ECLI:NL:GHAMS:2018:896

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
23-001086-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepstekkerij in woning, geen medeplegen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten in haar woning te Aalsmeer op 25 februari 2015. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de teelt en het aanwezig hebben van hennepplanten, waarbij de verdachte werd beschuldigd van medeplegen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 januari 2018 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte niet op de hoogte was van de hennepstekkerij in haar woning. Het hof heeft echter overwogen dat de verdachte toestemming heeft gegeven voor de binnentreding van haar woning en ongevraagd heeft aangegeven dat er hennepplanten aanwezig waren. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte wetenschap had van de hennepstekkerij en dat zij daarover de beschikkingsmacht had. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het medeplegen, maar het primair ten laste gelegde bewezen verklaard. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001086-17
Datum uitspraak: 17 januari 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-125768-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 januari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
zij op of omstreeks 25 februari 2015 te Aalsmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) ongeveer 908, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair
een of meer personen op of omstreeks 25 februari 2015 te Aalsmeer, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/ hebben gehad (in een pand aan de [adres 2]) ongeveer 908, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welke misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 25 februari 2015 te Aalsmeer, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/ personen voornoemd pand voor de teelt/ het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat de verdachte niet wist, maar slechts vermoedde dat zich een hennepstekkerij bevond in het pand aan de Stommeerkade waar zij woonachtig was.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 25 februari 2015 aan de verbalisanten toestemming tot de binnentreding van haar woning aan de [adres 2] te Aalsmeer heeft gegeven. De verdachte heeft daarbij ongevraagd tegen de verbalisanten gezegd: “ik verwachtte u al” en “boven staan de plantjes en ik zal u de weg wijzen”. Op de bovenetage hebben de verbalisanten vervolgens 908 hennepstekken aangetroffen. Tegen één van de verbalisanten heeft de verdachte tevens verklaard: “ik woon samen met mijn vriend [naam]. Boven is inderdaad de door mij aan u aangewezen stekkerij”.
Reeds uit het voorgaande volgt dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de hennepstekkerij in haar woning en dat zij daarover de beschikkingsmacht had. Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte die hennepstekken opzettelijk aanwezig heeft gehad, zoals primair ten laste gelegd.
Uit het dossier blijkt onvoldoende dat de verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd, zodat de verdachte, anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, van het ten laste gelegde medeplegen moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 25 februari 2015 te Aalsmeer, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres 2] hennepplanten of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht de verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepstekken. Door aldus te handelen heeft zij de handel in hennep in stand gehouden. Bovendien kan het gebruik van hennep schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van de gebruikers en is het gebruik hiervan bezwarend voor de samenleving, onder meer vanwege de daarmee gepaard gaande andere vormen van criminaliteit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 december 2017 is zij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Uit het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat de gevolgen van het bewezenverklaarde feit voor de verdachte ingrijpend zijn geweest: zij is destijds haar huisvesting en haar baan in de beveiliging kwijtgeraakt. Op dit moment heeft de verdachte een tijdelijke baan als medewerker klantenservice en draagt zij de zorg voor haar tweejarige dochter. Het voorgaande leidt niet tot de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf, zoals door de raadsman is bepleit, maar geeft het hof wel aanleiding de taakstraf zoals door de politierechter is opgelegd te matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. M. Lolkema en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 januari 2018.
mr. M. Lolkema is buiten staat dit arrest te ondertekenen.