ECLI:NL:GHAMS:2018:917

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
200.218.056/ 01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek vader om uitbreiding informatieregeling over minderjarige kinderen na veroordeling voor seksueel misbruik

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader om de informatieregeling met betrekking tot zijn twee minderjarige zoons uit te breiden. De vader, die in 2014 veroordeeld is tot tbs vanwege seksueel misbruik van minderjarigen, verzocht om meer informatie over de ontwikkeling van zijn kinderen, [kind a] en [kind b]. De moeder, die het eenhoofdig gezag over de kinderen heeft, verzet zich tegen deze uitbreiding van de informatieregeling. Het hof heeft in zijn overwegingen het belang van de kinderen vooropgesteld en geconcludeerd dat een frequentie van eenmaal per zes maanden voor informatieoverdracht voldoende is. De raad voor de kinderbescherming adviseerde om het verzoek van de vader af te wijzen, omdat een uitbreiding van de informatieregeling voor de moeder veel spanningen met zich meebrengt, wat ook invloed heeft op de kinderen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de vader afgewezen, waarbij het belang van rust en stabiliteit voor de kinderen prevaleert boven de wens van de vader om meer betrokken te zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.218.056/ 01
Zaaknummer rechtbank: C/15/244738/ FA RK 16-3672
Beschikking van de meervoudige kamer van 13 maart 2018 inzake
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. Gonera-Alta te Hoogeveen,
en
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G.F. de Graaf te Alkmaar.
Als belanghebbenden zijn overigens aangemerkt:
- de minderjarige [A] (hierna te noemen: [kind a] );
- de minderjarige [B] (hierna te nomen: [kind b] ),
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie: Haarlem
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 5 april 2017 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 14 juni 2017 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 5 april 2017.
2.2
De moeder heeft op 21 juli 2017 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een brief van de zijde van de vader van 13 juli 2017 met als bijlage het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg van 5 april 2017, ingekomen op 14 juli 2017;
- een brief van de zijde van de vader van 26 januari 2018, ingekomen per fax op gelijke datum.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 31 januari 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door dhr. M. Tiessen.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 2007 met elkaar gehuwd, welk huwelijk op 24 maart 2015 is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Alkmaar van 27 november 2014 in de registers van de burgerlijke stand. Uit het huwelijk zijn geboren [kind a] , [in] 2011, en [kind b] , [in] 2013. De vader heeft uit een eerder huwelijk een zoon en een dochter.
3.2
De vader is bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 18 november 2014 veroordeeld voor seksueel misbruik van zijn dochter en de dochter van vrienden, het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno en het in bezit hebben van dierenporno. De vader is ter zake van deze feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar met aftrek van voorarrest en tot TBS met voorwaarden. De voorwaarden houden in dat hij gedurende de TBS geen contact opneemt met de kinderen, dat hij zich houdt aan de aanwijzingen van en afspraken met de reclassering en dat hij medewerking verleent aan de geïndiceerde behandeling bij een forensische polikliniek, zoals de Waag.
3.3
De raad heeft op verzoek van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, onderzoek verricht met betrekking tot de vraag of grond bestaat voor wijziging van het gezag over de kinderen en of een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen in hun belang is. Op 3 april 2015 heeft de raad rapport uitgebracht en daarin geadviseerd het verzoek van de moeder om haar te belasten met het eenhoofdig gezag toe te wijzen en de vader het recht op omgang te ontzeggen.
3.4
Bij beschikking van rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 2 juli 2015 is de moeder belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen en is het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en de kinderen afgewezen.
3.5
De moeder informeert de vader sindsdien eenmaal per zes maanden over de ontwikkeling van de kinderen.
3.6
[kind a] heeft tot in 2015 traumabehandeling gehad bij het KJTC en hij heeft vanwege angstig en teruggetrokken gedrag extra begeleiding gehad op school.
3.7
De vader is op 2 februari 2016 in vrijheid gesteld. Vanaf maart 2016 volgde hij in het kader van zijn TBS een behandeling bij Ambulante Forensische Psychiatrie Noord (AFPN) van GGZ Drenthe in [plaats a] . Van februari 2016 tot juni 2016 woonde de vader bij Zorggroep [de zorggroep] in [plaats b] , waarna hij is overgeplaatst naar een begeleid wonen locatie (RIBW) van GGZ Drenthe in [plaats a] .
3.8
Bij beslissing van 31 augustus 2017 van de rechtbank Midden-Nederland is de aan de vader opgelegde TBS met voorwaarden omgezet in een TBS met verpleging van overheidswege en is bevolen dat de vader alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking zijn, kort gezegd, het primaire verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling met de kinderen en het subsidiaire verzoek een uitgebreidere informatieregeling te bepalen, afgewezen.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, uitvoerbaar bij voorraad de GGZ in samenspraak met de reclassering stapsgewijs te laten beoordelen hoe contacten met de familie/het systeem verlopen, in hoeverre het mogelijk en haalbaar is om aan een mogelijk herstel te kunnen werken, en om de beoordeling of vader op enig moment in het behandelproces kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang te laten beoordelen door de systeemtherapeut, althans een zodanige beslissing te geven als het hof juist zal achten.
