal. Hij huurde met ingang van 17 januari 2014 ook de twee garageboxen in Maurik die in het voorgaande in verband zijn gebracht met [J.W.] , [L.B.] , [A.Y.] en [verdachte] . De bewijsmiddelen houden in dat de archiefkast die tijdens de doorzoeking in box 161 stond daar naar alle waarschijnlijkheid vanuit box 388 is geplaatst op 5 juli 2015.
Bij [W.E.] , die op grond van het voorgaande kan worden aangemerkt als degene die feitelijk de boxen 40 en 161 huurde, is het eerder besproken notitieboekje aangetroffen. Daarin zijn de volgende aantekeningen aangetroffen: “27-02 Uit 500 aan kastkluis”. Dit leidt, bezien tegen de achtergrond van de rol van [B.A.] bij de boxen in Maurik en de gebleken verbindingen tussen [W.E.] en de andere verdachten, tot de conclusie dat [W.E.] ook de beschikking had over kluis 388. De administratie van [W.E.] bevat onderdelen die in verband met het tenlastegelegde wapenbezit van belang zijn. Er wordt enkele malen melding gemaakt van “ijzers”. Dit is straattaal voor vuurwapens. Op 21 februari 2015, nog vóór de tenlastegelegde pleegperiode maar niet irrelevant, is de aantekening gemaakt “26.000 uit aan Boek/ijzer”. Boek is de bijnaam van [J.W.] . Op een los blaadje was onder meer vermeld: “ontvangen van schoonzoon ouwe 2 x korte AK met 2 maga (4 totaal) 1 x scorpio”.
[W.E.] was, opgenomen in de contactenlijst van de BlackBerry-toestellen van [L.B.] en [J.W.] . In de contactenlijst van een onder [J.W.] in beslag genomen BlackBerry stonden onder meer vermeld: Junior, Black, Schoonz. In de administratie van [W.E.] zijn deze aanduidingen van personen, met wie kennelijk financiële of andere transacties plaatsvonden, ook aangetroffen. [L.B.] stond in contact met [J.W.] , onder meer over wapens. Op 7 juli 2015 heeft hij hem om een “ijzer” gevraagd in PGP-berichten.
De locatie van de Opslagman is door enkele van de verdachten een of meermalen bezocht.
Op 20 mei 2015 omstreeks 22:05 uur is waargenomen dat de Fiat Punto met [kenteken] (in gebruik bij [verdachte] ) stopte bij de [adres] in Nieuwegein. [verdachte] en [A.Y.] zijn bij de Opslagman naar binnen gegaan. Zij gebruikten daarbij de persoonlijke toegangscode, die was afgegeven aan [W.E.] , behorend bij box 40. Ze zijn vermoedelijk naar een andere box gegaan omdat ze bij deze box niet zijn gezien.
Op 25 mei 2015 is er om 16:21 uur opnieuw ingelogd bij de Opslagman met de toegangscode van de huurder van box 40. Dit zijn opnieuw [verdachte] en [A.Y.] geweest. Dit kan worden afgeleid uit de OVC-opnames van de Fiat Punto. [verdachte] en [A.Y.] bevinden zich in de middag van 25 mei 2015 in de Punto. Te horen is dat zij rond 16:20 uur uitstappen en om 16.32 uur weer instappen. Uit de GPS-gegevens van het baken blijkt dat de Fiat in die periode stilstaat bij de Opslagman aan de [adres] te Nieuwegein.
Op 13 juni 2015 om 20:46 uur zijn [A.Y.] en [L.B.] bij de kelderbox van de woning van [A.Y.] aan de [adres] in Wijk bij Duurstede. [A.Y.] doet in aanwezigheid van [L.B.] wapens in een tas en beiden gaan dan samen naar de Opslagman. Er wordt zes keer zonder resultaat geprobeerd om een toegangscode in te voeren die telkens lijkt op die van [W.E.] voor box 40. Dan laat iemand anders hen binnen. Ze lopen richting de boxen met de nummers 351-526. [A.Y.] draagt een zwarte sporttas en een big shopper. In de kelderbox van [A.Y.] is een sticker aangetroffen met daarop een tekst, met viltstift geschreven, luidend “AK 1 MAGA”. Deze was geplakt op plastic folie. Soortgelijke stickers zijn ook aangetroffen op vuilniszakken en plastic folies in beide boxen in de Opslagman.
[W.E.] is met zijn zus [...] bij de Opslagman op 24 juni 2015 14:33 uur. Ze lopen naar het deel waar onder andere box 388 is. Daarna naar de eerste verdieping waar box 161 ligt die twee dagen later door [...] [W.E.] wordt gehuurd.
Het hof betrekt in de overwegingen de volgende opnames van heimelijk opgenomen vertrouwelijke communicatie.
Op 24 mei 2015 om 22:09 uur zegt [verdachte] in de Fiat Punto, sprekend over zijn activiteiten met [A.Y.] , tegen [L.B.] : “alles wat we gedaan hebben is om die fietsen gewoon ( .. ) in orde te zetten. Klaar nu is eindelijk alles gefixt ( ..) die 2 vest die regelt Joepie”. En om 22:36 uur vervolgt [verdachte] : “Het gaat om ijzers, als ie tegen ons zegt ga die kant snel dingen klaar leggen, bam binnen tien minuten hebben we die dinges klaar.” [L.B.] zegt: “Ja”.
Op 25 mei 2015 om 15:53 uur zitten [A.Y.] en [verdachte] in de Fiat Punto. [verdachte] zegt: “we moeten die twee die je daar hebt schoonmaken die kleintjes moeten we goed schoonmaken, die tas waar je dat zult doen, moeten we heel goed schoonmaken”. [A.Y.] antwoordt dan: “ik heb een nieuwe tas ( .. ) in schuur”. [verdachte] : Ja ik zag hem, klopt.
[A.Y.] : in plastic/plastic tas. we maken het beter schoon in de schuur, daar heb je niets wat van mij is.
[verdachte] : Ja klopt.
[A.Y.] : In die osso/huis een hoop DNA, ik kom daar nooit, al die stof, (NTV) daar. Je weet toch?
[verdachte] : Maar op een tas he?
[A.Y.] : Ja.
[verdachte] : Kan daar vingerafdruk op komen?
[A.Y.] : Ik dacht van niet.
[verdachte] : Nee toch?
[A.Y.] : Ik dacht van niet. Gewoon die tas weggehaald, joh gek.
[verdachte] : “we moeten de tas bij iemand anders gaan halen en die bij jou in de schuur hadden we nog in onze handen gehad, die dag nog.” [A.Y.] reageert: “nee de tas met plastic eromheen”.
Op diezelfde dag om 16:14 uur zegt [verdachte] in de auto met daarin ook [A.Y.] : “dat is die shit, chromen loop, zwarte handvat. Die zijn meestal ietsje duurder als die andere.” Opmerkelijk is in dit verband dat in de Opslagman een Colt Python .357, zwaar kaliber, is gevonden met een chromen loop en kast en een zwart handvat. Het gesprek gaat verder, gezien de context kennelijk over een ander wapen. [A.Y.] zegt “ja” en [verdachte] vervolgt: Ja ... (ntv) zat deze er ook tussen, snap je wat ik bedoel of niet. (ntv) Kanker ding is gewoon wreed, zilver gewoon wreed alles is wreed. He hoella gewoon wreed.”
Kort daarvoor zegt [verdachte] tegen [A.Y.] : “Ja hoella. Als je weet hoeveel ermee heb gespeeld. Die kanker kale, hij wist dat ik ... ik vond hem heel goed alleen om hoe die eruitzag, snap je, hij liet me niet pakken, Ik heb 17 van hem gepakt, Hoella, ik pak gewoon die nee, joh pak gewoon een andere joh. Snap je, zuiver of niet zuiver, snap je wat ik bedoel of niet. Hun hebben gewoon 17 besteld, ze kregen toevallig die denk ik, snap je wat ik bedoel of niet, euh klaar.” [A.Y.] : “Ja, ja”. En [verdachte] : “Snap je wat ik bedoel. Daarom ...Ik zei tegen hem die, hij zei em gewoon laat hem, gewoon laat hem. Hij moet gebruikt worden, niet gebruikt worden. Snap je als iemand hem speciaal, het andere, belde me thuis, ze hebben gevraagd naar 21 daarna 19... P. ..21 dan had je 19, je weet toch. Snap je.”
