In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding tussen een huurder, aangeduid als [appellante], en de verhuurder, A&S&F Vastgoed Beheer B.V. De huurder is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter dat haar vorderingen tot betaling van verhuiskosten en andere claims heeft afgewezen. De huurder stelde dat de verhuurder de huurovereenkomst had opgezegd wegens dringend eigen gebruik in verband met renovatie, en dat zij recht had op een verhuiskostenvergoeding op basis van artikel 7:275 BW. De verhuurder betwistte echter dat de huurovereenkomst rechtsgeldig was opgezegd en voerde aan dat de huurder huurachterstand had.
De kantonrechter had in zijn vonnis geoordeeld dat niet voldoende was aangetoond dat de huurovereenkomst was beëindigd wegens dringend eigen gebruik, en dat er geen aanleiding was voor het horen van getuigen in kort geding. De huurder heeft in hoger beroep vier grieven ingediend, terwijl de verhuurder in incidenteel appel een grief heeft ingediend met betrekking tot huurachterstand en bijkomende kosten.
Het hof heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de huurder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de verhuurder de huurovereenkomst had opgezegd wegens dringend eigen gebruik. De WhatsApp-gesprekken tussen de huurder en de verhuurder wezen erop dat de huurder de verhuurder probeerde te bewegen om de huur op te zeggen om een urgentieverklaring te verkrijgen. Het hof heeft de grieven van de huurder verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij de huurder werd veroordeeld in de kosten van het geding in principaal appel en de verhuurder in de kosten van het incidenteel appel.