3.5.Voor de inhoudelijke beoordeling van het geschil acht het hof het navolgende van belang:
- de samenlevingsovereenkomst tussen partijen is ingevolge de opzegging door de vrouw op 17 december 2015 krachtens artikel 3 onder a van de samenlevingsovereenkomst geëindigd met ingang van 18 januari 2016;
- partijen zijn na laatstgenoemde datum beiden met hun kinderen tot 1 maart 2017 in de woning blijven wonen;
- bij brief van 25 april 2016 heeft de vrouw aan de man laten weten dat zij de woning toegedeeld wil krijgen;
- Aardenhout Makelaardij heeft in opdracht van de man op 9 mei 2016 de marktwaarde van de woning ten behoeve van het verkrijgen van een financiering, en rekening houdende met de realisatie van een aanbouw van 4.40 m. diep over de gehele breedte van de woning, de woning getaxeerd op € 649.000,-, en na verbouwing als in dat rapport omschreven op een bedrag van € 829.000,-;
- partijen konden het na de opzegging van de samenlevingsovereenkomst door de vrouw niet eens worden over de zorgregeling van de kinderen en het voortgezet gebruik van de woning;
- bij dagvaarding van 11 januari 2017 heeft de vrouw de man doen dagvaarden voor de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam en heeft zij gevorderd dat zij het uitsluitend gebruik van de woning zou krijgen, alsmede dat de kinderen het hoofdverblijf bij haar zouden hebben en heeft zij vaststelling van een voorlopige zorgregeling gevorderd. De man heeft in reconventie (voor zover thans van belang) primair gevorderd dat hij bij uitsluiting van de vrouw gerechtigd zou zijn tot het gebruik van de woning van vrijdag 12.00 uur tot dinsdag 09.00 uur en de vrouw op de andere dagen en uren. Subsidiair heeft hij gevorderd dat hij bij uitsluiting van de vrouw gerechtigd zou zijn tot het gebruik van de woning en dat de zorg van de kinderen aan hem zou worden toevertrouwd. Meer subsidiair heeft hij een zorgregeling met de kinderen gevorderd;
- de vorderingen van de vrouw zijn toegewezen bij tussenvonnis van 31 januari 2017. In dit tussenvonnis is in 5.7 door de voorzieningenrechter overwogen dat nu geoordeeld was over het uitsluitend gebruik van de woning, alsmede de vaststelling van het hoofdverblijf en de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot de kinderen, de zaak op verzoek van partijen pro forma werd aangehouden tot 28 februari 2017 en dat partijen de voorzieningenrechter uiterlijk die datum nader zouden informeren;
- op verzoek van partijen is het kort geding vervolgens door de voorzieningenrechter enkele malen pro forma aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen een oplossing in der minne te vinden over de bijdrage in de verzorging en opvoeding van de kinderen, de verdeling van de vakanties en feestdagen en de door de vrouw gevorderde achterstallige maandelijkse lasten en gebruiksvergoeding. Omdat partijen daarin niet zijn geslaagd is de behandeling van het kort geding voortgezet op 18 oktober 2017;
- Heeren Makelaars B.V. heeft blijkens het door de vrouw overgelegde taxatierapport van 30 maart 2017 op verzoek van de vrouw de marktwaarde van de woning per 20 maart 2017 getaxeerd op € 475.000,-;
- beide partijen hebben bij de voortzetting van het kort geding hun eis gewijzigd. De vrouw heeft met betrekking tot de woning gevorderd een makelaar te benoemen die samen met de makelaars van partijen de koopprijs van de woning bindend vaststelt, waarna de vrouw binnen twee maanden aan de man zal meedelen of zij de woning toegedeeld wenst te krijgen, bij gebreke waarvan zij zal meewerken aan verkoop. De man heeft met betrekking tot de woning de medewerking van de vrouw aan verkoop van de woning aan een derde gevorderd, alsmede de machtiging om daartoe zelf alle rechtshandelingen te verrichten als de vrouw niet meewerkt aan verkoop en oplevering in lege staat;
- in de samenlevingsovereenkomst tussen partijen is in artikel 4 onder 1 a I bepaald dat partijen met betrekking tot een juridische regeling over de woning – met name over toedeling aan één van partijen – tot overeenstemming dienen te komen binnen drie maanden nadat de ene partij schriftelijk aan de andere partij te kennen heeft gegeven tot het treffen van een juridische regeling te willen overgaan. Onder 1 a II is overeengekomen dat indien partijen niet binnen voornoemde drie maanden termijn tot een oplossing zijn gekomen, zij verplicht zijn mee te werken aan verkoop en overdracht in lege staat van de woning aan (een) derde(n). Omdat de vrouw op 25 april 2016 aan de man heeft meegedeeld aanspraak te willen maken op toedeling van de woning en partijen daarover op 18 oktober 2017 nog geen overeenstemming hadden en dus de in artikel 4 van de samenlevingsovereenkomst genoemde termijn van drie maanden was verstreken, heeft de voorzieningenrechter de vordering van de vrouw in conventie aangaande de woning afgewezen en die van de man in reconventie toegewezen;
- op 16 november 2017 is de woning door ing. P.A. Stefels, makelaar, werkzaam bij Keij & Stefels Makelaars tezamen met Aardenhout Makelaardij en Heeren Makelaars B.V. opgenomen en gewaardeerd tegen een marktwaarde, vrij van huur en gebruik, van € 585.000,-;
- de vrouw heeft meegedeeld de woning tegen dit bedrag toegedeeld te willen krijgen en dit bedrag te kunnen financieren. De man heeft meegedeeld dat de woning aanzienlijk meer waard is dan het getaxeerde bedrag en dat hij wil verkopen tegen de hoogst mogelijke prijs zodat ook hij andere woonruimte kan kopen. Ter gelegenheid van het pleidooi heeft de man gezegd de woning ook wel voor het getaxeerde bedrag toegedeeld te willen krijgen. De benodigde gelden zal zijn moeder, bij wie hij thans inwoont, hem lenen door verkoop van haar eigen woning. De moeder zal dan bij hem in de woning komen wonen.