Gelet op de getallen die worden genoemd en gezien aard en inhoud van hetgeen in dit gesprek aan de orde is, en het feit dat in kluis 161 onder meer 9 pistolen merk Glock 17, 3 pistolen merk Glock 19 en 13 pistolen merk Glock 21 zijn aangetroffen gaat het hof ervan uit dat deze passage over versies van vuurwapens van het merk Glock gaat.
Op 8 juni 2015 om 13:13 uur heeft [verdachte] een telefoongesprek met een onbekend persoon. [verdachte] : “als het kon wou ik ze allebei overnemen als het kan.” NN: “die grote en die kleine?” [verdachte] : “Ja die grote gaan geen 80 in toch?” NN: “nee 50”. [verdachte] : “ja en die kleine, 30 of zo?” Om 13:17 uur zegt NN dat hij alles compleet heeft en van die dingen van elf heeft hij ook een lader. [verdachte] geeft dit daarna ook telefonisch door aan Bahlaouane.
Op 9 juni 2015 om 18:07 uur bevindt [verdachte] zich met een onbekend persoon in de Renault Megane: “Gaat hij jou laten zien, ik heb met dit ding, is goed ( .. ) Lekker schieten vriend.”
Op 16 juni 2015 17:22 uur heeft [L.B.] een telefoongesprek met een onbekend gebleven persoon. De NN-man vraagt of [L.B.] tijd heeft. [L.B.] vraagt wat ze dan gaan doen. NN-persoon zegt in antwoord: “dan moet je straks komen, praten we wel”. [L.B.] : “is goed, niet wat je laat zei”. NN: nee nee iets beters” . Het is “iets nieuws”, “die geen lawaai maakt ( ..) ja echt snel snel”.
In de Renault Megane zitten op 13 juni 2015 20:16 uur [verdachte] , [J.W.] en een onbekend persoon. [J.W.] vraagt: “waar had je die bananen liggen?” [verdachte] : “die liggen bij dinges toch? ( .. ) Ik weet niet. Ik heb aan [bijnaam 2] gevraagd.”
[J.W.] zegt om 21:05 uur in de Renault Megane tegen [verdachte] : “die anderen zijn al die ijzers aan het leggen als het goed is.” Rond dit tijdstip zijn [L.B.] en [A.Y.] bezig met het overbrengen van de tas met wapens van Wijk bij Duurstede naar de Opslagman in Nieuwegein.
In de OVC-gesprekken van 13 juni 2015 valt bij de opname van 21:05 uur nog het volgende op. [J.W.] zegt dan tegen [verdachte] : “die sleutels van die hok, die moeten jullie effe kopiëren? Die moet inderdaad drie keer gekopieerd worden. En die sleutels van die fietsen moeten gewoon op de voorband liggen.”. [verdachte] zegt dan: “Maar ook van die box” waarop [J.W.] weer zegt: “Ja! Die moet gekopieerd worden. Jij moet een setje nemen, [bijnaam 2] (het hof begrijpt: [L.B.] ) een setje en hij een setje en ik een setje, dan heb je 4 setjes”. Als [verdachte] vraagt: “ook van die hok vier”, zegt [J.W.] : “ja, van die hok… Nee over die hok die dingen zitten in de kloesoe (fon), dus er kan maar 1 sleutel zijn ( .. ) Die moet alleen effe, ik heb daar eentje van. En dan moet die andere die moet effe.... beter neem jij hem. Dat jij hem... ( ..) Ja van die andere hok moet eh... kan jij beter effe wegleggen. Want volgens mij ben jij de meeste - minst risicovolle Volgens mij moeten we effe bedenken waar we die kunnen leggen waar iedereen d'r bij kan. Dat is belangrijk.”
In dit gesprek wordt ook gezegd dat “Joepie” (het hof begrijpt [A.Y.] ) aan het breken is en gepakt kan worden. Kennelijk wordt de te volgen werkwijze dan nader besproken want [verdachte] zegt nog dat dan bij zijn vriendin kan worden aangebeld en gevraagd moet worden naar de sleutel. Hij zal haar dan moeten laten zien waar deze ligt.
Op 17 juni 2015 omstreeks 18:03 uur wordt hierop kennelijk teruggekomen. [verdachte] en [J.W.] zitten dan opnieuw samen in de Renault Megane. [J.W.] vraagt naar Joepie en zegt: “probeer zo snel mogelijk die sleutels bij hem te pakken en bij jou te leggen.”
Deze gesprekken kunnen niet anders begrepen worden dan dat wordt gesproken over een sleutel voor een wapenkluis. De sleutels van de garageboxen kunnen worden gekopieerd en dat geldt niet voor de kluissleutels. [J.W.] beschikt over de ene sleutel en [verdachte] dient de andere over te nemen van [A.Y.] bij wie de sleutel onvoldoende veilig is, dit ten einde te bereiken dat alle betrokkenen bij de kluis kunnen.
Over het gebruik van wapens door enkele verdachten houden de bewijsmiddelen het volgende in.
Uit de waarnemingen van het observatieteam op 21 mei 2015 in de avonduren leidt het hof af dat [verdachte] in de Fiat Punto [kenteken] naar de Lekdijk is gereden. Er zijn toen knallen gehoord. Een getuige heeft op 22 mei 2015 ‘s-ochtends 2 scherpe patronen (kaliber 7.62 x 39 mm) gevonden.
Op 24 mei 2015 zijn om 00:20 uur schoten gehoord die worden gelost met een automatisch vuurwapen in het landelijk gebied. [L.B.] en [verdachte] zijn daar dan ter plaatse. In een OVC-gesprek wordt onder meer gezegd: “dit is singel en eentje naar beneden moet vol zijn (..) doe snel dan”. Vervolgens wordt het geluid van het doorladen van een vuurwapen en van schoten gehoord. [verdachte] zegt dan: “ga door” waarna weer het geluid van schoten hoorbaar is. Vervolgens zegt [verdachte] : “Hij was goed toch?” waarna wederom het geluid van doorladen hoorbaar is. Op 25 mei 2015 om 17:08 uur praten [verdachte] en [A.Y.] hierover na. Eerstgenoemde vertelt: “Is 3 minuten rijden, je weet toch. Gewoon hup, snel snap je. Hij deed hem eerst zo vol, tatatatatata daarna op singel toeftoeftoeftoeftoef, ik zocht naar die legers (fon.), ik heb ze niet gevonden.”
Op 28 mei 2015 rond 00:30 uur verlaten [verdachte] en [A.Y.] de [adres] . [A.Y.] draagt een plastic tas. Ze rijden naar het natuurgebied Gravenbol aan de Lek. Daar worden schoten gehoord door leden van het observatieteam en via de OVC-opname. Via de telefoon van [verdachte] , die wordt afgeluisterd, wordt een zogeheten broekzakgesprek opgevangen. Iemand zegt om 00:50 uur: “je had hem al geladen en je wilde nog een laden?” Daarop wordt geantwoord: Ja.
Op 28 mei 2015 rond 14:00 uur zegt [verdachte] in de Punto tegen [L.B.] : “er zat weer zo een kanker misvormde bullit tussen”. [L.B.] reageert: “die zijn faya he? “ Op 29 mei 2015 17:39 uur zegt [L.B.] nog tegen [verdachte] dat hij terug is gegaan met Joepie “naar die plek”. Er lag niets meer, ook niet in de bosjes.
In de opslagboxen bij De Opslagman zijn op relevante voorwerpen lichaamssporen gevonden van [J.W.] , [verdachte] en [A.Y.] . De bewijsmiddelen houden daaromtrent het volgende in. Op wapens in de boxen 40 en 161 zijn DNA-sporen van [J.W.] aangetroffen. In box 161 voorts sporen op één of meer tassen of rolkoffers, te herleiden tot [verdachte] , [A.Y.] en [J.W.] .
Tot slot komt betekenis toe aan een feit dat weliswaar heeft plaatsgevonden buiten de tenlastegelegde pleegperiode maar toch één van de betrokkenen in verband brengt met de gevonden wapenvoorraad. [verdachte] heeft een Glock 19 aan [M.T.] overgedragen op 1 november 2014. Deze had het serienummer VRF439. In de Opslagman lag onder meer een Glock 19 met serienummer VRF438, hetgeen slechts één cijfer verschilt.
