ECLI:NL:GHAMS:2018:973

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2018
Publicatiedatum
22 maart 2018
Zaaknummer
23-002-058-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in Amsterdam met een gevangenisstraf van 3 maanden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1985, was aangeklaagd voor diefstal met geweld, gepleegd op 9 mei 2016 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van een rugzak, een portemonnee en een geldbedrag van 315 euro, toebehorende aan het slachtoffer, waarbij geweld werd gebruikt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de aangeefster met kracht bij de arm heeft vastgepakt, haar heeft geknepen en met gebalde vuist tegen de kaak heeft geslagen. De verdachte heeft tijdens de aanhouding een geldbedrag van 320 euro bij zich gehad, dat overeenkwam met het bedrag dat bij de aangeefster was weggenomen. Het hof heeft de verklaring van de aangeefster als bewijs gebruikt, ondanks de bezwaren van de verdediging over het ondervragingsrecht. Het hof oordeelde dat de verklaring van de aangeefster voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen, zoals camerabeelden en verklaringen van verbalisanten. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van voorarrest. De verdachte had eerder geweldsmisdrijven gepleegd, wat meegewogen is in de strafmaat. Het hof heeft tevens bepaald dat het in beslag genomen geldbedrag van 315 euro moet worden teruggegeven aan het slachtoffer.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002058-16
datum uitspraak: 22 maart 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 mei 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-684236-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 maart 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 mei 2016 te Amsterdam, althans in Nederland (op of aan de openbare weg, de Nieuwmarkt), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een rugzak en/of een portemonnee en/of een geldbedrag (van 315 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] (met kracht) (bij de arm) heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en/of (met kracht) in de arm van voornoemde [slachtoffer] heeft geknepen en/of aan de haren van voornoemde [slachtoffer] heeft gerukt en/of getrokken en/of voornoemde [slachtoffer] (met gebalde vuist) tegen de kaak, althans tegen het gezicht heeft gestompt, althans geslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt.

