De moeder heeft derhalve ook na de gezagsbeëindiging het recht op een contactregeling voor zover het belang van [de minderjarige] zich daartegen niet verzet. [de minderjarige] is thans zes jaar oud en verblijft sinds circa viereneenhalf jaar in haar pleeggezin. De eerste drie jaar van haar uithuisplaatsing zag zij de moeder (samen met de vader) een uur per twee weken. In mei 2017 is de duur van de omgang met de moeder teruggebracht tot twintig minuten per twee weken, naar het hof begrijpt omdat de moeder en de vader te kennen hadden gegeven ieder een eigen bezoek aan [de minderjarige] te willen brengen. Kort nadat het gezag van de moeder bij beschikking van 12 juni 2017 was beëindigd, is de omgangsregeling door de GI nog verder teruggebracht, tot een uur per acht weken.
Voor een beperking van de omgang is concrete, objectieve informatie vereist op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat een hogere frequentie van de omgang ernstig nadelig is voor het kind. Het hof acht zich onvoldoende voorgelicht om te kunnen beoordelen of daarvan in het onderhavige geval sprake is.
De verdere beperking van de omgang tussen de moeder en [de minderjarige] is naar het zich laat aanzien vooral gelegen in de omstandigheid dat het gezag van de moeder over [de minderjarige] is beëindigd. Dat de beperking nodig was in het belang van [de minderjarige] is niet op grond van voldoende objectieve omstandigheden aannemelijk geworden. Ook beschikt het hof niet over informatie waaruit blijkt dat de hechting van [de minderjarige] aan haar pleegouders in gevaar komt in geval van een minder ingrijpende beperking van de omgang. De stelling van de GI dat bij een beëindiging van het gezag een beperktere omgangsregeling passend is, acht het hof onvoldoende concreet op dit geval toegespitst, mede bezien in het licht van het op zichzelf juiste standpunt van de moeder dat niet iedere gezagsbeëindiging tot een beperking van het contact aanleiding hoeft te geven. Ook de enkele verwijzing van de GI naar de CHOP-list volstaat niet, aangezien daarin van algemene richtlijnen wordt uitgegaan.
Voorts heeft de moeder terecht naar voren gebracht dat niet is onderzocht of een verhoging van de contactfrequentie de door de GI beschreven onrust bij [de minderjarige] na de omgang wegneemt en ook is niet met concrete, objectieve informatie onderbouwd dat [de minderjarige] een langere periode nodig heeft om bij te kunnen komen van de invloed op haar van de bezoeken van de moeder.
Voorts heeft de GI naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd dat en om welke redenen een omgangsregeling van een hogere frequentie - van bijvoorbeeld eens per vier, vijf of zes weken - ernstig nadelig zou zijn voor [de minderjarige] . Daarbij neemt het hof in aanmerking dat uit de verslagen van de omgangsregeling blijkt dat de omgang over het algemeen goed verloopt. Weliswaar heeft de GI ter zitting in hoger beroep concrete voorbeelden gegeven waaruit blijkt dat de moeder niet altijd even goed aansluit bij de behoeftes van [de minderjarige] (bijvoorbeeld wanneer zij [de minderjarige] foto’s laat zien van een prinsessenbed bij haar thuis, terwijl [de minderjarige] niet bij de moeder thuis komt), maar uit voornoemde verslagen blijkt dit niet.
Gezien het voorgaande acht het hof zich thans onvoldoende voorgelicht om op het primaire verzoek van de moeder tot vaststelling van een (uitgebreidere) omgangsregeling te beslissen en zal het, overeenkomstig het subsidiaire verzoek van de moeder, de raad verzoeken onderzoek te verrichten naar de vraag of er een vorm en inhoud van de omgangsregeling tussen de moeder en [de minderjarige] mogelijk is die uitgebreider is dan de huidige regeling van één uur per acht weken en die tevens in het belang van [de minderjarige] is. Indien de raad concludeert dat die uitbreiding niet mogelijk is, verzoekt het hof de raad tevens de vraag te beantwoorden waarin het ernstige nadeel voor [de minderjarige] bij een uitgebreidere contactregeling is gelegen.
In afwachting van het rapport met advies van de raad zal het hof de behandeling van de zaak voor zover deze op de (uitbreiding van) de contactregeling ziet, aanhouden.