Het voorgaande levert het volgende beeld op. Er is een verzameling wapens, explosieven en munitie. [W.E.] hield hierover een administratie bij en had het overzicht van transacties. Hij had ook direct toegang tot de wapens. Bij de locatie waar de wapens waren opgeslagen is [A.Y.] drie keer naar binnen gegaan, [verdachte] twee keer en [L.B.] één keer. Deze drie personen kunnen ook in verband worden gebracht met het gebruik van wapens, in het geval van [verdachte] en [L.B.] betreft het vuurwapens geschikt om automatisch te vuren. [A.Y.] en [L.B.] hebben aanvalsgeweren overgebracht naar de Opslagman. [L.B.] en [verdachte] onderhielden contacten die direct in verband staan met de aanschaf van vuurwapens. [A.Y.] en [verdachte] spreken over wapens die beschikbaar moeten zijn en over typen vuurwapens die zijn aangetroffen in de Opslagman zoals een specifieke Colt en de versies 17, 19 en 21 van de Glock. De toegang tot de wapenvoorraad moest voor elk van de betrokkenen worden geregeld, een belang dat [J.W.] zich in het bijzonder aantrekt. Relevante, aan vuurwapens te relateren, contacten komen, in betekenisvolle parallellen, voor in de contacten van [J.W.] en in de aantekeningen van [W.E.] . Aan de hand van lichaamssporen kunnen [verdachte] , [A.Y.] en [J.W.] met de wapenvoorraad in verband worden gebracht. De bewijsmiddelen wijzen, mede gezien de vele verbanden tussen de verdachte en de andere verdachten, op diens betrokkenheid bij de aangetroffen wapenvoorraad in de in de tenlastelegging vermelde pleegperiode. Hierbij is onmiskenbaar samengewerkt.
De verdachte heeft tegenover dit geheel van belastende feiten en omstandigheden niets gesteld. Hij heeft gezwegen in antwoord op bijna elke vraag die hem gedurende het opsporingsonderzoek en de berechting in beide instanties is gesteld. Het belastende karakter van de resultaten van opsporing is zodanig dat de proceshouding van de verdachte gewicht in de schaal legt bij de waardering van het gepresenteerde bewijs. Een nadere vaststelling van rollen en bijdragen van elk van de betrokkenen is niet mogelijk nu zij zich allen in grote lijnen op hun zwijgrecht hebben beroepen. Dat staat echter niet in de weg aan de slotsom dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen de wapens, explosieven en munitie in de boxen van De Opslagman in Nieuwegein voorhanden heeft gehad. Daarbij betrekt het hof dat hiervoor, in de sleutel van het bewijs voor voorbereidingshandelingen voor moord, is overwogen dat de verdachte met criminele intenties met dezelfde personen heeft samengewerkt. Het hof zal dit feit daarom bewezen verklaren.
Ten aanzien van feit 6
Door de verdachte gepleegde misdrijven
In het voorgaande heeft het hof de bewijslevering besproken ten aanzien van de feiten 1 en 5. Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen acht het hof bewezen dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan onder andere voorbereiding van moord en grootschalig wapenbezit. Zijn medeverdachten waren, voor zover van toepassing, [J.W.] , [W.E.] , [A.Y.] en [L.B.] .
Contacten
De medeverdachten van één of meer van de bewezen verklaarde feiten stonden in contact met de verdachte. De bewijsmiddelen houden in dat de verdachte en één of meer van de medeverdachten persoonlijk dan wel met behulp van middelen van telecommunicatie in contact stonden. Ook de medeverdachten onderling onderhielden dergelijke vormen van contact.
Opslagboxen en garageboxen
[W.E.] trad op als feitelijk huurder van de opslagboxen in Nieuwegein. Op uiteenlopende wijzen zijn de verdachte en zijn medeverdachten met deze locatie in verband gebracht. Bij de garageboxen in Maurik verrichten [J.W.] , [A.Y.] , [verdachte] en [L.B.] met regelmaat schoonmaakwerkzaamheden en/of onderhoud aan de twee gestolen Audi’s.
In beslag genomen voorwerpen
Bij alle vijf hiervoor genoemde personen zijn op 15 juli 2015 tijdens doorzoekingen van de woningen waarin zij verbleven voorwerpen aangetroffen die in verband zijn gebracht met gezamenlijke criminele activiteiten. Het gaat om wapens, verpakkingsmateriaal voor wapens, jerrycans, peilbakens dan wel de verpakkingen daarvan, jammers, beeldopnames van personen die dienden te worden gevolgd.
Deelneming aan een criminele organisatie?
Bij deze stand van zaken staat ter beantwoording de vraag of het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, ook het bewijs oplevert dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
Naar het oordeel van het hof dient die vraag bevestigend te worden beantwoord. De organisatie heeft bestaan uit de personen: [J.W.] , [W.E.] , [verdachte] , [A.Y.] en [L.B.] .
Structuur en duurzaamheid
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat een zekere structuur en duurzaamheid hebben bestaan. Die structuur komt tot uitdrukking in de relaties die diverse personen met de verdachte en onderling hebben gehad, waarbij uiteenlopende activiteiten met een criminele oriëntatie de telkens terugkerende onderwerpen van gesprek waren. Het versluierende karakter van de communicatie en het gebruik van de applicatie PGP vormen hiervan mede de uitdrukkingsvorm.
Er mag niet zonder meer van worden uitgegaan dat alle deelnemers in de organisatie elkaar kenden, in het bijzonder waar het om [W.E.] gaat, maar dat is een eis die in de rechtspraak niet wordt gesteld aan het bewijs.
Betekenis komt in dit verband ook toe aan een gezamenlijk gebezigd jargon. De betrokkenen hanteerden enigszins gecodeerde aanduidingen voor bijvoorbeeld auto’s, peilbakens, wapens en het volgen van personen en er werd een administratie van met name de uitgaven bijgehouden. Voor zover het om telefoongesprekken gaat, vermoedelijk met als doel om het onderwerp van gesprek te verhullen. De garageboxen in Maurik en de opslagboxen in Nieuwegein spelen een zeer belangrijke rol bij de activiteiten die door de leden van de organisatie werden ontplooid.
De duurzaamheid en de structuur zijn met het voorgaande gegeven. Gedurende een periode van aanzienlijke duur hebben de genoemde vijf personen in een bestendige vorm van samenwerking geopereerd. Op onderdelen kunnen accenten in de rolverdeling worden onderscheiden. [W.E.] had administratieve taken en was feitelijk huurder van de boxen bij de Opslagman. Observaties werden vooral verricht door [verdachte] , [A.Y.] en [L.B.] . [verdachte] en [L.B.] hielden zich ook bezig met contacten en verrichtten werkzaamheden die relevant waren in het kader van bezit en beheer van vuurwapens. Dat geldt ook voor het onderhoud van de auto’s. Heel vaak was [A.Y.] daar in een meer of minder uitgesproken vorm ook in betrokken. [J.W.] had bemoeienis op diverse momenten met het onderhoud van de auto’s en de beschikbaarheid van de wapens.
Oogmerk van de organisatie
Het oogmerk van de organisatie is onmiskenbaar de voorbereiding van moord geweest. Gelet op hetgeen is overwogen over het bewijs voor voorbereidingshandelingen is dit het doel van de organisatie geweest. In zoverre komt het hof tot een andere conclusie dan de rechtbank. Niet valt in te zien dat voorbereiding van één of meer levensdelicten geen oogmerk van een organisatie kan zijn. De deelnemers hadden juist op dit punt een gemeenschappelijke oriëntatie. Bedoeld oogmerk blijkt uit de inhoud van de voor het bewijs van het medeplegen van de voorbereidingshandelingen voor moord en van wapenbezit gebezigde inhoud van de bewijsmiddelen.
De verdachte als deelnemer
Tot slot de deelneming door de verdachte aan de organisatie. Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn als aan twee vereisten is voldaan:
1) de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband met een duurzaam of gestructureerd karakter; en
2) de verdachte heeft een aandeel in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in die artikelen bedoelde oogmerk.
Het hof is van oordeel dat de bijdrage van de verdachte substantieel is geweest en derhalve kan worden aangemerkt als deelneming in de zin van artikel 140 Sr. Gespreid over een aanzienlijk deel van de ten laste gelegde pleegperiode blijkt van activiteiten van de verdachte die kunnen worden aangemerkt als een substantiële bijdrage aan de samenwerking en aan de realisering van het oogmerk, de voorbereiding van moord.
