In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten in haar woning te Aalsmeer op 25 februari 2015. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de teelt en het aanwezig hebben van hennepplanten, waarbij de verdachte werd beschuldigd van medeplegen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 januari 2018 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte niet op de hoogte was van de hennepstekkerij in haar woning. Het hof heeft echter overwogen dat de verdachte toestemming heeft gegeven voor de binnentreding van haar woning en ongevraagd heeft aangegeven dat er hennepplanten aanwezig waren. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte wetenschap had van de hennepstekkerij en dat zij daarover de beschikkingsmacht had. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen, maar het primair ten laste gelegde bewezen verklaard. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.