Bespreking bewijsverweer

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit en daartoe onder verwijzing naar het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 10 juli 2012 (Vidgen tegen Nederland, app 29363/06) het volgende aangevoerd. De verklaring van aangeefster [slachtoffer] mag niet voor het bewijs gebezigd worden, omdat de verdediging geen adequate en behoorlijke gelegenheid heeft gehad om haar te kunnen ondervragen, terwijl die verklaring doorslaggevend is voor het bewijs van het tenlastegelegde.
Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
De verdediging heeft het hof verzocht de aangeefster te horen als getuige ter terechtzitting. Het hof heeft dit verzoek op 21 oktober 2016 toegewezen en na het niet-verschijnen van de getuige ter terechtzitting van 30 november 2016 te dien einde de zaak verwezen naar de raadsheer-commissaris. Blijkens zijn proces-verbaal van bevindingen van 10 november 2017 is de raadsheer-commissaris tot de conclusie gekomen dat het onaannemelijk is dat de aangeefster binnen aanvaardbare termijn als getuige kan worden gehoord. Dientengevolge is de verdediging niet in de gelegenheid geweest aan deze getuige vragen te stellen.
De gevallen waarin het EHRM heeft uitgemaakt dat de vruchten van een in het opsporingsonderzoek afgelegde verklaring van het bewijs dienen te worden uitgesloten, omdat de verdediging niet in enig stadium van het geding in de gelegenheid is geweest haar ondervragingsrecht uit te oefenen betreffen zaken waarin een bewezenverklaring alleen of in beslissende mate (“
solely or to a decisive degree”) berust op die verklaring. Van een dergelijk geval is in de onderhavige zaak geen sprake nu de verklaring van de aangeefster in belangrijke mate steun vindt in andere bewijsmiddelen.
De verdachte heeft verklaard dat hij de portemonnee van de aangeefster heeft gepakt. Dat hij dit zou hebben gedaan omdat hij zijn portemonnee bij de aangeefster zou zijn vergeten is niet aannemelijk geworden, daargelaten of daaruit zou kunnen volgen dat hij geen oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van de portemonnee van de aangeefster had. Uit het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het bekijken van camerabeelden blijkt dat zich tussen de verdachte en de aangeefster een incident heeft voorgedaan, dat de verdachte wegliep met een rugzak en dat de aangeefster op een gegeven moment voor de verdachte “wegvluchtte” en naar de ter plaatse gekomen politieambtenaren rende. Deze politieambtenaren hebben vervolgens waargenomen dat de aangeefster hevig geëmotioneerd en bang was. Op het politiebureau werd gezien dat haar linkerwang gezwollen was. De verdachte is direct aangehouden waarna bij hem een geldbedrag is aangetroffen, dat overeenkomt met het geldbedrag dat bij de aangeefster is weggenomen. Daarnaast zijn in de genoemde rugzak spullen van de aangeefster aangetroffen.
Gelet op het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat van een schending van de door het EHRM in de zaak Vidgen tegen Nederland omschreven norm dan ook geen sprake is indien de verklaring van de aangeefster wordt gebruikt voor het bewijs.
Bewijsmiddelen
Het hof acht het feit wettig en overtuigend bewezen en grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat:
1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2016100379-7 van 9 mei 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 5-6).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten:
Op 9 mei 2016 bevonden wij ons op de Prins Hendrikkade te Amsterdam. Toen en daar kregen wij de melding om te gaan naar de Nieuwmarkt nabij de taxistandplaats waar een vrouw zou worden mishandeld. Ter plaatse zagen wij dat een hevig geëmotioneerde vrouw ons benaderde. Wij zagen dat de vrouw erg bang was en onze veiligheid opzocht. Wij zagen dat de vrouw naar een man wees.
Die man bleek later te zijn genaamd:
[verdachte], geboren op [geboortedag] 1985.
Wij zagen dat Assen een rugzak met weedbladmotief in zijn linkerhand vast had en een roze portemonnee in zijn rechterhand. Ik, verbalisant [verbalisant 2], heb [verdachte] staande gehouden en hoorde hem verklaren: “Ik ben bij haar binnen geweest en ik heb bij haar mijn portemonnee laten liggen. Ik, verbalisant [verbalisant 1], ben naar de vrouw gelopen. Ik zag dat ze erg bang was en ik hoorde haar verklaren: “That man hit me and he stole all my money. It was around 320 euro”.
Bij de fouillering troffen wij in de rechterjaszak van de verdachte een geldbedrag van 320 euro aan.
In de tas die de verdachte [verdachte] op straat in zijn bezit had bleken diverse damesartikelen aanwezig alsmede een uittreksel van het slachtoffer.
In de roze portemonnee die de verdachte [verdachte] op straat in zijn bezit had, bleek een paspoort van het slachtoffer te zitten.
De portemonnee, het geldbedrag van 320 euro en de rugzak zijn op politiebureau Beursstraat in beslag genomen onder de verdachte [verdachte].
2. Een proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2016100379-1 van 9 mei 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina’s 17-20).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 9 mei 2016 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer]:
Op 9 mei 2016 was ik werkzaam als prostituee achter een raam op de Oudezijds
Voorburgwal. Rond 00.30 uur kwam een man in mijn kamer. Ik kan de man als volgt omschrijven:
- negroïde
- witte jas met capuchon
- gouden tand
- ongeveer 170 cm
Ik zal hem verder NN1 noemen.
NN1 sprak op een agressieve toon tegen mij. Ik wilde hem toen niet meer als klant. Ik vroeg of hij weg wilde gaan waarop hij mijn kamer uitging. Hij heeft niets achtergelaten of neergelegd in mijn kamer. Omstreeks 3.30 uur stopte ik met werken. Ik ben naar de taxistandplaats op de Nieuwmarkt gelopen. Ineens voelde ik dat mijn rechterarm met kracht werd beetgepakt. Ik zag dat NN 1 mijn arm beetpakte. Ik voelde dat hij hard in mijn arm kneep en dat dit pijn deed. Ik heb nu een blauwe plek op mijn arm. Ik zag dat NNI agressief was en hoorde dat hij agressief tegen mij sprak. Ik kon hem niet verstaan, maar herkende dat hij Nederlands sprak. Ik voelde dat hij aan mijn haar trok en dat dit pijn deed. Ik had mijn roze portemonnee in mijn hand. In mijn portemonnee zat 315 euro. Ik voelde dat NN1 mijn portemonnee uit mijn hand pakte Ik zag dat NN1 het geld uit mijn portemonnee in zijn handen had. Ik wilde mijn geld terug en zei dat het mijn geld was. Ik probeerde mijn geld terug te pakken, op dat moment voelde ik dat NN1 een vuistslag op mijn linker kaak gaf. Ik voelde direct pijn aan de linkerkant van mijn gezicht. Ik heb nu nog steeds pijn aan mijn kaak als ik mijn mond probeer open te doen. Even later zag ik dat de politie kwam aanrijden. Ik zag dat NN1 werd aangehouden.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
3. Een geschrift, te weten een bijlage goederen met registratienummer PL1300-2016100379-1 van 9 mei 2016 (doorgenummerde pagina 20).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Goednummer : PL1300-2016100317-518329
Categorie omschrijving : Geld
Object : Euro
Bijzonderheden : 6 x 50 euro, 1 x 10 euro, 1 x 5 euro
Eigenaar : Kristin [slachtoffer]
Goednummer : PL1300-2016100317-51831
Categorie omschrijving : Portemonnee
Object : Portemonnee
Kleur : Roze
Eigenaar : Kristin [slachtoffer]
4. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2016100379-8 van 9 mei 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar R. Noordhout (doorgenummerde pagina 7).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 9 mei 2016 was ik met bureaudienst belast op het politiebureau Beursstraat te Amsterdam. Hier werd het slachtoffer van een straatroof binnen gebracht.
Het slachtoffer gaf op te zijn genaamd:
Kristin [slachtoffer] .
Ik heb de vrouw te woord gestaan. Ik zag dat zij hevig emotioneel was en aan het huilen was. Ik zag dat haar linkerwang gezwollen was.
5. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2016100379-15 van 10 mei 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina’s 13-16).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Ik heb de gevorderde beelden van de twee toezichtcamera’s van de gemeente Amsterdam bekeken.
Het betreft hier toezichtcamera Centrum Wallengebied nummer (cam) 42 (Molensteeg – Zeedijk) en nummer (cam) 47 (Nieuwmarkt – Bloedstraat).
Cam 47
Te zien is dat omstreeks 03.29 de camera wordt gedraaid in de richting van de Nieuwmarkt taxistandplaats/parkeerplaats Geldersekade.
Te zien is dat een in een witte jas met capuchon geklede man kennelijk woorden heeft met een donkerharige vrouw.
Het betreft hier waarschijnlijk de verdachte [verdachte] (witte jas met capuchon) en aangeefster [slachtoffer] (donkerharige vrouw).
Te zien is dat [verdachte] al gebarend bij [slachtoffer] wegloopt en een rugzak van straat oppakt en vervolgens verder loopt, achtervolgd door [slachtoffer].
Te zien is dat [verdachte] stopt en zicht omdraait naar [slachtoffer], deze “vlucht” weg van Assen.
Te zien is dat [slachtoffer] rent naar de ter plaatse gekomen collega’s en zich verschuilt bij het dienstvoertuig.
Te zien is dat [verdachte] wordt aangehouden.
6. Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming (artikel 94 Sv) met nummer PL1300-2016100379-4 van 9 mei 2016 (doorgenummerde pagina 30).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Inbeslagneming
Plaats : [adres 2]
Datum en tijd : 9 mei 2016 te 04:00 uur
Reden : Straatroof
Omstandigheden : Genoemd geldbedrag is tijdens de insluitingsfouillering aangetroffen in de jaszak van de verdachte
Volgnummer 1
Goednummer : PL1300-2016100379-5183603
Categorie omschrijving : Geld
Object : Euro
Aantal/eenheid : 315 Euro
Land : Nederland
Bijzonderheden : 6x 50 eurobiljet, 1x 10 eurobiljet, 1x 5 eurobiljet
7. Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming (artikel 94 Sv) met nummer PL1300-2016100379-5 van 9 mei 2016 (doorgenummerde pagina 30).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Inbeslagneming
Plaats : [adres 2]
Datum en tijd : 9 mei 2016 te 04:00 uur
Reden : Straatroof
Omstandigheden : De verdachte had ten tijde van de aanhouding de genoemde tas in zijn hand
Volgnummer 1
Goednummer : PL1300-2016100379-5183604
Categorie omschrijving : Zak/tas/koffer
Object : Zak (rugzak)
Aantal/eenheid : 1
Land : Nederland
Bijzonderheden : Rugtas met diverse damesartikelen waaronder een uittreksel [op naam van de aangeefster]