Het hof acht bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 6 ten laste gelegde heeft begaan. Daartoe zijn, in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, redengevend de bewijsmiddelen die betrekking hebben op de bewezenverklaarde feiten 1 en 5.
Nadere overweging ten aanzien van feit 4
Uit de gebezigde bewijsmiddelen maakt het hof het volgende op.
Op 9 maart 2015 wordt een op of omstreeks 24 februari 2015 gestolen Audi S5, voorzien van het valse [kenteken] (oorspronkelijk [kenteken] ) vanuit Rotterdam gereden naar Maurik, waar hij wordt geparkeerd in een garagebox aan de [adres] , die per 17 januari 2014 door [B.A.] wordt gehuurd. Bij een inkijkoperatie in de box op 16 april 2015 wordt naast de auto een plastic tas met kentekenplaten aangetroffen (waarvan er twee waren voorzien van het [kenteken] (welke kentekenplaten eerder op de auto waren bevestigd) en een voorzien van het [kenteken] ). Op de tas zijn vingerafdrukken van de verdachte aangetroffen.
[B.A.] heeft per 17 januari 2014 ook een garagebox aan Reigerstraat 2 in Maurik gehuurd. Daar wordt op enig moment, gelegen vóór de inkijkoperatie op 19 maart 2015, een Audi RS6, [kenteken] (oorspronkelijk [kenteken] , gestolen op of omstreeks 7 december 2014 in Brandwijk) ondergebracht.
Verschillende malen wordt tijdens observaties waargenomen dat [A.Y.] , de verdachte, [L.B.] en [J.W.] in wisselende samenstelling aanwezig zijn bij en in de beide boxen en daar activiteiten ontplooien.
Gezien wordt dat werkzaamheden worden verricht, bijvoorbeeld met betrekking tot het starten van een van de auto’s en het plaatsen van een accu. Meermalen wordt waargenomen dat handschoenen worden gedragen, onder meer ten tijde van die werkzaamheden. Er worden gesprekken opgevangen waaruit blijkt dat het de gebruikers van de box erom te doen is geen sporen achter te laten, om welke reden steeds heel goed wordt schoongemaakt en daarna
gesprayed, bijvoorbeeld met behulp van ammoniak.
Van betekenis acht het hof de afgeluisterde en opgenomen vertrouwelijke communicatie die heeft plaatsgevonden in de garagebox aan de [adres] . Op 19 mei 2015 verrichten [A.Y.] , [J.W.] en de verdachte werkzaamheden aan de auto en wordt door [J.W.] en [A.Y.] , in aanwezigheid van de verdachte, gesproken over “gedrukte” (naar het hof begrijpt:) valse, op originele gelijkende, kentekenplaten. Op 14 juni 2015 komt een plaat ter sprake tussen [L.B.] en [A.Y.] . Zij zijn dan samen in de box aan de [adres] . Korte tijd later rijden zij weg in de Audi. Over een plaat is gezegd door [A.Y.] tegen [L.B.] : “die plaat leg gewoon zo er op”. Op 15 juni 2015 was de Audi S5 voorzien van andere kentekenplaten te weten met het [kenteken] .
Op 18 mei 2015 is [A.Y.] met een onbekend gebleven persoon in de garagebox. De NN-persoon vraagt: “Die contact zit er nog in?” [A.Y.] antwoordt: “Ja toch”. Later spreekt de NN-persoon nog over de “originele sleutel”.
Op 18 mei 2015 zijn de verdachte en [A.Y.] op meerdere momenten bij beide boxen gezien, waarbij zij met drie groenkleurige jerrycans de box aan de [adres] binnengaan, kennelijk om de auto met benzine te vullen, nadat zij eerder die dag jerrycans bij een pompstation met benzine hebben gevuld. Ze trekken de deur van de box zoveel mogelijk dicht, ondanks het feit dat er (met de auto aanwezig in de box) bijna geen ruimte meer is, kennelijk om een en ander aan het oog te onttrekken. Bij de verdachte worden op 15 juli 2015 tijdens de doorzoeking in de berging drie groenkleurige jerrycans ontdekt, die voorzien zijn van een markering die eerder tijdens de inkijk op 16 april 2015 in de box in de [adres] door de politie is aangebracht.
Op 22 mei 2015 wordt de Audi S5 in de late avond door [A.Y.] en de verdachte naar een garagebedrijf in Tiel gebracht om gerepareerd te worden. De oude accu wordt daarna op initiatief van [J.W.] in het water gegooid. In het begin van de nacht wordt de auto weer teruggebracht.
Bij de doorzoeking op 15 juli 2015 zijn in de woning van [L.B.] een sleutel van het automerk Audi aangetroffen en sleutels van beide boxen. De sleutel voor het automerk Audi past op de gestolen Audi S5 en de auto kan daarmee gestart worden. Opvallend is dat de Audi S5 niet elektronisch te openen en te sluiten is met deze sleutel. Dat betekent dat de sleutel vals is.
Het geheel overziend is de slotsom dat de verdachte samen met anderen activiteiten heeft verricht bij en met twee gestolen auto’s, met daarop valse kentekenplaten. Deze activiteiten vonden deels in het verborgene plaats. De verdachten mochten hiermee kennelijk niet via hun lichaamssporen in verband worden gebracht. Diverse gesprekken wijzen erop dat er bij de betrokkenen vragen waren over de originele kenmerken van onderdelen van de auto.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij enkel reparatiewerkzaamheden aan de auto’s heeft verricht, en dat de auto’s voor de verkoop waren, maar van de herkomst van de auto’s niets te hebben geweten. Verdere vragen wilde hij niet beantwoorden.
Bij die stand van zaken gaat het hof ervan uit dat de verdachte die auto’s met anderen voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat deze van misdrijf afkomstig waren en zich mitsdien schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van heling van die auto’s.
Nadere overweging ten aanzien van feit 7
De raadsman heeft op diverse gronden van uiteenlopende aard betoogd dat vrijspraak dient te volgen.
De advocaat-generaal heeft bewezenverklaring gevorderd van het tenlastegelegde witwassen.
Het oordeel van het hof
Beoordelingskader
Het hof stelt wat het beoordelingskader betreft voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder a en b Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp, waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Witwasvermoeden
Het hof is van oordeel dat op grond van de feiten en omstandigheden zoals die uit de bewijsmiddelen blijken, kan worden vastgesteld dat sprake is van een zogeheten gerechtvaardigd vermoeden van witwassen in de hiervoor bedoelde zin ten aanzien van de aangetroffen 90 PGP-telefoons en de bijbehorende simkaarten. Het aankoopbedrag van een PGP-telefoon is ongeveer € 1000,00 per stuk.
Niet is gebleken dat de verdachte in de tenlastegelegde periode beschikte over enig legaal inkomen of vermogen dat de aankoop van 90 PGP-telefoons zou kunnen verklaren. Dit betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van deze telefoons en simkaarten.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat het PGP-telefoons waren en dat hij de telefoons in bewaring had voor een persoon van wie hij de naam niet wil noemen. Verdere vragen over het verkrijgen en de herkomst van de telefoons heeft hij niet willen beantwoorden. Onder die omstandigheden kan niet gesproken worden van een concrete, min of meer verifieerbare verklaring. In dit verband komt naar het oordeel van het hof tevens betekenis toe aan de omstandigheid dat de toenmalige vriendin van de verdachte heeft verklaard dat de verdachte de telefoons wilde verkopen. Zij rept in het geheel niet over het in bewaring hebben van de telefoons voor een ander persoon.
Conclusie
Bij deze stand van zaken is naar het oordeel van het hof de verklaring die de verdachte heeft gegeven, niet concreet, noch min of meer verifieerbaar. Er is geen andere conclusie mogelijk dan dat de tenlastegelegde telefoons en simkaarten onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het verweer wordt verworpen en het hof acht het tenlastegelegde witwassen wettig en overtuigend bewezen.
