ECLI:NL:GHAMS:2018:986

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2018
Publicatiedatum
26 maart 2018
Zaaknummer
23/003923-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van een voorwaardelijke jeugddetentie met meldplicht na hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een verdachte, geboren in 2000, die momenteel verblijft bij Transferium Jeugdzorg. De kinderrechter had eerder een vonnis uitgesproken op 2 november 2017, waartegen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 maart 2018 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een voorwaardelijke jeugddetentie van twee weken met een proeftijd van twee jaar heeft geëist, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich moet houden aan de meldplicht bij de Jeugd- en Gezinsbeschermers.

Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter bevestigd, maar heeft de strafmotivering aangevuld. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, waarin werd geadviseerd om een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. De Raad heeft aangegeven dat de verdachte weliswaar gemotiveerd lijkt, maar dat hij moeite heeft om zich aan afspraken te houden. Dit heeft geleid tot de conclusie dat een voorwaardelijke jeugddetentie noodzakelijk is, gezien de ernstige zorgen over de verdachte.

Het hof heeft geen aanleiding gezien om de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde werkstraf in zijn geheel toe te wijzen, noch om de dadelijke uitvoerbaarheid van de meldplicht te bepalen. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de verdachte, met het oog op zijn ontwikkeling en de noodzaak van begeleiding.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003923-17
datum uitspraak: 22 maart 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 november 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 15-174780-17 en 15-750076-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
thans verblijvend bij Transferium Jeugdzorg, adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 maart 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarde dat hij zich moet houden aan de meldplicht bij de Jeugd- en Gezinsbeschermers en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan alsmede toewijzing van de volledige vordering tenuitvoerlegging.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit daarom bevestigen met dien verstande dat het hof de strafmotivering aanvult.

Aanvullende strafmotivering

Het hof heeft mede acht geslagen op het over de verdachte opgemaakte rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 26 oktober 2017, alsmede op hetgeen in aanvulling hierop door de vertegenwoordiger van de Raad, de vertegenwoordiger van de Jeugd- & Gezinsbeschermers Alkmaar en de verdachte zelf ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht. De Raad heeft geadviseerd een geheel voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarde de meldplicht bij de jeugdreclassering op te leggen. De Raad heeft er daarbij op gewezen dat de verdachte weliswaar steeds in alle oprechtheid zegt gemotiveerd te zijn om een positieve wending aan zijn leven te geven, maar dat het hem telkens maar korte tijd lukt om zich aan gemaakte afspraken te houden, zodat een zogenaamde “stok achter de deur” van belang blijft. Hij heeft zich onlangs wederom onttrokken aan zijn verblijf bij Transferium. Een eerder opgelegde taakstraf is inmiddels door de coördinator taakstraffen teruggemeld, omdat de verdachte, ondanks vele kansen, een substantieel aantal uren niet heeft gewerkt. De eerder verleende civiele machtiging tot gesloten uithuisplaatsing is onlangs verlengd, waarbij de inzet blijft dat de verdachte de hulp en behandeling krijgt die hij nodig heeft bij Transferium.
Gelet op de ernstige zorgen die er nog steeds zijn en gegeven het feit dat de verdachte met een gesloten machtiging uithuisplaatsing bij Transferium verblijft, is het hof met de kinderrechter van oordeel dat een geheel voorwaardelijke jeugddetentie, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht, dient te worden opgelegd. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof geen aanleiding om, in afwijking van het vonnis van de kinderrechter, de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijke opgelegde werkstraf in zijn geheel toe te wijzen. Evenmin ziet het hof grond om de dadelijke uitvoerbaarheid van de meldplicht te bepalen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. F.G. Hijink en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 maart 2018.
[…]