ECLI:NL:GHAMS:2018:986
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van een voorwaardelijke jeugddetentie met meldplicht na hoger beroep
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een verdachte, geboren in 2000, die momenteel verblijft bij Transferium Jeugdzorg. De kinderrechter had eerder een vonnis uitgesproken op 2 november 2017, waartegen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 maart 2018 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die een voorwaardelijke jeugddetentie van twee weken met een proeftijd van twee jaar heeft geëist, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich moet houden aan de meldplicht bij de Jeugd- en Gezinsbeschermers.
Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter bevestigd, maar heeft de strafmotivering aangevuld. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, waarin werd geadviseerd om een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. De Raad heeft aangegeven dat de verdachte weliswaar gemotiveerd lijkt, maar dat hij moeite heeft om zich aan afspraken te houden. Dit heeft geleid tot de conclusie dat een voorwaardelijke jeugddetentie noodzakelijk is, gezien de ernstige zorgen over de verdachte.
Het hof heeft geen aanleiding gezien om de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde werkstraf in zijn geheel toe te wijzen, noch om de dadelijke uitvoerbaarheid van de meldplicht te bepalen. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de verdachte, met het oog op zijn ontwikkeling en de noodzaak van begeleiding.