Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
6. De strafbaarheid van het feit en van de verdachte
Ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding
Strafbaarheid van het feit
Strafbaarheid van de verdachte
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor geweldsdelicten, waarbij hij zich had verdedigd tegen een wederrechtelijke aanranding. De verdachte had een messteek in zijn rug gekregen van de aangever, wat leidde tot een gewelddadige confrontatie tussen hen. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, maar het hof oordeelde dat de reactie van de verdachte niet in verhouding stond tot de aanranding. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, waarbij het de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot noodweer(exces) verving door eigen overwegingen. Het hof concludeerde dat niet aannemelijk was geworden dat het handelen van de verdachte het gevolg was van een hevige gemoedsbeweging door de aanranding. De verdachte werd schuldig bevonden aan de hem ten laste gelegde feiten en de strafbaarheid werd niet uitgesloten. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van vijf maanden geëist, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en het hof volgde deze eis in zijn beslissing.