Nadere overwegingen ten aanzien van zaak B
De raadsman heeft aangevoerd dat de doorzoeking van de auto van [M.T.] (waarvoor deze [M.T.] geen toestemming heeft gegeven, en die zich niet heeft beperkt tot zoekend rondkijken) en de inbeslagname van het in deze auto aangetroffen wapen onrechtmatig zijn, waardoor (het hof begrijpt) sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering. Het resultaat van dit onrechtmatig handelen dient van het bewijs te worden uitgesloten en de verdachte dient mitsdien te worden vrijgesproken. Mocht het hof ervan uitgaan dat wel sprake is geweest van een rechtmatige doorzoeking, dan stelt de raadsman dat er onvoldoende bewijs is. Op het betreffende wapen zijn geen dactyloscopische of DNA – sporen van de verdachte aangetroffen en niet staat vast dat het verdachtes stem is die te horen is op de opname van het OVC gesprek van 19 mei 2015. Mocht er van uitgegaan worden dat het de stem van verdachte is die te horen is tijdens dit gesprek, dan staat niet onomstotelijk vast dat hij spreekt over het incident van 1 november 2014. Verder is het inbeslaggenomen wapen nimmer onderworpen aan een essentiële proefschiettest, waardoor niet kan worden vastgesteld of het wapen ook functioneerde, en het bezit dus strafbaar was in het kader van de wet wapens en munitie.
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat het vermoeden van overtreding van de Opiumwet terecht was, [M.T.] vrijwillig de sleutel van de auto aan de politie heeft gegeven en vervolgens zoekend is rondgekeken op grond van artikel 9 lid 1 van de Opiumwet. Uit het OVC-gesprek van 19 juni 2015 is af te leiden dat [M.T.] en de verdachte wisten van de vesten en het aangetroffen vuurwapen. Op grond van de bevindingen van de verbalisanten en het bedoelde OVC-gesprek kan tot een bewezenverklaring worden gekomen, en dienen de verweren over de onrechtmatige doorzoeking van de auto, de stemherkenning en het ontbreken van een schietproef te worden verworpen zoals de rechtbank dat heeft gedaan
.
Oordeel van het hof
Uit het procesdossier maakt het hof het volgende op.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (pagina 56 e.v.) volgt dat beide verbalisanten [M.T.] op 1 november 2014 omstreeks 19:55 uur op de parkeerplaats aan het Makadocentrum in Nieuwegein hebben zien zitten in een blauwe Toyota Yaris (hierna: Toyota). Gezien werd dat de verdachte meermalen snel om zich heen keek alsof hij de omgeving scande. Zijn ogen waren wijd geopend en hij maakte op de verbalisanten een zenuwachtige indruk. Het kenteken van de auto bleek op naam te staan van [M.K.] . De verbalisanten vernamen van de meldkamer dat de eigenaar van het voertuig antecedenten had op het gebied van “moord, Wet wapens en munitie en handel in softdrugs”. Gelet op het voorgaande is verbalisant [verbalisant 1] op een plaats gaan staan waar hij goed zicht had op het voertuig. Nadat hij zich had verplaatst zag [verbalisant 1] dat naast de Toyota een Volkswagen Golf stond. Vervolgens zag hij dat (naar later blijkt) de medeverdachten [A.Y.] en de verdachte uit die auto stapten en dat [M.T.] uit de Toyota stapte. [verbalisant 1] zag dat [M.T.] contact maakte met [A.Y.] en de verdachte. De verdachte liep vervolgens naar de achterzijde van de Volkswagen, opende de achterklep, pakte een grote tas uit de achterbak en liep met de tas naar de achterzijde van Toyota. [verbalisant 1] zag dat de handvatten van de tas strak gespannen stonden en dat een wit voorwerp aan de bovenzijde uit de tas stak. De verdachte opende de achterklep van de Toyota, zette de tas achter in de Toyota, sloot de achterklep weer, liep richting de Volkswagen en bleef aan de achterzijde van deze auto staan. Daarop liep hij weer terug naar de Toyota met een donker gekleurd voorwerp in zijn rechterhand. Hij liep naar de bijrijderszijde van de Toyota, opende het bijrijdersportier, ging op de bijrijdersstoel zitten en legde met zijn rechterhand het donkergekleurde voorwerp onder de bijrijdersstoel. Ten tijde van deze handelingen bleef de verdachte om zich heen kijken alsof hij de omgeving scande. [verbalisant 1] zag dat de verdachte uit Toyota stapte en naar [A.Y.] en [M.T.] liep. Gedrieën bleven zij tussen de twee auto’s staan. Toen even later een opvallend dienstvoertuig (het hof begrijpt: met de [verbalisant 3] en [verbalisant 4] ) de parkeerplaats op kwam rijden, keken de drie verdachten in de richting van deze auto. Vervolgens liepen ze weg van de Volkswagen en de Toyota en werden staande gehouden door de net aangekomen verbalisanten. Gezien het gedrag van de verdachte, de overdracht van de omschreven tas en het donkergekleurde voorwerp en de antecedenten van de tenaamgestelde van de Toyota kreeg verbalisant [verbalisant 1] het ernstige vermoeden dat er mogelijk verdovende middelen waren overgedragen en in de Toyota waren gelegd. Toen [verbalisant 1] bij de staande gehouden personen stond, zag hij dat het gezicht van [M.T.] bleek was, dat hij transpireerde en dat zijn ogen nog steeds wijd geopend waren. [verbalisant 1] vroeg aan de staande gehouden personen wie de sleutel van de Toyota had. Daarop gaf [M.T.] een zwarte sleutel aan [verbalisant 1] , waarmee deze de achterklep van de Toyota opende. [verbalisant 1] zag dat de genoemde tas nog steeds in de achterbak stond en dat in deze tas een zwart en een wit vermoedelijk kogelwerend vest lag. Vervolgens is [verbalisant 1] naar de bijrijderszijde van de Toyota gelopen, heeft het portier geopend en heeft onder de bijrijdersstoel gekeken op dezelfde plaats waar hij de verdachte eerder het donkergekleurde voorwerp had zien wegstoppen. [verbalisant 1] zag dat er onder de bijrijdersstoel in een plastic bakje een op een vuurwapen gelijkend vuurwapen lag. Vervolgens is [verbalisant 1] direct naar de staande gehouden personen en de collega’s gelopen. Omdat de drie verdachten nog niet gefouilleerd waren en er een vuurwapen was aangetroffen, hebben de verbalisanten hun vuurwapen ter hand genomen en gericht op de drie verdachten, waarna zij zijn aangehouden.
De door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in hun proces-verbaal beschreven gang van zaken wordt grotendeels bevestigd in de processen-verbaal van de later aangekomen verbalisanten [verbalisant 4] (pagina 60 e.v.) en [verbalisant 3] (pagina 62 e.v.).
[verbalisant 4] heeft gerelateerd dat hij [verbalisant 3] hoorde zeggen dat de verdachten hun zakken moesten leegmaken op het dak van de dienstauto. [verbalisant 3] gaf vervolgens aan, aldus [verbalisant 4] , dat hij twee personen (het hof begrijpt: [verdachte] en [A.Y.] ) herkende, die beiden antecedenten wat betreft overtreding van de Opiumwet hadden. [verbalisant 3] vroeg [verbalisant 4] om de drie verdachten op grond van de Opiumwet te fouilleren. Dit is gebeurd. Vervolgens kwamen (het hof begrijpt:) [verbalisant 1] en [verbalisant 2] aanlopen, waarna een verbalisant de drie personen vroeg om de autosleutel van de Toyota, waarmee hij na afgifte daarvan naar het voertuig liep. Later hoorde [verbalisant 4] [M.T.] zachtjes tegen de verdachte praten in een voor hem onverstaanbare taal. Hij zag dat [M.T.] angstig in de richting van de verdachte keek, die boos terug keek.
[verbalisant 3] heeft in zijn proces-verbaal gerelateerd dat hij [A.Y.] en [verdachte] herkende en dat hij wist dat de verdachte meerdere malen voorkwam in het politiesysteem ter zake van overtreding van de Opiumwet. Gezien de overdracht van de tas (die door zijn collega’s was waargenomen), het feit dat (door die collega’s) was gezien dat er iets onder de bijrijdersstoel was gelegd en gezien de antecedenten van de verdachte in het kader van de Opiumwet kreeg hij het vermoeden dat mogelijk verdovende middelen waren overgedragen en in de Toyota waren gelegd. Daarop vroeg hij, op grond van de Opiumwet, de drie verdachten bij het politievoertuig te gaan staan en de inhoud van de zakken op het voertuig te leggen. Inmiddels waren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bij hen komen staan en vroeg (het hof begrijpt:) [verbalisant 1] de autosleutel van de Toyota. Daarop heeft [verbalisant 1] met de door (het hof begrijpt:) [M.T.] gegeven sleutel een onderzoek ingesteld in de auto. [verbalisant 3] zag dat (het hof begrijpt:) [verbalisant 1] onder de bijrijdersstoel keek, en zag dat deze collega kwam teruglopen. Hij hoorde hem zeggen dat hij een vuurwapen had gezien in het voertuig.