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 mei 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rugzak en een portemonnee en een geldbedrag van 315 euro, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij [slachtoffer] met kracht bij de arm heeft vastgepakt en met kracht in de arm van [slachtoffer] heeft geknepen en aan de haren van [slachtoffer] heeft gerukt en [slachtoffer] met gebalde vuist tegen de kaak heeft gestompt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, verzocht eenzelfde straf op te leggen als de politierechter, omdat de verdachte die straf in voorarrest geheel heeft uitgezeten.
Oordeel hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich ‘s nachts op straat schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Daarbij heeft de verdachte het slachtoffer fysiek geweld aangedaan door onder meer met gebalde vuist op haar kaak te slaan en haar rugzak, portemonnee en een geldbedrag van 315 euro weg te nemen. Met zijn handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast heeft hij het gevoel van veiligheid van het slachtoffer, die hevig geëmotioneerd en bang was, aangetast. Bovendien brengen dergelijke misdrijven grote onrust teweeg in de Amsterdamse binnenstad en worden in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid hierdoor versterkt. Het hof rekent dit de verdachte zodanig aan dat niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf, temeer daar de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
22 februari 2018, eerder wegens geweldsmisdrijven onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, met de politierechter en de advocaat-generaal, een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden.

Beslissingen omtrent beslag

Het hof is van oordeel dat het onder de verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag van 315 euro, dient te worden terug gegeven aan [slachtoffer], aanzien zij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan [slachtoffer] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een geldbedrag van 315 euro (beslagnummer 5183603).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. W.M.C. Tilleman en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 maart 2018.
[…]