4.3
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Omgang
5.1
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is namens de vader aangevoerd dat het hoger beroep voor zover dat betrekking heeft op de afwijzing van het verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling, niet langer wordt gehandhaafd. De in de aangevoerde grief ter zake van de omgangsregeling naar voren gebrachte stellingen behoeven daarom geen bespreking meer.
Informatieregeling
5.2
Op grond van artikel 1:377b lid 1 BW is de met het gezag belaste ouder gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derden – over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
5.3
Het verzoek van de vader moet, blijkens zijn beroepschrift en de daarop tijdens de mondelinge behandeling gegeven toelichting, aldus worden begrepen dat hij verzoekt een uitgebreidere informatieregeling te bepalen, in die zin dat de vrouw hem eenmaal per maand of eenmaal per drie maanden zal informeren over (de ontwikkeling van) de kinderen en hem tekeningen en foto’s van de kinderen zal toesturen. Aan zijn verzoek legt de man ten grondslag dat hij, ondanks de door hem begane delicten, de vader van de kinderen is en blijft, dat hij graag een positieve rol in hun leven wil spelen en dat het in het belang van de kinderen is om ook zijn goede kant te leren kennen. De man heeft thans het gevoel niet meer voor de kinderen te bestaan en door het gebrek aan informatie over de kinderen extra te worden gestraft. De vrouw verzet zich tegen een uitbreiding van de informatieregeling.
5.4
De raad adviseert het verzoek van de vader, gelet op het belang van de kinderen, af te wijzen. De kinderen zijn thans gebaat bij rust. Het informeren van de vader brengt voor de moeder veel spanningen mee, hetgeen zijn weerslag heeft op de kinderen. Een uitbreiding van de informatieregeling is daarom niet wenselijk. Ditzelfde geldt voor het verstrekken van foto’s van de kinderen aan de vader. Vanwege de aard van de door de vader begane delicten en de jonge leeftijd van de kinderen (zijnde de leeftijd van de slachtoffers van de vader), veroorzaakt het moeten toezenden van foto’s, hoe neutraal ook, veel angst bij de moeder. Ook is niet wenselijk de kinderen onder dwang tekeningen te laten maken om deze aan de vader toe te kunnen zenden. Voorkomen moet worden dat de moeder en de kinderen gevangen blijven in de problematiek van de vader.
5.5
Het hof acht het met het oog op de toekomst, waarin de kinderen wellicht vragen zullen hebben over hun vader en mogelijk contact met hem willen, in het belang van de kinderen dat de vader in elk geval op hoofdlijnen op de hoogte blijft van hun ontwikkeling. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat een informatiefrequentie van eenmaal per zes maanden voldoende is. Daarvoor is het navolgende redengevend. Blijkens de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting gaat het thans redelijk goed met de kinderen. [kind a] heeft zijn therapie afgerond en ontwikkelt zich, net als [kind b] , goed. Er is echter nog sprake van een wankel evenwicht dat de moeder met de kinderen heeft opgebouwd. Het informeren van de vader over de kinderen vraagt veel van de moeder en brengt nog steeds grote spanningen voor haar met zich. De veroordeling van de vader in november 2014, voor ernstige feiten waarbij jonge kinderen waren betrokken, is immers relatief kort geleden en recentelijk is alsnog de verpleging van overheidswege van de vader bevolen, omdat de vader delictgerelateerde voorwerpen in zijn bezit had en daar geen openheid van zaken over had gegeven. Aannemelijk is dat de spanningen bij de moeder hun weerslag hebben op de kinderen. Een uitbreiding van de informatieregeling zal meer spanningen met zich brengen en daarom voor de kinderen te belastend zijn. Hoewel het hof de wens van de vader om meer betrokken te blijven in het leven van de kinderen begrijpt, dient het belang van de kinderen bij rust en stabiliteit te prevaleren boven het belang van de vader bij frequentere informatie. Het hof acht een frequentie van eenmaal per zes maanden dan ook reëel. Daarbij wordt opgemerkt dat van de moeder mag worden verwacht dat zij de vader van bijzondere/ingrijpende gebeurtenissen rond de kinderen (zoals een ziekenhuisopname) separaat op korte termijn op de hoogte stelt.
5.6
Gelet op de aard van de delicten waarvoor de vader is veroordeeld en de leeftijd van de kinderen en vanwege de recente gebeurtenissen rond de vader, kan niet van de moeder worden gevergd dat zij foto’s van de kinderen aan de vader stuurt. Wel heeft de moeder tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld er geen bezwaar tegen te hebben nu en dan een tekening van de kinderen aan de vader te sturen. Omdat het niet in het belang van de kinderen moet worden geacht indien dit onder dwang zou moeten gebeuren, zal het hof het aan de vrouw laten of en wanneer zij een tekening aan de man wil sturen.
5.7
Het voorgaande brengt mee dat het verzoek van de vader om een uitgebreidere informatieregeling te bepalen, zal worden afgewezen. De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.A.M. Tijhuis, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. M.E. Burger, bijgestaan door mr Y. ten Kate als griffier en is op 13 maart 2018 in het openbaar uitgesproken.