Uit het voorgaande volgt dat, gelet op
de gedragingen van de verdachte en [M.T.] , waaronder het overbrengen van een tas en een donker voorwerp van de Volkswagen Golf naar de Toyota
de op dat moment bekende antecedenten van [verdachte]
het feit dat de auto op naam stond van een persoon met antecedenten op het gebied van onder meer de Opiumwet,
een redelijk vermoeden van schuld aan in ieder geval overtreding van de Opiumwet ten aanzien van in ieder geval [M.T.] en de verdachte kon ontstaan.
Ten aanzien van het verweer dat de doorzoeking van de auto onrechtmatig zou zijn nu deze zonder toestemming van [M.T.] heeft plaatsgevonden en de verbalisant zich niet heeft beperkt tot zoekend rondkijken overweegt het hof dat voor een geslaagd beroep op artikel 359a Wetboek van Strafvordering is vereist dat sprake is van een schending van een norm die strekt tot bescherming van een belang van de verdachte en dat ook daadwerkelijk sprake is van een schending van die norm jegens de verdachte. Aangezien het in de onderhavige zaak niet de auto van de verdachte betreft, maar de auto in gebruik bij [M.T.] , is reeds daarom aan het voornoemde Schutznormvereiste niet voldaan, zodat het verweer reeds daarom wordt verworpen.
Ten overvloede overweegt het hof als volgt.
Het hof heeft, anders dan de raadsman heeft bepleit, geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen verbaal, in het bijzonder het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , waarin is gerelateerd omtrent de toestemming van de medeverdachte [M.T.] tot onderzoek in de auto, de vondst van het wapen en de plaats waar dit wapen is aangetroffen. Het enkele feit dat [M.T.] zou stellen geen toestemming gegeven te hebben maakt dit niet anders. Het hof gaat er dan ook vanuit dat het wapen bij het zoekend rondkijken in de auto door de verbalisant [verbalisant 1] is opgemerkt zonder dat daartoe nadere handelingen als het opentrekken van een lade noodzakelijk waren. Het hof gaat er gelet op het voorgaande ook van uit dat [M.T.] vrijwillig de sleutel van de Toyota heeft afgegeven, en zodoende toestemming heeft gegeven voor een onderzoek in de auto, zodat het daaropvolgend onderzoek in de auto rechtmatig is geweest. Daarbij merkt het hof op dat, zelfs als toestemming van [M.T.] had ontbroken, de verbalisanten, gelet op de in de hiervoor genoemde processen verbaal beschreven omstandigheden, op grond van artikel 9 lid 1 onder a van de Opiumwet bevoegd waren geweest een onderzoek in de auto in te stellen. Nu uit het proces-verbaal van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] niet kan blijken dat een verdergaand onderzoek dan een onderzoek door middel van zoekend rondkijken heeft plaatsgevonden, was ook in dat geval het onderzoek rechtmatig geweest.
De raadsman heeft ten aanzien van het OVC-gesprek van (het hof begrijpt) 19 juni 2015 aangevoerd dat dit gesprek niet voor het bewijs mag worden gebezigd nu de stemherkenning van de verbalisanten onbetrouwbaar is. Nu hetgeen hij in dit verband heeft aangevoerd onvoldoende is om die conclusie te kunnen trekken en het hof ook overigens geen aanwijzingen ziet dat hier sprake is van een onjuiste stemherkenning, wordt het verweer verworpen.
De stelling van de raadsman dat een veroordeling wegens overtreding van de Wet wapens en munitie ter zake van het bezit van een vuurwapen eerst kan volgen indien uit een proefschiettest blijkt dat het betreffende wapen ook functioneert, vindt geen steun in het recht.
De verweren van de raadsman worden verworpen.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft verzocht om de getuige [M.T.] te horen, indien het hof het verweer verwerpt dat zonder toestemming van [M.T.] de auto is doorzocht.
De advocaat generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het voorwaardelijk verzoek dient te worden afgewezen.
Nu het hof het door de raadsman bedoelde verweer hiervoor verworpen heeft, is de voorwaarde vervuld en dient een beslissing op het verzoek te worden genomen.
Het hof neemt in aanmerking de onderbouwing van het verzoek die betrekking heeft op de weergave van hetgeen ter opsporing is verricht en ondervonden en op een waardering van hetgeen is gerelateerd door de verbalisanten. Het hof heeft in het voorgaande vastgesteld dat de gang van zaken rondom de aanhouding van de verdachte en het onderzoek in de auto van [M.T.] op toereikende en begrijpelijke wijze is gerelateerd. Het acht zich daarover voldoende voorgelicht. Voorts heeft het hof een waardering gegeven van die gang van zaken in antwoord op een gevoerd verweer. Derhalve is de slotsom dat de noodzaak van het verzochte niet is gebleken, en dat het verzoek wordt afgewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1, 4, 5, 6 en 7 en in zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A (met parketnummer 13-997045-15):onder 1:
hij in de periode van 1 december 2014 tot en met 15 juli 2015 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf van opzettelijk en met voorbedachten rade een of meer personen van het leven beroven, als omschreven in artikel 289 Wetboek van Strafrecht, opzettelijk voorwerpen en vervoermiddelen, te weten
  • een gestolen auto, Audi S5 voorzien van valse of vervalste kentekenplaten en
  • een gestolen auto, Audi RS6 voorzien van valse of vervalste kentekenplaten, met in die auto petflessen, gevuld met benzine, en
  • automatische vuurwapens en
  • handvuurwapens en
  • patroonhouders
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
onder 4:
hij in de periode van 7 december 2014 tot en met 15 juli 2015 te Maurik, tezamen en in vereniging met anderen, personenauto's, te weten
  • een Audi S5 (met oorspronkelijk [kenteken] ) en
  • een Audi RS6 (met oorspronkelijk [kenteken] ),
voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die auto's wist, dat het door diefstal, verkregen goederen betrof;
onder 5:
hij in de periode van 1 maart 2015 tot en met 15 juli 2015 te Nieuwegein in gehuurde opslagruimten aan de [adres] , tezamen en in vereniging met anderen,
wapens van categorie I van de Wet wapens en munitie, te weten
- 12 geluidsdempers, en
- 4 geluidsdempers
en
wapens van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten
- 6 automatische geweren, merk/type Cz Vz58, kaliber 7.62x39mm, en
- 9 automatische geweren, merk/type Zastava M70AB2, kaliber 7.62x39mm, en
- 2 automatische geweren, merk/type Zastava M70B1, kaliber 7.62x39, en
- 1 automatisch geweer, merk/type MPi/AK-74N, kaliber 5.45x39mm, en
- 1 automatisch geweer, merk/type AIM/PM63, kaliber 7.62x39mm, en
- 1 machinepistool, merk/type Agram 2000, kaliber 9mm nato, en
- 2 machinepistolen, merk/type IMI Uzi, kaliber 9x19mm, en
- 1 machinepistool, merk/type Ag Strojnica Ero, kaliber 9x19mm, en
- 3 machinepistolen, merk/type Cz VZ61, kaliber 7.65 browning, en
- 4 machinepistolen, merk/type R9-Arms, kaliber 9x19mm, en
- 1 machinepistool, merk/type Cz Vz61, kaliber 7.65 browning, en
- 2 machinepistolen, merk/type Cz Vz61, kaliber 7.65, en
- 1 machinepistool, merk/type Imi Micro Uzi, kaliber 9mm para, en
- 1 elektrisch slagpijpje, en
- 1 automatisch geweer, merk/type Orbis, MGV 176, kaliber .22lr, en
- 1 machinepistool, merk/type Cobray Ingram M11, kaliber 9x17mm, en
- 1 machinepistool, merk/type Agram 2000, kaliber 9mm nato, en
- 1 ( intacte) scherfhandgranaat, type M50 (met bijpassende P3-ontsteekinrichting), en
- 5 ( intacte) scherfhandgranaten, type M75 (met bijpassende P3-ontsteekinrichting), en
- 1 ( intacte) scherfhandgranaat, type M91 (met bijpassende P3-ontsteekinrichting), en
- 2 scherfhandgranaten, type M52 (met bijpassende P3-ontsteekinrichting),
en
wapens van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 9 pistolen, merk/type Glock 17, kaliber 9x19mm, en
- 3 pistolen, merk/type Glock 19, kaliber 9x19mm, en
- 13 pistolen, merk/type Glock 21, kaliber .45 acp, en
- 1 pistool, merk/type Glock 26, kaliber 9x19mm, en
- 1 pistool, merk/type Cz 75d, kaliber 9x19mm, en
- 2 pistolen, merk/type CZ 75, kaliber 9x19, en
- 1 pistool, merk/type CZ 75P-01, kaliber 9x19mm, en
- 1 pistool, merk/type Heckler & Koch Usp, kaliber 9x19mm, en
- 1 pistool, merk/type Fn Browning, kaliber 9mm para, en
- 1 pistool merk/type FN Browning Baby, kaliber 6,35, en
- 4 pistolen, merk/type Dynamic Grand Powerk100, kaliber 9mm luger, en
- 2 pistolen, merk/type Star Firestar, kaliber 9x19mm, en
- 1 pistool, merk/type Astra A80 Para, kaliber 9mm, en
- 1 pistool, merk/type Feg p9r, kaliber 9mm, en
- 1 pistool, merk/type Norinco 1911 A1.45 Aut , kaliber .45, en
- 1 revolver, merk/type Smith & Wesson Model 36, kaliber .38 special, en
- 5 revolvers, merk/type Nagant M1895, kaliber 7.62mm Nagant, en
- 1 revolver, merk/type Colt Python .357, kaliber .357, en
- 1 revolver, merk/type Velodog 5.5 Mm, kaliber 5.5mm, en
- 3 patroonmagazijnen, merk onbekend, kaliber 7.62x39mm, en
- 7 patroonmagazijnen, merk onbekend, kaliber 7.65 Browning, en
- 7 patroonmagazijnen, merk Glock, kaliber .45acp, en
- 4 patroonmagazijnen, merk Glock, kaliber 9x19mm, en
- 1 patroonmagazijn, merk Agram, kaliber 9x19mm, en
- 1 patroonmagazijn, merk Cz, kaliber 7.62x39mm, en
- 1 patroonmagazijn, merk onbekend, kaliber 5.54x39mm, en
- 5 patroonmagazijnen, merk Glock, kaliber .45, en
- 1 pistool, merk/type Kral Mini 6,35mm, kaliber 8mm knal, en
- 1 pistool, merk/type Imi Jericho 941f, kaliber .41AE, en
- 3 patroonmagazijnen, merk Beretta, kaliber 9x19mm, en
- 1 patroonmagazijnen, merk Sfinx, kaliber 9x19mm, en
- 3 patroonmagazijnen, merk onbekend, kaliber 9x19mm,
en
munitie van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 750 kogelpatronen, kaliber 7.62x39 mm
en
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 318 kogelpatronen, kaliber .45 Auto, en
- 754 kogelpatronen, kaliber 9mm luger, en
- 50 kogelpatronen, kaliber .32 S&W L, en
- 830 kogelpatronen, kaliber 7.65 br., en
- 239 kogelpatronen, kaliber 9x19mm, en
- 50 kogelpatronen, kaliber .40 S&W, en
- 89 kogelpatronen, kaliber 5.56x45mm, en
- 26 kogelpatronen, kaliber .38 Special, en
- 348 kogelpatronen, kaliber .45 acp, en
- 3 kogelpatronen, kaliber .357 Magnum, en
- 43 kogelpatronen, kaliber 7.62 Nagant, en
- 60 kogelpatronen, kaliber .45 acp/.45 Auto, en
- 12 kogelpatronen, kaliber 5.5mm, en
- 274 kogelpatronen, kaliber .22Lr, en
- 19 kogelpatronen, kaliber .357 Magnum, en
- 48 kogelpatronen, kaliber 9x19 mm, en
- 19 kogelpatronen, kaliber 9mm Luger, en
- 25 kogelpatronen, kaliber 9x17mm, en
- 2 kogelpatronen, kaliber 8mm,
voorhanden heeft gehad;
onder 6:hij in de periode van 1 november 2014 tot en met 15 juli 2015 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit hem, verdachte, en [L.B.] en W.M. [W.E.] en [A.Y.] en [J.W.] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- ter voorbereiding van moord,
opzettelijk voorwerpen en vervoermiddelen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden hebben;
onder 7:hij in de periode van 1 juli 2015 tot en met 15 juli 2015 te Utrecht, zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen, immers heeft hij 70 telefoontoestellen van het merk BlackBerry, type 9720 en 20 telefoontoestellen van het merk BlackBerry, type 9790 en 59 simkaarten van T-mobile en 30 simkaarten van O2 voorhanden gehad, terwijl hij wist, dat deze voorwerpen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren;
Zaak B (met parketnummer 13-997071-16 (gevoegd)):
hij op 1 november 2014 te Nieuwegein, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk: Glock, model 19, kaliber 9x19mm) en munitie van categorie III, te weten een scherpe volmantelpatroon (merk: Sellier&Bellot, kaliber 9mm) en 12 scherpe deelmantelpatronen (merk: CBC, kaliber 9mm Luger) voorhanden heeft gehad.
Hetgeen in zaak A onder 1, 4, 5, 6 en 7 en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 1, 4, 5, 6 en 7 en in zaak B bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van voorbereiding van het plegen van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten overtreding van artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Het in zaak A onder 4 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd.
Het in zaak A onder 5 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het in zaak A onder 6 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het in zaak A onder 7 bewezen verklaarde levert op:
witwassen.
Het in zaak B bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A onder 1, 4, 5, 6 en 7 en in zaak B bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte vrijgesproken voor het in zaak A onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde en heeft hem voor het in zaak A onder 4, 5, 6 en 7 en in zaak B bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van voorarrest. Tevens zijn beslissingen genomen omtrent de in beslag genomen voorwerpen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 3 en partieel (overeenkomstig de beslissingen van de rechtbank) voor het onder 5 tenlastegelegde wordt vrijgesproken, en dat hij voor het in zaak A onder 1, 2, 4, 5, 6 en 7 en het in zaak B tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft hij gevorderd dat het hof de beslissingen van de rechtbank met betrekking tot het beslag zal overnemen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is samen met anderen intensief betrokken geweest bij voorbereidingshandelingen voor moord. Deze handelingen hebben bestaan in het voorhanden hebben van een grote voorraad vuurwapens en twee snelle auto’s. Het gronddelict, moord, behoort tot de meest ernstige feiten die in onze strafwetgeving strafbaar zijn gesteld. Bovendien blijkt uit de bewijsmiddelen dat de betrokkenheid van de verdachte zich heeft uitgestrekt over een periode van enige duur en dat zijn betrokkenheid in die periode op verschillende momenten gestalte heeft gekregen. Gedurende de periode dat de verdachte en zijn medeverdachten zich bezig hielden met de voorbereidende activiteiten was voortdurend hun gezamenlijke sterke oriëntatie, gericht op het gemeenschappelijk doel, aanwezig. Die gedeelde oriëntatie en de beschikbaarheid van de auto’s en de wapens blijken in het bijzonder uit de voor het bewijs gebezigde OVC-gesprekken.
In het kader van de bewijslevering heeft het hof de gezamenlijke activiteiten en de collectieve gerichtheid van de verdachte en zijn medeverdachten reeds uitgebreid besproken. Er werden personen gemonitord door hen te filmen en te volgen, er werden wapens verplaatst, wapens werden getest en bakens werden aangekocht en geplaatst. Daarnaast werden gestolen auto’s voorzien van gestolen of valse kentekenplaten en werden deze auto’s rijklaar en sporenvrij gemaakt. Met behulp van onder meer PGP-toestellen werd het contact onderhouden. De verdachte en zijn medeverdachten hadden de beschikking over een groot arsenaal aan wapens, waaronder automatische aanvalswapens. Het hof leidt hieruit af dat sprake was van doelbewuste en goed afgestemde voorbereidingshandelingen. De onontkoombare conclusie is dat de verdachten gedurende een langere tijd met grote regelmaat in het kader van hun criminele plannen actief waren, tot in de nachtelijke uren aan toe. Het hof laat bij de waardering van de strafwaardigheid van de voorbereiding in het midden hoe de keten van deze gedragingen zich precies verhoudt tot de beoogde moord of moorden. Ook kan in het midden blijven of de verdachte en zijn medeverdachten ook zelf feitelijk liquidaties wilden uitvoeren. Feit is dat zij de gevolgen van hun gestructureerde en doelgerichte activiteiten – zo blijkt uit de gesprekken – voor lief namen.
Naast de feitelijke voorbereidingshandelingen tot moord, heeft de verdachte deelgenomen aan een organisatie die het oogmerk had het plegen van voorbereidingshandelingen tot moord. Het deelnemen aan een criminele organisatie is een delict dat de openbare orde raakt. Deze organisatie was duurzaam en goed georganiseerd zoals blijkt uit de aangetroffen administratie. Uit deze administratie blijken zeer uiteenlopende activiteiten en transacties van de organisatie die alle nauwkeurig werden bijgehouden. De ernst van het oogmerk (voorbereiding tot moord), het bedrijfsmatige en professionele karakter van de werkzaamheden en de hoge mate van activiteit van de organisatie, betekenen dat deze organisatie tot een grote mate van ontwrichting voor de samenleving en de maatschappelijke veiligheid leidt.
Daarnaast heeft de verdachte samen met anderen in Nieuwegein een enorme hoeveelheid wapens voorhanden gehad, waaronder tientallen automatische aanvalswapens, pistolen, revolvers en duizenden patronen, waaronder pantser doorborende. Ook zijn er geluiddempers, laserrichtmiddelen en scherfgranaten aangetroffen. Een dergelijke wapenvoorraad kan in het bijzonder gelet op de aanwezigheid van geluiddempers en laserrichtmiddelen naar algemene ervaringsregels in verband worden gebracht met de uitvoering van levensdelicten.
Ook hebben de verdachte en zijn medeverdachten twee gestolen Audi’s, een RS6 en een S5, geheeld. De verdachte en zijn medeverdachten zijn in wisselende samenstelling aanwezig geweest bij de garageboxen waar deze auto’s waren gestald. Daarbij zijn werkzaamheden verricht die kennelijk waren gericht op het rijklaar maken, respectievelijk houden en “sporenvrij” maken, van deze auto’s.
Tegenover al het voorgaande, dat noopt tot oplegging van een gevangenisstraf van zeer lange duur, heeft de verdachte niets gesteld dat van enige betekenis kan zijn in zijn voordeel. De verdachte heeft op geen enkele wijze inzicht gegeven in de omstandigheden waaronder hij tot het plegen van de bewezenverklaarde feiten is gekomen. Leedtoevoeging als strafrechtelijke reactie op de door de verdachte gepleegde feiten is gezien al het voorgaande een belangrijk doel van de straf die het hof zal opleggen. Het hof kan en wil de ogen niet sluiten voor het vuurwapengeweld waarmee de samenleving wordt geconfronteerd. Op de bewezenverklaarde feiten dient een stevige reactie van de strafrechter te volgen. Het hof beoogt hiermee duidelijk te maken dat bij feiten als deze als uitgangspunt heeft te gelden dat de strafrechtspleging bijdraagt aan de algemene preventie van strafbare feiten en in dat verband een afschrikkende werking dient te hebben.
Bij de bepaling van het toepasselijk strafmaximum gaat het hof ervan uit dat het in zaak A onder 5 bewezenverklaarde medeplegen van het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie in een verhouding van eendaadse samenloop staat tot het in zaak A onder 1 bewezen verklaarde medeplegen van voorbereidingshandelingen tot moord. Het beschermde rechtsbelang bij de overige bewezen verklaarde feiten, verschilt hiervan zodanig dat het hof hier meerdaadse samenloop aanneemt.
Het hof acht voor dit samenstel aan feiten als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van dertien jaren passend en geboden.
In aanvulling daarop wordt het volgende overwogen.
De verdachte heeft op 1 november 2014 een pistool, merk Glock voorzien van scherpe volmantelpatronen en deelmantelpatronen op de openbare weg voorhanden gehad. Tegen de achtergrond van de door hem medegepleegde voorbereidingshandelingen tot moord en het medeplegen van het voorhanden hebben van het wapenarsenaal in Nieuwegein, stelt het aantreffen van de Glock, dat overigens een opvolgend serienummer heeft ten opzichte van een wapen, aangetroffen op 15 juli 2015 in de Opslagman in Nieuwegein, bepaald niet gerust. Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen door het voorhanden hebben van 90 telefoontoestellen van het merk BlackBerry en in totaal 89 simkaarten die een waarde vertegenwoordigen van zo’n € 100.000. Het voorhanden hebben van voorwerpen die middellijk of onmiddellijk van misdrijf afkomstig zijn vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Ook deze feiten leggen gewicht in de schaal.
Het hof heeft acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 december 2018. Hieruit blijkt weliswaar dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest maar nu dit contacten zijn van langer geleden, weegt het hof dit niet in het nadeel van de verdachte mee.
Dit resulteert erin dat het hof overweegt een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 14 jaren.
Overschrijding redelijke termijn
Vanaf het moment dat de verdachte is aangehouden op 15 juli 2015 verblijft hij in voorlopige hechtenis. Dat betekent dat de maatstaf voor de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn zestien maanden per feitelijke instantie bedraagt. Het vonnis in eerste aanleg is op 28 november 2016 gewezen. In eerste aanleg was er derhalve sprake van een zeer geringe overschrijding van de redelijke termijn. In hoger beroep stelt het hof vast dat de redelijke termijn is overschreden met bijna twaalf maanden. Het hof ziet hierin aanleiding een strafvermindering toe te passen voor de duur van zes maanden.
Media-aandacht
Het lijdt geen twijfel dat de media-aandacht voor de onderhavige strafzaak en in die zin ook voor de verdachte aanzienlijk en meer dan gemiddeld is geweest. Het hof wil aannemen dat de verdachte deze aandacht als zwaar en belastend heeft ervaren en dat dit mogelijk nadelige consequenties voor zijn toekomst zal kunnen hebben. De verdachte heeft door het plegen van de bewezenverklaarde feiten deze aandacht echter over zich zelf afgeroepen. Allereerst door de gedragingen met betrekking tot de auto’s en vooral het enorme wapenarsenaal, maar ook door de vele andere uit zijn gedrag (onder meer het gebruik van peilbakens en het monitoren van personen) voortkomende verdenkingen van zeer ernstige feiten die zijn ontstaan. Het hof ziet geen reden deze media-aandacht in strafmatigende zin mee te wegen.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen voorwerpen, genoemd onder de nummers 2 t/m 7, 9 en 10, betreffen voorwerpen met behulp waarvan de bewezenverklaarde feiten 1, 5 en 6 zijn begaan of voorbereid. Deze voorwerpen behoren de verdachte toe en worden derhalve verbeurdverklaard.
Verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis
Namens de verdachte is verzocht tot opheffing van het bevel voorlopige hechtenis. Het hof overweegt dat de ernstige bezwaren en gronden die hebben geleid tot dit bevel nog steeds aanwezig zijn, zoals blijkt uit het arrest dat heden wordt gewezen. Van een situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv is geen sprake. Het verzoek wordt afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen gegrond op de artikelen 33, 33a, 46, 47, 55, 57, 140, 289, 416 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak A (met parketnummer 13-997045-15) onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A (met parketnummer
13-997045-15) onder 1, 4, 5, 6 en 7 en in zaak B (met parketnummer 13-997071-16) tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A (met parketnummer 13-997045-15) onder 1, 4, 5, 6 en 7 en in zaak B (met parketnummer 13-997071-16) bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
13 (dertien) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • een Weipin kluis, kleur grijs (2)
  • een Weipin kluis kleur grijs (3)
  • en jerrycan (4)
  • een jerryan (5)
  • een jerrycan (6)
  • een zaktelefoon, Blackberry GSM (7)
  • een jerrycan (9)
  • een onderdeel van een jerrycan, de schenktuit (10).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een zaktelefoon, Blackberry GSM box type 7920 (8).
Wijst af het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.M. Steinhaus, mr. E. Mijnsberge en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 maart 2019.